Friday, October 29, 2010

Haar Maradona


Eigenaar Carmine Alcidi van bar Nilo in Spaccanapoli schonk een steile espresso van Kimbo. Niet met de machine, maar met de hand. Niet in een droog, maar in een nat kopje. Sterk en dwars, daar houden ze in Napels van. En daarna hing Carmine de prachtige anecdote over de heilige haar van Diego Armando Maradona nog maar eens op. Doet het altijd goed bij de toeristen, weet je wel. Want die komen heus niet alleen naar Napels voor wildwestverhalen over de camorra, laat staan dat ze over de ontstaansgeschiedenis van de pizza Margherita in zesentwintig delen willen horen.

Afijn, die haar dus. En die haar die hing niet, die lág. Op de schouder van el Pibe de Oro, terwijl de stervoetballer van de SSC Napoli op een mooie dag eind jaren tachtig, met Alemao, Careca en al die andere ploeggenoten van Buitoni in het vliegtuig zat, onderweg naar Milaan. Een paar rijen verderop zat Carmine Alcidi, de mazzelaar. En zo kon het gebeuren dat Alcidi, hoog in de hemel, een heilige haar op Maradona’s leren jekkie zag liggen. Een krullend exemplaar van zo’n tien centimeter lang. Alcidi bedacht zich geen moment, plukte de lok van pluisje’s schouder en nam de haar daarna mee terug naar ‘la mia bella Napule’, waar de originale santo e miracoloso capello di Diego sindsdien in een kapelletje bij bar Nilo buiten aan de muur wordt bewaard, als een kostbare relikwie, gelijk het gestolde bloed van patroonheilige San Gennaro een eindje verderop in de Duomo.

Een haar als icoon klinkt overdreven, maar overdrijving bestaat in Napels niet. En Maradona is er heilig. Ook anno 2o1o. Omdat Diego de stad prijzen, roem en eeuwige vreugde bracht. Maradona IS een Napolitaan. Een rebel die zichzelf herkende in de opstandige jongeren in de Spaanse wijk op straat. Die zei wat hij dacht en het opnam tegen de gevestigde orde. En dat nog wel tijdens een periode van scherpe tegenstellingen tussen Noord en Zuid. Napoli werd gezien als een rovershol; stad van chaos, armoede en wanorde. En toen stond de Messias plotseling op. En werd Napoli de beste van allemaal.

Nooit zullen de fans vergeten wat Maradona zei toen hem door een journalist van een Milanese sportkrant werd gevraagd wat nou eigenlijk mooier was, wereldkampioen worden met Argentinië of het scudetto winnen met Napoli? En Diego zei: ‘Niets is mooier dan winnen in eigen huis. En Napoli is mijn thuis’.

Hallelujah! Il Diegum!

En ach, wat kon het de Napolitanen verder schelen dat hij het ondertussen ook met maffiabazen, transseksuelen en de ex-vriendin van Björn Borg hield. Met of zonder coke? als-ie maar scoorde.

Morgen wordt il Mito vijftig. Een mijlpaal die Maradona het liefst in Napels had gevierd, maar de Italiaanse fiscus stak daar een stokje voor. Die wil eerst nog 38 miljoen euro zien. De Napolitaanse Maratona Maradona gaat hoe dan ook door. Dan maar zonder Diego. Om te beginnen om 08.10 uur morgenvroeg bij bar Nilo op de stoep. Snel een schietgebedje aan de voet van de Heilige Haar en daarna een ijzersterke koffie Kimbo.

Farfalla Granata



Ik hou wel van een beetje heldenverering op z'n tijd. En dus keek ik onlangs met veel plezier naar een in memoriam op de Belgische televisie om ons, weemoedige voetbalfans, eraan te herinneren dat het alweer vijfentwintig jaar geleden is dat Ludo Coeck, één van België's grootste en meest kleurrijke voetballers aller tijden, aan de gevolgen van een auto-ongeluk overleed. De spelmaker was pas dertig jaar oud toen een klapband zijn BMW onbestuurbaar maakte en Coeck op de E19 bij Rumst op de vangrail knalde.

In korrelig beeld kwam de blonde god deze week weer tot leven. Ik zag de voetballer uithalen en scoren. Van afstand en uit stand. In het shirt van Anderlecht en dat van Inter en met zijn billen in zo'n fijne strakke eighties voetbalbroek verpakt. En Raymond van 't Groenewoud ondertussen maar zingen:

De huwelijksharmonie is zoek
Sinds zij steeds smelt voor Ludo Coeck
Ze heeft een held met korte broek
Zo jong en mooi, 't is Ludo Coeck
Koekoek, koekoek.

Echte helden sterven vaak jong. Zoals in Nederland de tragische Tommy Krommendijk overkwam en in Italië Gigi Meroni.



Torino had op een druilerige oktoberavond in 1967 amper van Sampdoria gewonnen of de ster van het elftal, de pas 24-jarige Meroni, werd voor de deur van bar Zambon in Turijn door een Fiat 124 coupé op de motorkap genomen.

Attilio Romero, de toenmalige bestuurder en latere voorzitter van Torino Calcio, is de klap van het doden van zijn eigen idool nog amper niet te boven. Langs de corso Re Umberto worden op de plek van het ongeval elke dag verse bloemen in de kelk gezet. Rozen. Rode.

Ze noemden hem de vijfde Beatle, de Italiaanse George Best, la farfalla granata (de granaatkleurige vlinder), Calimero of gewoon zigeuner, vanwege Meroni's drang naar vrijheid. Regelmatig werd door de clubleiding een envelopje met wat lires bij Meroni thuis bezorgd, met het verzoek om eens naar de kapper te gaan. En zelfs de eigen aanhang zong: 'Gigi, ga je haar eens wassen'. Maar Meroni voetbalde vrolijk voort, met lange manen én baard, wat hem zijn plek in de nationale ploeg kostte.

Meroni was een rebel, zowel binnen als buiten de lijnen. Een klassieke dribbelaar die met zijn acties en doelpunten niet alleen de fans in stadion Filadelfia, maar een hele stad en later een heel land in vervoering bracht. Meroni liet zien wat voetbal werkelijk was; fantasie en magie. En tussen de wedstrijden door schilderde hij er lustig op los, op de maat van de muziek van de Rolling Stones. Niet in een door de club gefinancierde chique villa naast andere voetbalgezinnetjes, maar op een piepklein zolderkamertje in het centrum van de stad.

Deze week is het al weer 43 jaar geleden dat la farfalla granata op nat asfalt overleed. In Turijn zien ze hem nóg flaneren langs de etalages in de Via Roma. In een door hemzelf ontworpen futuristisch pak met lange puntkragen en psychedelische patronen en met een felle haan in plaats van een keurig schoothondje aan de lijn.

Echt legendes sterven nooit.

Magnesium snuiven


Dan sprong je op je vrije woensdagmiddag als een dartel hert de zompige gymzaal binnen van OWS (de O is van Onder Rooms Vaandel, de W van Waalwijkse Gymnastiekvereniging en de S van Sport Staalt de Spieren), in je fris gewassen turnpak in zwart en wit, je haar op een staart en met van die soepele gymschoentjes aan je voeten. En dan dook je dus als eerste op de bak met wit poeder af.
Net zoals de volwassen gymnasten deden, zoals Jan de Groot, een lokale turnheld en in 1984 Waalwijks eerste Nederlands kampioen van voor het tijdperk Van Gelder. Voor je het wist ontstond er in het toestellenhok een stofwolk van jewelste.

