Saturday, November 28, 2009

Toni

Probeer aan een Italiaan maar eens uit te leggen waarom Luca Toni bij Bayern niet eens op de bank zit, met Robben en Ribéry geblesseerd. Is Van Gaal nou degene die zo slim is en Luca Toni zo dom? En wat men zich ook afvraagt: Waarom klikt het eigenlijk niet tussen die twee? Vertoont Toni in Beieren opeens sterrentrekjes of lapt hij Louis’ 10 Geboden aan zijn laars (met op nummer 8: ‘Gij zult de Alleanz Arena nimmer vroegtijdig verlaten, zeker niet tijdens de rust en zelfs niet in geval van grote teleurstelling na een wissel zoals onlangs tegen Schalke 04’). Föhnt hij in de kleedkamer zijn haar net iets te lang waardoor Arjen Robben steeds moet wachten op zijn beurt en dan weer een spierscheuring of een liesblessure oploopt en moet de Italiaan dáarom sorry zeggen soms?

Spatjes zijn Italiaanse voetballers niet vreemd, maar het gekke is dat uitgerekend Toni bekend staat als een serieuze prof, een vakidioot die jarenlang met een voetbalplaatje van Marco van Basten in zijn portefeuille rondliep, drie keer raden waarom. Van Gaal zou Cesare Prandelli van Fiorentina eens over de GVR (Grote Vriendelijke Reus) moeten horen of de gehandicapten langs het veld in Florence. Nee, over ToniGol niets dan goeds. Over Herr Van Gaal zijn ze in Italïe minder te spreken, al kan het akkefietje uiteindelijk nog tot wat moois leiden, namelijk: de vroegtijdige terugkeer van Toni in Italië, precies op tijd voor het WK.

Tot zover de saga Louis en Luca.

Er liep deze week nog een lijntje van Duitsland naar Italië want op het moment dat ‘Lucky Luciano’ Moggi weer eens voor de rechter stond vanwege betrokkenheid bij Calciopoli werden door het Openbaar Ministerie en de polizei in Bochum de contouren van een wellicht nóg omvangrijker omkoopschandaal blootgelegd. Het zou gaan om zo’n tweehonderd duels in negen verschillende Europese competities, waarvan de uitslag werd gemanipuleerd. Italië doet ook mee, túúrlijk. Niemand die vreemd opkijkt. In de laars is het allengs bij de rijke traditie van het voetbal gaan horen om af en toe een wedstrijdje te fixen.

Het begon allemaal in 1927 toen Torino de landstitel moest inleveren omdat een bestuurslid van die club een verdediger van Juventus voor vijftigduizend lire zou hebben omgekocht. Later had je de Golden Fix en ook tussen 1979 en 1980 werd op grote schaal met uitslagen van wedstrijden gerommeld. Manipuleren is trouwens moeilijker dan je denkt. Vaker gaat het mis. Zoals in januari 1999 toen Bari en Venezia een gelijkspel hadden afgesproken maar de Braziliaanse nieuwkomer Tuta van Venezia, met zijn gebrekkige Italiaans, had van die hele deal niets gesnopen. In de 90ste minuut en bij een 1-1 stand scoorde Tuta doodleuk de winnende. Geen teamgenoot die de Braziliaan kwam feliciteren en in de spelerstunnel braken zelfs gevechten uit. De Italiaanse voetbalbond startte een onderzoek maar het bewijs werd nooit geleverd. Wellicht omdat de belangrijkste getuige, te weten Tuta, op dat moment al weer in het vliegtuig zat richting Brazilië.


Ik heb zelf ooit ook een Italiaans gevalletje van omkoping meegemaakt. Zo kon het gebeuren dat ik me op een warme lentedag in mei, zo’n beetje als enige op de tribune, levensgevaarlijk zat op te winden tijdens de kampioenswedstrijd van één van mijn beste vrienden uit Florence totdat Andrea’s vader me kwam vertellen dat ik beter kon beginnen met relaxen aangezien de boel toch was verkocht. ‘Kunnen de voorbereidingen voor het kampioensfeest tenminste op tijd beginnen’, zei Guido zonder een spier te vertrekken terwijl in de verte bistecche Fiorentine op de grill werden gegooid.