Opperste staat van opwinding, dat was het. En de geur van het magische witte poeder zit na al die jaren nog steeds in mijn neus. Geen cocaïne, maar magnesiumpoeder: 'een stof die zweet absorbeert, de handen stroef maakt en de professionele turner aan de ringen of op de brug ongelijke leggers extra grip geeft'.

We waren acht, negen jaar misschien. Professioneel waren we zeker niet, maar met het gipspoeder aan je handen voelde iedere turnster zich een beetje kampioen.

En ach, wat kon het verder donderen dat je tijdens een selectiewedstrijd, met je familie op de tribune, je handen niet plaatste óp maar náást de balk en zodoende je moeder haar eerste hartverzakking bezorgde? Het waren de vroege jaren tachtig, Yuri van Gelder zat nog in de luiers en hing nog niet aan de ringen en turnen was in Waalwijk een reuze-hippe sport.

Bij mij zaten twee jeugdkampioenen op school en die flikflakten er op het schoolplein vrolijk op los of stonden soms het hele speelkwartier in handstand tegen de muur. Dat werkte zó aanstekelijk dat niet veel later de hele school maar op z'n kop besloot te gaan staan, wat een van de docenten dan weer op het lumineuze idee bracht om aan De Eerste de Beste mee te doen; zo'n typisch eighties programma van de TROS waarin mensen recordpogingen mochten doen, zoals badmutsenvullen in een zwembad in Roermond. Hilarische toestanden, totdat de Belgische stuntman Alain Vincx tijdens zijn recordpoging om met een Camero door drie stadsbussen te willen rammen, in bus II al werd onthoofd. Toen was de lol er snel van af.

Terug naar het turnen. En naar Yuri van Gelder, twintig jaar later De Eerste de Beste turner die Waalwijk én Nederland ooit heeft voortgebracht. Komend weekeinde had-ie moeten vlammen tijdens de wereldkampioenschappen turnen in eigen land. Het mocht niet zo zijn. 'Vanwege medische redenen van persoonlijke aard', was de bond wazig.

Ik stel me hem juist nu - in het oog van de storm - weer voor als dat dappere 5-jarige jongetje dat leerde turnen in een gymzaal in Waalwijk, net als ik. Die zijn gymleraren meteen versteld deed staan van zijn talent, maar dat zelf niet eens in de gaten had. Yuri droomde van eerherstel in Rotterdam, maar bezweek onder de druk. De wereld denkt volgens Yuri ten onrechte aan coke, terwijl hij de afgelopen maanden alleen maar magnesiumpoeder snoof.

Ben Johnson


Terwijl Tour de France-winnaar Alberto Contador zijn onschuld nog probeert te bewijzen - met sporen van clenbuterol en schilfertjes plastic flamenco dansend in zijn Spaanse bloed - kwam Ettore Torri van het Italiaanse anti-dopingcomité deze week met de uitspraak 'dat iedere wielrenner uit het profpeloton doping gebruikt'. Apriti cielo! Oftewel: En toen brak de hel los.

'Die komt ons vertellen dat hij het warm water heeft uitgevonden', merkte mijn wielervriend Giuliano enigzins cynisch op. Maar de uitspraak van de openbaar aanklager is toch opmerkelijk. Vooral omdat de onafhankelijk geachte Torri met zijn tijding de schijn heeft gewekt bevooroordeeld en partijdig te zijn, gelijk de rechters in het proces tegen PVV-leider Geert Wilders. Niet zo verwonderlijk dat de Italiaanse wielerwereld nu op z'n Moszkowicz' om Torri's opstappen heeft gevraagd. Hoeven ze de lastige dopingjager tenminste niet in het beton te storten om van hem af te zijn.

Torri zei trouwens ook dat doping, mits niet schadelijk voor de gezondheid, stante pede gelegaliseerd zou moeten worden om valse concurrentie tegen te gaan. En laat dát precies negenentwintig jaar geleden nou de reden zijn geweest voor sprinter Ben Johnson om zich vol te pompen met spierversterkende middelen zoals het verboden goedje stanozolol. Het Canadese sprintkanon, dat tijdens de Spelen van 1988 als eerste échte grote vis op doping werd betrapt, komt met die verklaring in zijn biografie Seoul to Soul, een boek dat begin volgende maand uitkomt.

Johnson legt uit hoe het zo allemaal kwam en dat het zijn trainer Charlie Francis was die zei, dat je alleen dán valsspeelt als je de enige bent die het doet. This means if the other guys are doing it, and you start doing the same thing, it's not cheating. En dus begon Ben op zijn puberkamertje dan ook maar met spuiten en slikken, een aanpak die zeven jaar later in Seoul zou leiden tot rood doorlopen ogen en goud tijdens een legendarische 100 meter sprint. Wat daarna volgde is genoegzaam bekend. Een positief plasje, weg goud, einde carrière en Johnson voor eeuwig gebrandmerkt als de afgezant van al 't dopingkwaad.

Persoonlijk was ik trouwens altijd vóór Ben Johnson. Zal iets met sympathie voor de underdog te maken hebben. Willem II kiezen in plaats van Ajax. Hoe dan ook, op de sintelbaan in Waalwijk deed ik Ben Johnson na. Knállen uit die startblokken, met twee benen tegelijk en dan zo snel mogelijk door van huis naar kantoor, totdat ik op een mooie dag in 1987 de zestig meter sprint zomaar in Johnson's wereldrecordtijd op de honderd meter liep: 9,83 seconden. Mijn leven kon niet meer stuk.

Dat van Johnson wel. De hysterie rond zijn persoon heeft van hem een eenzaam man gemaakt. Schuldgevoelens leidden tot angstaanvallen en depressies. Tweeëntwintig jaar lang worstelde Ben Johnson om boven te komen. But I'm finally coming out of this hole, by the grace of God, and it's time to tell my story. Met het voltooien van zijn biografie hoopt Johnson de zwartste periode van zijn leven te hebben afgesloten. Wat mij betreft heeft zijn straf lang genoeg geduurd.

Helden en ik


Ik kan me soms als een vreselijke bakvis gedragen. Zoals die keer dat ik wielrenner Andrea Tafi voorbijreed op de boulevard van Forte dei Marmi. Ik in de auto, il gladiatore op de fiets. Dat gevoel dat de adrenaline zich plots in alle hevigheid door je lichaam verspreidt. Een zweetlozing hier, rode konen daar en een hart in de hoogste versnelling.
Daar heb 'm, daar-heb-je-'m! Tafi, Tafi, Tafíííí! Dat je niet meer nadenkt, maar gewoon doet. Zoals het raam naar beneden draaien en met vijftig kilometer in het uur heel hard naar Tafi blèren dat hij mijn grootste wielerheld allertijden is omdat hij tijdens Parijs - Roubaix van 1999, met die machtige turbodijen van 'm, de klinkers zo heerlijk uit de grond reed.

Maar het kan dus ook anders. Zoals die keer dat ik zomaar naast Ernst Jansz van Doe Maar stond te tanken bij benzinestation De Lucht. Jansz Euro 95, ik diesel bij pomp drie. Tsja, wat doe je dan? Nou gewoon. Beetje schaapachtig lachen naar je popheld van vroeger, in tegenstelling tot wat je je in je stoutste puberdromen had voorgesteld, totdat de diesel vanzelf weer naar buiten gutste. En weg was Jansz.

Twee dagen na de EK-finale van 2000 zat ik in een D-Reizenwinkel in de Bilderdijk-straat in Amsterdam-West. Het dramatische verlies van het Nederlands elftal in de halve finale tegen Italië - toen ik na afloop als een geslagen hond op de tribune zat, met overal dansende tifosi om me heen - was nog niet verteerd en ik dacht dat een reis naar Corsica wel verlichting zou brengen. Het was warm in het reisbureau, het computersysteem bleek van slag en de juffrouw achter de balie waarschuwde voor lange wachttijden. Plots klonk er geclaxoneer vanaf de overkant van de straat waar een Range Rover voor de deur van Café Mieke stond dubbelgeparkeerd. Achter het stuur van een Nissan Sunny zat een man met een hoofd zo rood als een tomaat en die riep: 'Rot op met die pleuriswagen van je, man'. En toen: 'Verrek, daar heppie Frénk!' Voor ik het wist holde ik de straat al over. Slalommend tussen auto's en trams door, tot vlak voor de neus van Frenk Rijkaard. Tja. Wat stamel je dan? Dat je na het Europees kampioenschap van 1988 een van je goudvissen naar hem hebt vernoemd? Want je gaat midden op de trambaan ook niet over het missen van vijf strafschoppen of over de tranen na afloop in de spelersbus beginnen.

1, 2, 3 huppakee. Moed verzamelen dan maar en beginnen met: 'Hoi. Frenk. Hoe gaat het?' En toen zat de ontmoeting er snel weer op.
Het bakvissenmoment van deze week was voor Marcello Lippi weggelegd. Want opeens stond-ie daar, de grijze eminentie met sigaar, onder een boom op de Piazzale Verdi in Lucca. Heb me dit keer gedragen. Lippi keurig een hand gegeven en daarna heel professioneel om zijn telefoonnummer gevraagd. De hittepetit van weleer is eindelijk volwassen geworden.

Poezie


Staat in het Nederlands woordenboek:
Poëzie' v (Fr.) 1. Dichtkunst: lyrische, epische, didactische en dramatische ~ ; de beoefening der ~ 2. Korte, literaire teksten; 3. Dichterlijk gevoel, dichterlijke bekoring ~

Ik denk dan aan Komrij, Deelder of Dijkshoorn voor mijn part. Maar in de voetbalverslaggevers Jack van Gelder en Bas Ticheler schuilt blijkbaar ook talent. Het was Rogier Cornelisse die dat deze zomer ontdekte toen hij tijdens het WK in Zuid-Afrika met zijn oor aan de radio gekluisterd zat en de dichterlijke bekoring binnen voelde gutsen werkelijk.

Deze week heeft Cornelisse zijn boekje 'Hij zit erin' gepresenteerd. In de dichtbundel is elk WK-doelpunt van Oranje nu een gedicht. Audio verwerd zo poëzie. Leuk idee. Dat wel.

Maar als Van Gelder en Ticheler het kunnen, dan Theo Koomen toch zeker ook?

Met hele andere oren heb ik deze week opnieuw naar Koomen geluisterd, tijdens zijn commentaar van de Europa Cup-wedstrijd Feyenoord tegen AC Milan, in het najaar van 1969.

Van Hanegem, Jansen en Moulijn tegenover Sormani, Prati en Rivera, in de Rotterdamse Kuip. Een kaartje in vak GG kostte slechts vier gulden en het was Theo Koomen die riep:

Zeer bekwaam
uitstekend gedaan
Theo van Duivenbode.
Goed geplaatst
naar Wim Jansen
Jansen schiet.
Hoog
Of toch niet?
Hij zit erin
Hij zit erin
Ik kan het niet geloven
En Cudicini staat daar maar
verslagen in zijn doel.
En Jansen wordt
door alle Feyenoorders
omhelsd en gepakt.
Iedereen
is gek geworden.
Men staat hier
te dansen voor mijn raam.
1-0
voor Feyenoord
in de 7de minuut.

Ik vind de poëzie van Koomen met terug- werkende kracht een geweldige opsteker voor al te sombere Feyenoord-fans vanwege een plek in het rechterrijtje, zoals ik tijdens een neerslachtige bui graag wat opbeurends van Willem Wilmink pleeg te lezen.

In Italië schreef Umberto Saba ooit vijf prachtige gedichten over calcio, maar televisiecommentator Fabio Caressa kan er ook wat van.

Rijmen en dichten, zonder zijn hemd op te lichten. Op z'n Van Gelders. Zoals tijdens de finale van het WK van 2006 in Berlijn:

Totti, Toni, Grosso
Pirlo pronto
Gól!
Ma-te-ra-zzi!
Gól!
Ma-te-ra-zzi!
E siamo
ancora
vivi.
(en we zijn, nog steeds, in leven)

Ik verheug me nu al op Ajax - AC Milan van dinsdag. Met Fabio Caressa en Jack van Gelder samen op de tribune in de Amsterdam Arena, tijdens de avond van de poëzie.

Camera's in de kleedkamer


Het was in een tijd dat de kleedkamers in De Kuip zich nog aan de achterkant (of was het juist de voorkant?) van het stadion bevonden, het Nederlands elftal in Rotterdam net een EK-kwalificatiewedstrijd had gespeeld en de student journalistiek met trillende benen en met klotsende oksels voor de ingang naar de spelerstunnel stond.

Persconferenties bestonden al wel, maar mixed zones nog niet en dus stond heel sportjournalistiek Nederland na afloop te trappelen van ongeduld om richting kleedkamer te mogen voor een quotje links of rechts. Voor de reporter van de schoolkrant was het extra spannend allemaal en ik geloof dat het Jack van Gelder uiteindelijk was die adviseerde om maar gewoon achter de meute aan te hollen. ,,Zodra de poorten opengaan."

Een meute was precies het juiste woord. Een meute was wat we waren. Klaar voor de start, áf! Zoals een kudde opgewonden gnoes met z'n tienduizenden tegelijk over de steppen kunnen denderen, van de ene opgedroogde drinkplaats naar de volgende waterbron, zo denderden wij in de catacomben door de gang. Over het houten plankier, achter de geur van massage-olie en fris gewassen voetballers aan. Niet omkijken maar doorhollen. In een rechte lijn en helemaal aan het einde naar links.

Toen de stofwolk eenmaal was neergedaald en de microfoons getrokken, staarde ik tegen het blote achterwerk van Frank Rijkaard aan en werd door de materiaalman van het Nederlands elftal buiten gezet. Mannen met schrijfblokken, soit weet je wel, maar een meisje met een My first Sony-bandrecorder in de kleedkamer toch zeker niet? Wat gegrinnik en geginnegap later zat ik in m'n eentje op een bankje op de gang. En maar wachten. Ook goed. Want je moet niet overal bij willen zijn.

Niet dus. In Italië zijn de alziende en almachtige camera's van betaalzender Sky inmiddels ook tot de kleedkamers doorgedrongen. En dus zat ik afgelopen weekend tegen de slip van Francesco Totti aan te kijken en zag hoe Daniele De Rossi aan zijn coglioni's zat te krabben. In de kleedkamer van Bari veel dure designtassen van Louis Vuitton op de grond, in schril contrast met een roestig winkelwagentje in het midden, voor het dumpen van de vuile was. Spelers zwaaiden vrolijk naar hun vaders en moeders thuis voor de buis, waarna de camera langs trainer Ventura pande die de fenomenale oneliner 'se vogliamo, possiamo' (als we 't willen, kunnen we 't) op het whitemarkerbord had gezet. Tsjonge, jonge, jonge. Wat een wijsheid.

Commentator Mario Sconcerti van Sky zei dat hij binnen het voetbal zelfs in de kleinste details geïnteresseerd is, maar ik vroeg me af wat de toegevoegde waarde is van tweeëntwintig föhns in de kleedkamer van AC Milan aan de wand? Graag had ik een woedende Del Piero na het 1-0 verlies tegen Bari een gat in de deur zien trappen, of trainer Del Neri zien neerhoeken voor mijn part, maar dát zagen we dan weer niet.