Valsspelen is fout natuurlijk, maar hoort nu eenmaal bij sport en heus niet alleen in Italië. Dat bleek deze week. In Duitsland, China, Kroatië, Slovenië, Turkije, Oostenrijk, Bosnië, Hongarije, België, Duitsland en Zwitserland kunnen ze er ook wat van. En in Spanje misschien ook wel. Dinsdag Ivica Dragutinovic van Sevilla nog in eigen doel zien schoppen, waardoor het Roemeense Unirea Urziceni won met 0-1?

Vond ik ook verdacht.

Columns van de auteur van Pastasport worden elke vrijdag gepubliceerd in de sportbijlage van het Algemeen Dagblad. Columns over wielrennen verschijnen maandelijks in Wieler Revue.

www.sportwereld.nl
www.wielerrevue.nl

Friday, November 20, 2009

Bobo Vieri


Christian Vieri had zojuist zijn Porsche dubbelgeparkeerd in het centrum van de stad maar ach, dit was Milano niet waar? Een stad waar heldenverering bestaat, waar voetballers over privileges beschikken en waar de wijkagent weet welke luxe auto bij Bobo Vieri hoort.

Binnen, op het hoofdkantoor van Vieri's kledingmerk Sweet Years, schuifelde de baas van bureau naar bureau. De geblesseerde spits, die met een paar extra kilo's in een joggingpak meer weg had van een gehavende rugby-forward dan een voetballer op de weg terug, bekeek prototypes voor truitjes, onderbroeken, traveltrolleys en baseballcaps. Hij knikte, haalde zijn wenkbrauwen op, gaf wat aanwijzingen, maar leek op het oog toch zeker tevreden.

Waarom zou je ook níet tevreden zijn als één van de succesvolste spitsen aller tijden, als rijkste Italiaanse voetballer ooit, als geboren Toscaan, als zoon van Bob Vieri, als zakenpartner van Paolo Maldini, als vriendje van Melissa Satta, als ex van Elisabetta Canalis en als baas van een razend populair kledingmerk? Mij leek het dat Vieri's kostje gekocht was en dat zijn leven na het voetbal nadrukkelijk lonkte.

Mis.

Met Christian Vieri ging het helemaal niet zo goed. Winter 2007 vertelde de voetballer dat hij aan depressies leed. Had te maken met het WK van 2006, waar Vieri tot zijn grote verdriet niet bij was vanwege een blessure. Hij had er alles aan gedaan. Verhuisde van Inter naar AC Milan en daarna naar Monaco om maar aan spelen toe te komen en toen zei de knie plots krak en lag zijn jongensdroom aan duigen.

Jarenlang had hij zich met ziel en zaligheid gegeven voor de squadra azzurra, want voetballen voor je land vond hij het mooiste wat er bestond. Nu eindelijk de wereldtitel gewonnen werd, zat hij thuis. Vieri kon het niet verkroppen. Als Italië speelde, zette hij de tv uit. Of ging naar het strand.

De depressie werd heviger en later kwamen daar slapeloosheid en achtervolgingswaan bij, toen bekend werd dat de voetballer door zijn voormalige werkgever Inter maandenlang was bespioneerd en dat telefoongesprekken waren afgetapt. Vieri stond al een paar maanden droog en voorzitter Massimo Moratti wilde weten of het waar was dat zijn duurbetaalde spits iets te vaak in de disco zat.

,,Ik begon me op te sluiten, kwam mijn huis niet meer uit, kreeg met angsten te maken en begon iedereen te verdenken,'' was Vieri onlangs openhartig. De aanvaller, die een rechtszaak heeft aangespannen tegen Inter en de Italiaanse Telecom, eist miljoenen schadevergoeding, gewoon: 'omdat je niet mag spelen met het leven van mensen'. Met wisselend succes voetbalde hij de afgelopen seizoenen voor Atalanta Bergamo en Fiorentina, maar was vaker geblesseerd.