Maar goed ook. Het mogen moderne voetbaltijden zijn; in de kleedkamer na afloop horen de spelers veilig te zijn. Net als vroeger.

Saturday, September 04, 2010


Eigenlijk kun je Jean Nelissen alleen maar dankbaar zijn. Ik in ieder geval wel. Als het niet aan Nelissen had gelegen, zou ik tijdens het voorjaar van 2006 nooit bij Andrea Carrea op bezoek zijn geweest. Als het niet aan Jean had gelegen, zou ik zelfs nooit van de meesterknecht van Fausto Coppi hebben gehoord.

Ach, wie kende Jean niet? En andersom. Bij iedere renner een mooi verhaal. Over grootmoeders, achterneven, schoothondjes en buitenechtelijke relaties.

Onderweg in de auto naar Cassano Spinola, een gehucht tussen Castellania en Novi Ligure, vertelde Nelissen honderduit. Over Carrea natuurlijk, maar ook over la dama bianca, de maitresse en latere tweede vrouw van Coppi die nog in Novi Ligure had gewoond en bij wie Jean ooit ook met een camera op bezoek was geweest. 'Prachtige vrouw, legendarische middag', zei Jean. Met veel drank op tafel en de dame in het wit die haar geheimen prijs gaf.

Zo krom als een hoepel zat de inmiddels fragiele wielercommentator in de auto van de NOS, maar in zijn geheugen vielen nog geen gaten. Hij vertelde over die ene keer dat Carrea tijdens de Tour de France van 1952 achter een groepje vluchters aanging om de status van zijn kopman te verdedigen, maar aan de meet zélf de gele trui veroverde. Per ongeluk. Voor Carrea, de personificatie van onbaatzuchtigheid, voelde het als hoogverraad. De officials hebben hem het podium op moeten sleuren waar Sandrino met een gezicht als een oorwurm de gele trui in ontvangst nam. 'De tranen biggelden over zijn wangen', zei Jean.

En daar zaten we dan, aan de keukentafel van Andrea Carrea. Er werd witte wijn geserveerd, veel witte wijn. Mevrouw Carrea holde van hot naar her, serveerde dolce en nog meer zelfgestookte vino bianco en trok ondertussen wat oude kampioenstruien en sjerpen uit de kast.

Jean hield voor de camera vol trots een oude tricolores van Carrea in de lucht. Ah, daar werd ook de roze trui van de campionissimo zelf uit de mottenballen gevist. Carrea had het wollen tricot in 1949 met goedkeuring van Coppi uit diens valies gegrist en mee naar huis genomen, waar de relikwie sindsdien wordt bewaard in een laatje onderin de kast.

Mevrouw Carrea hangt het tricot elk jaar een middagje buiten om te luchten. Dan komen de tifosi van heinde en verre om het te zien wapperen in de wind. Echt waar. 'Er is al eens vijftigduizend euro voor het shirt geboden maar het tricot is niet te koop', schudde Carrea met zijn hoofd. We hieven het glas. Op Jean, op Andrea, op de vrouw van Andrea, op Jeans filmpjes voor de NOS en op Fausto poverino natuurlijk.

En nu is hij dood.

Als de wielerhemel bestaat, dan vermoed ik dat De Neel er deze week met alle égards is ontvangen. Ik stel me hem voor met een sigaar in de ene hand, een glas grappa in de andere. Naast Coppi, Pantani, Fignon en al die andere kampioenen op een wolkje. Proost! Op Jean.

www.ad.nl

Beste paard van stal



Je kon gerust zeggen dat Tyfoon (10) het beste paard van stal was, thuis in Diessen. En ondeugend ook. Jazeker. Echte hengstenstreken had-ie. Happen, dat soort werk. Maar zodra ruiter Jasper de Kruif op zijn rug in het zadel kroop, dan sloeg dat gedrag om. Als een blad aan een boom. En dan wilde-ie maar één ding: werken. En hard werken ook. Tyfoon begreep álles. En hij kón ook alles. Toen De Kruif er voor het eerst een dressuurproefje mee liep, had Tyfoon de piaf zo onder de knie. Zo’n draf op de plaats is lastig zat en sommige paarden leren het nooit, maar Tyfoon wel. Maar
meer nog dan voor de dressuur leefde Tyfoon voor de cross country, een
van de drie onderdelen van de Eventing-sport (voorheen military genoemd) waarbij paarden galopperend door de bossen gaan; over hindernissen van boomstammen en dwars door de waterbak. Man, man, man. Zoals Tyfoon voor de start van een cross in de box stond te trappelen van ongeduld, met gespitste oren en de blik naar voren gericht. Zo
genoot het paard van een rondje rennen door het bos. De Kruif wilde met Tyfoon de olympus beklimmen. Vlammen tijdens het NK in Varsseveld en wie weet zat zelfs deelname aan de EK van volgend jaar in Engeland er met Tyfoon wel in.

En dan hebben sommige mensen het over dierenmishandeling. Nee, een manegepaard een levenlang rondjes laten lopen in een bak is lekker. Misschien beseft men niet dat in de dressuur –en springsport jaarlijks meer paardenslachtoffers vallen dan
in de military. Daar bestaan zelfs cijfers van. Er wordt tegenwoordig van alles gedaan om de veiligheid van de dieren te garanderen. Het gaat zelden mis. Een dierenarts test voor iedere race de conditie van de paarden en er gelden strenge regels voor de hindernissen, die steeds vaker van kunststof ‘breekbomen’ worden gemaakt. Maar afgelopen zondag tijdens Outdoor Helvoirt helaas niet. En een ongeluk zit in een klein
hoekje.



Het is maar goed dat ik het niet met eigen ogen heb gezien. Dat ik niet met mijn neus op de hindernis stond waar Tyfoon afgelopen zondag ongelukkig uitkwam met zijn passen, met zijn borst tegen de ‘picknicktafel’ schoof en een salto maakte door de lucht. Jasper de Kruif kwam er met wat builen en schrammen vanaf maar Tyfoon stond
helaas niet meer op. Die brak tijdens de val zijn schouderblad en edele
voorbenen. Op de grond is Jasper de Kruif toen naast zijn lievelingspaard gaan zitten terwijl de dierenarts hem een kalmerend spuitje gaf. Nog een laatste aai over zijn bol en wat lieve woorden, waarna Tyfoon zachtjes is ingeslapen.

Het is maar goed dat ik het niet met eigen ogen heb gezien, mijn weke paardenhart zou ik twee stukken zijn gebroken.

Octopus Paul


Henk de Gier had het dus niet bij het rechte eind. De paragnost, magnetiseur en personal coach van Dirk Kuyt zei tijdens de uitzending van VI Oranje dat het tegen Uruguay wel eens 3-0 zou kunnen worden. Ik werd persoonlijk heel rustig van die voorspelling, al kwam 'ie een dag later niet precies uit.
Blijkt het opheffen van storingen en blokkades in het lichaam van Dirk Kuyt toch wat anders te zijn dan het voorspellen van een uitslag. 'Ja, wat dacht jij dan', zei mijn vader. 'Anders had-ie toch al lang een keer de toto gewonnen?'

Ik moest aan Wilma van de Hurk denken, een medium over wie ik in havo 4 mijn spreekbeurt hield en die een paar jaar later van Drunen naar Heusden verhuisde, waar prompt de straatprijs in de postcodeloterij viel. Toeval of niet?

Zoals het misschien ook toeval was dat Henk de Gier aan tafel bij VI Oranje over de behandeling van hielspoor begon, een nogal beroerde ontsteking aan de achillespees waarvan veel hardlopers last hebben. En Johan Derksen toevallig ook.

Mijn vader en ik wisten niet goed wat we van De Gier moesten vinden maar dapper was het wel dat hij bij Genee aan tafel zat, om zich door Johan Derksen een charlatan te laten noemen. Ik dacht alleen maar: Kuyt is er ook niet slechter van gaan voetballen en baat het niet, dan schaadt het niet.

Zo dacht een van mijn vriendinnen er vermoedelijk ook over toen ze na de bevalling van de tweede en heel wat tubes Sperti verder, naar 'het aambeienvrouwtje' werd gestuurd. Twee keer bellen, twee keer mailen, vijf euro voor de moeite en de aambeien verdwenen als sneeuw voor de zon.

In Brabant hadden we vroeger 'het boerke uit Cromvoirt'. Het was in een tijd dat paragnosten nog wonderdokters werden genoemd. Net als De Gier deed het boerke iets met handoplegging en foto's. En verdomd dat het werkte. Misschien niet bij hielspoor maar bij wratten toch zeker wel.

Mijn vader had een collega die op kantoor altijd vreselijk zat te trillen met zijn ene been. Geen medicijn dat hielp, geen dokter wist raad. Om gek van te worden. Totdat het boerke op een dag met zijn hand over een foto streek en het been subiet ophield met bibberen.

Wat Henk de Gier precies doet als Kuyt hem belt is mij niet helemaal duidelijk, maar misschien moet je er gewoon in geloven? Dat deden de Duitsers de afgelopen weken ook. Die begonnen in alle euforie zelfs te geloven in de paranormale gave van octopus Paul omdat het dier vanuit zijn aquarium de uitslagen van de Duitse ploeg steeds juist voorspelde, door op een plastic doos met daarin een mosseltje te gaan zitten, met de Duitse vlag of die van een ander land erop.

Duitsland ligt er inmiddels uit maar het goede nieuws is dat de inktvis vandaag ook de uitslag voor de finale al gaat bepalen. Scheelt een hoop stress. Misschien moeten we er maar gewoon in geloven?


Zit ik deze week met mijn pa naar oude beelden van Nederland tegen Brazilië te kijken, tijdens het WK van 1974, zegt hij, zeg maar halverwege het interbellum tussen de 1-0 van Neeskens en de tweede van Cruijff: ,,Zo fantastisch voetbalde Oranje dus, in het jaar dat jij werd geboren." ,,Ik ben van 1973, pap." ,,Oh ja."
Enkele clichés verder over de hardheid van Neeskens en hoe goed we toen wel niet waren, of mijn moeder besloot zich ermee te bemoeien. Voor wat couleur locale. Daar zijn wij vrouwen erg goed in, in het kletsen over randzaken.

Uit de Linda van deze maand heb ik zelfs begrepen dat het helemaal niet sexy is als wij, vrouwen, mannentaal uitslaan over voetbalzaken. ,,Een vrouw hoort als een vrouw te reageren, met hier en daar een gilletje", zegt zanger Xander de Buisonjé in het blad. Cabaretier Viggo Waas heeft nog een beter idee: ,,Zwijg en maak de hapjes klaar."

Afijn, mijn moeder ging dus vrolijk verder met het ophalen van verhalen over de zomer van 1974, toen we met z'n allen in een vakantiehuisje zaten in Voorthuizen. Tante Klazien en ome Frits waren er ook bij. Die laatste kneep 'm tijdens de duels van Nederland zó verschrikkelijk, dat hij op de veranda moest gaan staan om een hartaanval te voorkomen. Daar hebben we nog een dia van.

Mijn moeder zei dat het bloedheet was en dat zij, hoogzwanger van de tweede, met een stel opgezwollen enkels in een bak met ijswater zat. Ondertussen zat ik op mijn gat in de box. En zag Oranje winnen.



Dat gebeurde tijdens de halve finale van het WK van 1998 helaas niet. Hoog op de tribune van het Velodrome-stadion in Marseille zat ik 'm vierentwintig jaar later net zo te knijpen als voorheen ome Frits. Het was in een tijd dat de scheidsrechter en zijn lijnsmannen nog niet rondliepen met zo'n headset en microfoon. Anders had één van de assistenten arbiter Ali Bujsaim wellicht kunnen influisteren dat de overtreding op Van Hooijdonk vlak voor tijd een zuivere penalty was en wie weet hadden we dan wel gewonnen?

Nu moet het vandaag maar gebeuren. Winnen dus. Ik heb mijn hoop op een oplettende scheidsrechter gevestigd en weet dankzij Xander en Viggo in elk geval wat me tijdens de wedstrijd te doen staat: kirren of zwijgen.

Hare Krishna


Er zaten twee kale mannen in oranje gewaden in een versleten blauwe Hyundai stationwagon mét deuk. Even dacht ik dat het om een stel verdwaalde supporters van het Nederlandse elftal ging, maar op de luchthaven van Pisa stapten plots twee huppelende Hare Krishna's uit. Ik moest meteen denken aan onze criminele Bavaria-blondjes in de cel in Zuid-Afrika en is het niet een veel beter idee als de boerenslimme bierbrouwer voor een volgend WK besluit om aanhangers van Hare Krishna in te huren? (© Renate Verhoofstad)
Tegen de vredelievende volgelingen van Krishna kan de FIFA vast niets beginnen en het is nog goedkoper ook, want de Krishna's hebben zelf al zo'n oranje pak. Bovendien: een van de zeven hoofddoelstellingen van de SKCON (International Society for Krishna Consciousness) is het verspreiden van het gedachtegoed van Krishna. Dus diens discipelen zullen voor zo'n publiciteitsstunt toch zeker wel in zijn? Waar de Hare Krishna's in Pisa gingen, kwam mijn vader vanuit Nederland aan. Hij had voor de gelegenheid wat oranje baseballpetten en de onvermijdelijke vuvuzela meegebracht (gratis gekregen bij de supermarkt om de hoek). Om de toeter Italië binnen te smokkelen, was trouwens nog een hele toer geweest.

Niet dat mijn vader er drugs of explosieven in had verstopt, maar waar laat je zo'n onhandig plastic ding als je bij Ryanair maar één stuk handbagage van 55 x 40 x 20 centimeter hebt ingecheckt? Mijn vader zei dat de veiligheidsbeambte op de luchthaven in Eindhoven er nog wel om had moeten lachen, maar de douaniers in Italië een stuk minder. Toen hij de geëxporteerde vuvuzela even later per ongeluk op de toonbank van de McDonald's in Pisa achterliet, raakte de juffrouw achter de kassa toch een beetje in paniek en begon wild met het ding te zwaaien. Ook in mijn woonplaats Lucca keken ze nogal van de vuvuzela op. Italianen mogen dan bekend staan als een gepassioneerd voetbalvolkje, er is hier geen azuurblauwe vuvuzela op straat te bekennen.

'Veel praatjes, maar als het zover is, loopt de polder toch weer onder en krijgen de boeren schadevergoeding,' schreef Martin Bril ooit over de massahysterie die bij Oranje hoort. Hij wilde er maar mee zeggen dat hij geen zin had - niet nog een keer - om voor Jan Doedel met de driekleur voor de buis te zitten en ten onder te gaan.

Van WK-koorts is in Italië voorlopig geen sprake en dat heeft met het matige spel van de regerend wereldkampioen tegen Paraguay (1-1) niets te maken. Het is zelfbescherming. Je moet de huid niet verkopen voordat de beer geschoten is. Op die manier voorkom je teleurstelling en je lijdt minder gezichtsverlies. Zo herinner ik me van het WK van 2006 dat pas ná de gewonnen halve finale tegen Duitsland voorzichtig werd feestgevierd. Tijdens een vrolijke parade trokken de fans op Vespa's door de straten van de stad. 'Nu mag het,' legde mijn voetbalvriend Andrea uit. 'Want verliezen in de finale is geen schande'. Maar er werd dus niet verloren. Italië won.

Ik pleit er daarom voor om het deze zomer een keer op z'n Italiaans te doen. Eerst heel nuchtertjes de finale halen en dan pas uit je dak gaan.

Mwepu


Dankzij het onlangs uitgegeven prachtboek 'Passione Mondiale' van cartoonist German Aczel (en tegen alle Nederlandse voetbalfans deze zomer op vakantie in Italië, zou ik willen zeggen: 'Gaat hene naar de kiosk en koopt dat boek') heb ik deze week fijn herinneringen kunnen ophalen aan WK-helden van toen en nu.

Maar de op het oog nogal hilarische uithaal van Mwepu bleek achteraf helemaal niet als komische act bedoeld. De spelers van Zaïre stonden gewoon stijf van de zenuwen, omdat lijfwachten van dictator Mobutu voor de wedstrijd hadden verteld dat ze maximaal met 3-0 van Brazilië mochten verliezen.

Renate Verhoofstad
En anti-helden natuurlijk. Ilunga Mwepu is mijn persoonlijke favoriet. Van hem worden anno 2010 in Congo (voorheen Zaïre) nog steeds t-shirts met zijn iconische afbeelding verkocht. Niet ondanks, maar juist omdát de verdediger tijdens het WK van 1974 niet helemaal op de hoogte leek van de spelregels tijdens het nemen van een vrije trap en na het fluitje van de scheidsrechter als een opgewonden springveer uit de muur sprong om de bal voor de neus van de verbouwereerde Braziliaan Rivellino een lel te geven.

Gele kaart voor Mwepu en de rest lachen, gieren, brullen natuurlijk: in het veld, op de tribunes en de mensen thuis. Maar de op het oog nogal hilarische uithaal van Mwepu bleek achteraf helemaal niet als komische act bedoeld. De spelers van Zaïre stonden gewoon stijf van de zenuwen, omdat lijfwachten van dictator Mobutu
voor de wedstrijd hadden verteld dat ze maximaal met 3-0 van Brazilië mochten verliezen. Anders zwaaide er wat.

Mooi fenomeen wel, WK-helden. Niet zozeer de Garrincha's, Pele's, Cruijffen, Maradona's en Zidane's van deze wereld, want dat die konden voetballen wisten we natuurlijk al wel. Het gaat mij om de mindere goden, die tijdens een WK plots uitgroeien tot fenomeen.

Neem Fabio Grosso. Tijdens het WK in Duitsland had drie man en een halve paardenkop van de opkomende back van Palermo gehoord, maar met zijn goals en rushes langs de zijlijn groeide Grosso onverwacht uit tot de held van het WK, zoals Totò Schillaci er ooit ook één was.

De Siciliaan Schillaci werd voor het WK van 1990 in eigen land amper serieus genomen. Zelfs de eigen fans van Juventus scholden hem uit voor bandiet. Als Schillaci het veld betrad werd er gezongen: 'Ruba le gomme, ruba le góóómme!' (Schillaci steelt je autobanden). Maar omdat de kleine Siciliaan tijdens het WK zo lekker instinctief voetbalde, zes keer scoorde én de juiste grinta liet
zien, veroverde hij de harten van het Italiaanse volk.

In heel de laars deelde men de passie, die in alle hevigheid van Schillaci afspatte als hij met wilde armgebaren en wijd opengesperde oogjes over de achterlijn denderde, na de zoveelste door hem gescoorde goal, over reclameborden heen springend in de richting van de tifosi, met zijn handen hard trekkend aan zijn shirt.

Schillaci leidde de squadra azzurra bijna in zijn eentje naar een plek in de halve finales van het WK en werd topscorer bovendien. Hij bezorgde de natie notti magiche (magische nachten) en ach,
wat kon het schelen dat Italië de titel uiteindelijk niet won?

Dat een WK-held niet per se hoeft te winnen, bewees de 38-jarige Kameroenees Roger Milla tijdens datzelfde WK. Zijn feestelijke hoelahoep-dansjes bij de cornervlag herinneren we ons twintig jaar later nog en dat kun je van de beslissende penalty van de Duitser Andy Brehme in de finale tegen Argentinië amper zeggen. In welke hoek werd die bal eigenlijk geschopt?

Tot slot nog dit: het bleef op 22 juni 1974 in Gelsenkirchen gelukkig bij 3-0. Brazilië blij, de spelers van Zaïre opgelucht en Ilunga Mwepu een cultheld voor altijd.

Wednesday, June 09, 2010

Italie - Zwitserland


Er zat een beer van papiermaché op de hoek van de straat met EM 2008 op zijn voorhoofd gedrukt: als aandenken aan het Europees kampioenschap van dat jaar. Wat vlaggetjes van Europese lidstaten links en rechts en er stond wilkommen op de buik van de beer geschreven - al is gastvrijheid zo'n beetje de laatste karaktereigenschap die ik met Zwitsers associeer.

Hoe dan ook, midden in de Kramgasse in Bern dacht ik deze week terug aan de Oranjefans die twee jaar geleden op dezelfde plek de glorieuze overwinningen op Italië en Frankrijk hadden gevierd. De stemming was euforisch, de titel Europameister een Formaliteit, maar twee tellen later (lees: het familiedrama van Khalid Boulahrouz en verlies in de kwartfinale tegen een stel bezeten Russen) en het legioen kon al weer naar huis.

En de Zwitsers ondertussen maar vertellen aan de verslaggever van de NOS dat ze het al die tijd zo ontzettend fijn hadden gehad met dat gezellige en vredelievende Nederlandse voetbalvolkje met hun winterpenen, wuppies en Heinekenkratjes op hun hoofd, terwijl in de achtergrond door mannen in oranje overall in van die schattige fonteintjes met vers smeltwater en decoratieve geraniums werd gepist.

De Zeitglockenturm in de Kramgasse sloeg twaalf keer. Een groep Japanse toeristen, mijn schoonfamilie en ik keken smachtend omhoog in de hoop dat de beren en kabouters in het middeleeuwse klokkenspel vanzelf een vrolijk deuntje op hun miniatuurtrommels zouden gaan spelen, maar er gebeurde - hoe Zwitsers! - helemaal niets.

Ik ging bij de krantenkiosk om de hoek snel de Gazzetta halen. Vooral omdat ik na drie dagen familievakantie in het keurig nette maar saaie Zwitserland, mijn chaotische en flamboyante Italië al zo vreselijk mis. Blijkt Marcello Lippi dus hele andere problemen te hebben. Wie wel, wie niet (Quagliarella erin, Borriello naar huis), Camoranesi geblesseerd maar wat nog veel erger is: er is te weinig chaos rond de ploeg. En vooral dat laatste baart zorgen.

Nee, dan vier jaar geleden. Toen kon Lippi tenminste op Luciano Moggi en zijn kornuiten vertrouwen. Het WK was nog niet begonnen
of het grootste omkoopschandaal uit de geschiedenis van het Italiaanse voetbal kwam aan het licht. Wereldwijd sprak men schande van Calciopoli en Franz Beckenbauer beweerde zelfs dat 'de Italianen op de grasmat zullen boeten voor hun corrupte gedrag' maar Der Kaiser had het vreselijk mis.

Vooral omdat Lippi op dat moment al een gemeenschappelijke vijand van jewelste had gecreeërd. Noi contro tutti. Oftewel: wij tegen de rest van de wereld. Toen niet lang daarna oud-Juventino Gianluca Pessotto in een sombere bui en met een rozenkrans tussen zijn vingers van het hoofdkantoor van Juventus besloot te springen, was succes helemaal gegarandeerd. Vooral omdat de gedeelde smart van de squadra azzurra een nog hechter collectief had gemaakt. Aanvoerder Fabio Cannavaro zei helemaal niets te
begrijpen van de zelfmoordpoging van zijn boezemvriend maar beloofde de tifosi in Italië dat ze het wereldkampioenschap nu zéker
zouden gaan winnen. Voor 'Pesso'.

Nou. We weten hoe het voetbalsprookje afliep. Gianluca Pessotto leefde nog lang en gelukkig en Italië voor de vierde keer in
de geschiedenis wereldkampioen. Kunnen de Zwitsers dan weer niet zeggen.

Gufare: hekserij in de voetballerij


De Milanista naast me op de bank was op-vallend stil. Af en toe hoorde ik hem maledetti Interisti (vervloekte Interisti) zeggen of hij mompelde een soort onverstaanbare hocus pocus pilatus pas-spreuk, terwijl hij zijn mond afdekte met één hand. Vervolgens een beetje gek oehoe'en (of hoe heet het gekrijs van een uil eigenlijk?) en dan weer een hele tijd niets. Alleen als Bayern München er weer eens op uittrok of Arjen Robben leek te gaan scoren, sprong de gufo (uil) naast me even op vanaf de bank, ervan overtuigd dat het gufare dan eindelijk geholpen had. Mis. Want Inter won.

Gufare of fare il gufo is een typisch Italiaans fenomeen. De term stamt van het woord gufo (uil) af, een roofvogel die vaak met heksen en hekserij wordt geassocieerd en daarom een negatief imago heeft. Het gekrijs van de uil wordt gezien als een fataal teken, als een voorbode van onheil voor een muisje op de vlucht of een ander lekker hapje. Door tijdens een wedstrijd een uil na te doen, bidt de gufo in feite om rampspoed voor de tegenpartij.

Er zullen zaterdagavond heel wat gufo's in woonkamers in heel Italië hebben gezeten. Fans van Milan, Juve, Roma en Fiorentina. En maar oehoe'en, tégen Inter.

Het is voor de objectieve voetbalfan een wat vreemd verschijnsel, maar een nederlaag van de tegenstander brengt soms meer vreugde dan een overwinning van de eigen partij. Zo bleek mijn goede vriend Giuliano, geheel tegen de verwachting in, niet de straat op te zijn gegaan na de historische overwinning van Inter in de Champions League, terwijl hij dat na de nederlaag van aartsrivaal AC Milan tijdens de verloren eindstrijd van 2005 tegen Liverpool wél had gedaan.

Dat gufare of tifare contro (supporteren tegen) ook een sinistere kant heeft en soms te ver kan gaan, bewezen voetbalfans na het Heizel-drama van 1985 (morgen trouwens precies vijfentwintig jaar geleden) toen na de finale, waarbij 32 Juventus-fans om het leven kwamen, in heel Italië de slogan 'Grazie Liverpool' op muren werd gekalkt.

Gufare tegen het eigen nationale team bestaat trouwens ook. In Verona en in Florence hebben ze daar een handje van, maar het goede nieuws is dat tijdens het WK in Zuid-Afrika ook veel gufo's zich in dienst zullen stellen van de squadra azzurra.

Om onheil af te wenden hebben de tifosi onlangs een soort reglement opgesteld, dat luidt:

1. Draag tijdens het gufare bij voorkeur een shirt in een kleur dat vloekt met de outfit van de tegenpartij.

2. Houd te allen tijde je mond en stel geen vragen zoals: 'Wanneer zit deze wedstrijd er eigenlijk op?'

3. Het is verboden om over een speler van de eigen ploeg te zeggen: 'Wat speelt die goed zeg'.

4. Doe er alles aan om de tijd sneller voorbij te laten gaan, door de seconden te tellen bijvoorbeeld. Tic-tac-tic-tac.

5. Mompel over een speler van de tegenpartij: 'Die spits is geweldig, die gaat zo vast een hattrick scoren'. Het tegenovergestelde zal gebeuren.

6. Concentreer je op het gufare. Je zult zien dat het werkt!

Marcello Lippi kan rustig gaan slapen, de vijfde wereldtitel voor Italië lonkt.

Inter

Ik heb deze week drie dagen zomerstop gehad. Net als de voetballers uit de Serie A. Trouwens, Pauw en Witteman en DWDD doen het ook. Zelfs wielrenners uit de Giro d'Italia krijgen rustdagen. Dus waarom ik dan niet?
Zo'n ingelaste adempauze werkt erg verhelderend. Je komt op de gekste ideeën, al bubbelend in de spa of zwetend in de sauna en verzint zomaar een oplossing voor het gehannes met een paraplu als het pijpenstelen regent en je zit te klunzen op je fiets. Ik heb ook al mijn sokken op kleur gesorteerd, voor de 23ste keer naar Pluk van de Petteflet gekeken en mijn huis in de verkoop gezet.

Maar komkommertijd in de sport bestaat dus niet.

Toen ik na drie dagen onthouding de krant weer eens opensloeg en de televisie aanknipte, hoorde ik over geplande terreuraanslagen op (de supporters van) Oranje, zei Van Marwijk dat hij daar best van geschrokken was, zag ik Robin van Persie met een Maxi Cosi in plaats van een voetbal onder zijn arm, leek het of de rest van de selectie ook gezellig een dagje naar de Efteling ging en dus niet naar het WK, sprak Mart Smeets namens de rest van Nederland dat 'wij' mensen met een handicap eng vinden, is het Nederlands elftal volgens Wim Kieft een explosief zootje, nam Erica Terpstra in tranen afscheid als voorzitter van het NOC*NSF, werd diezelfde kanjer door de Koningin koninklijk onderscheiden, heeft de partij van de voormalige politica, de VVD, er in de peilingen weer een paar zetels bij, blijkt Hans Kraay jr. na de zomer niet terug te keren bij het tv-programma Voetbal International, is Gigi Del Neri de nieuwe verlosser van Juventus, wordt Guus Hiddink genoemd als opvolger van José Mourinho, is Inter uit angst voor de aswolk op woensdag al vertrokken naar Madrid en Bayern München niet, liet Marcello Lippi de WK-held van vier jaar geleden (Fabio Grosso) lekker thuis, gaat Rome zich kandidaat stellen voor de Olympische Spelen van 2020, overweegt Silvio Berlusconi AC Milan maar gewoon helemaal in de verkoop te doen en Klaas-Jan Huntelaar wellicht ook, gaf Floyd Landis dan eindelijk dopinggebruik toe en zei dat Lance Armstrong het natuurlijk ook volop heeft gedaan, terwijl de topfavorieten (behalve Sastre dan) voor de eindoverwinning in de Giro ondertussen tot pulp werden gereden tijdens een nu al legendarische etappe dwars door de Abruzzen, waardoor de jonge Tasmanian devil Richie Porte plots in het roze rijdt, net als campionissimo Fausto Coppi ooit in zijn eerste jaar als wielerprof heeft gedaan. En dat is dan weer het goede nieuws.

Het was me het weekje wel. En de Champions League-finale - volgens José Mourinho overigens een prestigieuzer duel dan de eindstrijd van het WK - moet zelfs nog worden gespeeld. En laat ik nou eens beginnen te zeggen dat Inter die wedstrijd winnen gaat. Gewoon, omdat Italianen op hun best zijn als de rest van Nederland en Duitsland tégen is. Maar vooral omdat spelbepaler Wesley Sneijder morgen nét iets bepalender blijkt te zijn dan de aanvaller Arjen Robben. Maar niet getreurd. In Zuid-Afrika mogen ze straks gewoon weer samen winnen.

Het roze sprookje van Vincenzo Nibali


Ik heb zelf ook wel eens op een Siciliaans balkonnetje gezeten. Aan de voet van de vulkaan de Etna, met uitzicht over de Middellandse zee en een glaasje granita bij de hand. Beetje koekeloeren naar de strakke bagnino's op het rotsstrand verderop, olijfjes wegprikkend, patatine erbij en ondertussen de pagina's van de Gazzetta dello Sport niet vergeten om te slaan.

Tot een week geleden zag la dolce vita voor Vincenzo Nibali er ongeveer ook zo uit. Al zat de wielrenner niet in Taormina maar bij twee ooms uit Venetico Superiore op het balkon, in een klein dorpje in de heuvels rond Messina. Na een periode van tuchtig trainen in Toscane als voorbereiding op de Tour de France, waren de gedachten van Nibali even niet bij wielrennen maar bij verpozen. De jonge coureur had zin om de benen te strekken, om afstand te nemen van de fiets. En waar kon je dat - met de rest van Italië in de houdgreep van een langdurig lagedrukggebied en jichtige temperaturen - beter doen dan in de warme Siciliaanse voorjaarszon?

Relaxen en ondertussen de bleke afdruk van het Liquigas-wielershirt op je tengere jongemannenborst een beetje bijbruinen. Wat wenste een renner in chilltoestand nog meer? Nou, een duik in zee af en toe, bijkletsen met je beste vrienden in de bar, beetje flirten met de mooiste meisjes van Messina, om daarna maar weer eens op een Vespa Gts300 te springen voor een tochtje door de streek.

Zo maakte je je kop lekker leeg, toerend langs olijfboomgaarden en geurende sinaasappel- en citroenplantages, over dezelfde wegen waar een piepjonge Nibali vijftien jaar geleden zijn eerste trainingsritjes al maakte, op een versleten tweedehands racefiets die zijn vader Salvatore hem voor zijn tiende verjaardag kado had gedaan. Een roestig model in rood, waardoor bij Vincenzo de passie voor de wielersport werd aangewakkerd.

Heuvel op, heuvel af. Linksom, rechtsom. En misschien gebeurde het wel ergens in het dorpje San Rizzo, langs de kant van de weg, dat Nibali zijn mobieltje plots voelde trillen en de ploegleider van Liquigas aan de telefoon hing.

'Pronto, Vincenzo?'

Een paar uur later zat de vakantievierende wielrenner al op het vliegtuig richting Florence en werd de volgende dag als vervanger van zijn geschorste teamgenoot Pellizzotti (afwijkende bloedwaarden) naar Amsterdam gekatapulteerd. Veel werd er van Nibali uiteraard niet verwacht, maar wat goed is komt snel en moest je hem nu eens zien staan, na afloop van de door Liquigas gewonnen ploegentijdrit van Savigliano naar Cuneo. Nibali in het roze! Als tweede Siciliaan ooit.

De vraag is natuurlijk of de nummer zeven van de Tour van vorig jaar het roze zal weten vast te houden, maar waarom eigenlijk ook niet? Felice Gimondi won in 1965 als invaller de Ronde van Frankrijk en in 1992 werd Denemarken als reserve voor Joegoslavië van het strand geplukt en schoot zich met het zand nog tussen de tenen naar de Europese voetbaltitel. Sommige sprookjes bestaan. Nu moet Nibali er nog in gaan geloven.

Ich habe meine zeit gehabt


Ich habe meine zeit gehabt
En Johan Cruyff was er dinsdag ook. In Siena. De Verlosser zat op de eerste rij, met een gezond kleurtje op de wangen en in een lichtblauw colbertjasje van Cuccinelli gestoken, naast voormalig wereldkampioen Giancarlo Antognoni en omringd door honderden opgeblonken Italianen in maatkostuum, die de handen stuk klapten toen Jo-án Croeiff zijn entree maakte in de San Pio-zaal van het Santa Maria della Scala-museum, voorheen één van de oudste ziekenhuizen van Europa.
En daar zat onze nationale voetbalreliek dan. Tegen de achtergrond van een vijftiende eeuwse muurschildering, te wachten op zijn beurt. Hij friemelde wat aan zijn vingers of kletste met Antognoni, voormalig spelmaker van de azzurri en even groot in Florence als Cruyff in Barcelona. Op het podium werden ondertussen herinneringen opgehaald aan Artemio Franchi, oud-bestuurslid van Fiorentina en voormalig vice-president van de FIFA die in 1983 tijdens een auto-ongeluk om het leven kwam en in wiens naam de premiazione al 25 jaar lang wordt georganiseerd. Opdat wij niet vergeten. Italianen zijn meesters in het conserveren van het verleden. Niet alleen fresco’s en kunstwerken zoals aan de muur in het Santa Maria della Scala, maar ook herinneringen aan grote voetballers zoals Michel Platini, Paolo Rossi, Pelé, Gianni Rivera en Franz Beckenbauer, die tijdens voorgaande edities werden geëerd. En dit jaar was het dus de beurt aan Cruyff, die in Siena als een held werd onthaald.
Op het podium vertelde Antognoni over zijn debuut voor Italië op 20 november 1974 in de Rotterdamse Kuip, toen Oranje met 3-1 won. ‘Want Cruyff was troppo forte’.
Presentator Stefano Bizzotti had het over het calcio van vóór en na Cruyff en zei dat het voetbal daarna nooit meer hetzelfde is geweest. Er werd een filmpje vertoond als bewijs, waarna Cruyff in een combinatie van Spaans, Engels en een beetje Duits uitleg gaf over het geheim van het Ajax van vroeger (‘We wisten allemaal wat we moesten doen’), over zijn keuze voor rugnummer veertien (‘Ik was geblesseerd toen de shirtjes werden uitgedeeld, nummer veertien bleef als enige over’), over de vernoeming van zijn zoon Jordy naar de beschermheilige van de stad Barcelona (‘Ik wist niet dat dat onder generaal Franco verboden was, maar in Nederland mocht het wel en de Catalanen vonden het prachtig’), over de uitschakeling van Barça in de Champions League (‘Er zijn belangrijkere dingen dan winnen’) en zei over Van Basten dat hij een uitstekende nieuwe trainer voor AC Milan zou zijn.
Applaus!

De middag zat er bijna op. Maar niet voordat Cruyff uit handen van de zoon van Artemio Franchi een enorme glinsterende glazen tovervoetbal kreeg uitgereikt. Nog één ding, zei Bizzotti: ‘Klopt het dat Juventus u ooit wilde hebben en heeft Boniperti begin jaren negentig gebeld om trainer te worden in Turijn?’ Cruyff knikte: ‘Maar mijn hart klopte toen al voor Barcelona’.
'En bestaat er een kans dat we u ooit nog terugzien als clubtrainer?', vroeg de presentator. Nee hoor, antwoordde Cruyff in het Duits. Simpel zat. ‘Ich habe meine zeit gehabt’. De Italianen snapten geen bal van de Cruyffiaanse verspreking, maar klapten beleefd. En weg was Cruyff. Samen met echtgenote Danny de Piazza del Duomo af, Siena uit, weer veilig terug naar Barcelona.