Vieri had eigenlijk het einde van zijn carriere al aangekondigd, toen hij deze week plots op het vliegtuig stapte richting Rio. En al is de ene depressie de andere niet, toch benieuwd of hij hoog boven de Atlantische Oceaan nog aan Robert Enke heeft gedacht. Vieri zoekt zijn heil in Brazilië. De president van Boavista, derde club in Rio, wil hem graag hebben en Vieri, 36 inmiddels, denkt serieus over dat voorstel na. Ik zou het wel weten. Lekker ballen in het Maracana, luizenleven op het strand en samba dansen tot diep in de nacht.

Volgens mij is het einde van de tunnel al in zicht

Thursday, November 19, 2009

Grande Sneijder


Ilario Gori is zo’n gezworen Inter-fan die tijdens wedstrijden van zijn favoriete club, vrouw, kinderen, kleinkinderen en huisdieren de woonkamer uitcommandeert. Dan zet hij zich op een stoel recht voor de buis, komen de sigaretjes tevoorschijn en begint het grote genieten in eenzaamheid. Of het grote lijden in eenzaamheid, kan ook. Zoals gisteren. Het zweet gutste uit alle hoeken en gaten. Vloekend en tierend zat Ilario voor de televisie. Er móest gewonnen worden en Eto’o had toch zeker drie kansen verprutst en Balotelli daarna ook. In gedachten had hij Cambiasso al drie keer de nek omgedraaid en Julio Cesar, de kluns, had bij de tegengoal van Shevchenko natuurlijk veel te ver voor zijn doel gestaan. De spelers van Inter stonden als verstijfd in de vrieskou van Kiev, vooral de Zuid-Amerikanen bibberden uit hun broek. Ilario kende heel even een opleving nadat Diego Milito (op aangeven van Wesley Sneijder) vijf minuten voor tijd met een bevroren teen de gelijkmaker erin tikte, maar ondertussen tikte de klok door. Porca miseria, galmde het tot in de keuken. En nog een keer, luider. Echtgenote Lia keek er niet van op. Die was de scheldkannonades van Ilario wel gewend, vooral met Inter op tv. Ze ging verder met haar werk. Twee minuten voor het einde van de wedstrijd hield hij het niet meer. Ilario stapte het terras op. Om af te koelen. En toen gebeurde het. Zomaar. Milito, Sneijder, goal! 1-2 voor Inter in de 89ste minuut. Mijn telefoon ging. Ilario aan de andere kant van de lijn. Zijn stem haperde. Er klonk een stilte. En toen kwam het. ‘Renate, bedankt. En de rest van het Nederlandse volk ook. Duizendmaal grazie voor Wesley Sneijder. Che grande giocatore!’, zei Ilario. Daarna hing hij op.
Ik moest terugdenken aan augustus toen Ilario en zijn Inter-kameraden uit bar Stella Polare in Lucca de voormalige Ajacied als een arrogante tuinkabouter afschilderden omdat hij treuzelde met tekenen. Was het rekken tactiek om er bij Moratti nog een miljoentje aan salaris bij te snoepen soms of bleef hij werkelijk liever in Madrid? Ilario zei dat Sneijder nog het meeste weghad van een opgeschoten puber met puistjes in het gezicht die het knapste meisje uit de klas achterna loopt terwijl hij weet dat de liefde niet beantwoordt zal worden. ‘Dat is toch dom? Dan kies je toch voor het meisje dat wél met je naar bed wil?’, zei Ilario. Wat dacht die verwaande kwast eigenlijk wel niet om het grote Inter, hún Inter, en toch niet bepaald de eerste de beste club, zo lang te laten wachten? En wat had Wesley Sneijder tijdens zijn korte kabouterleven nu helemaal gepresteerd, behalve een paar jaar in het eerste van Ajax? De kritiek verstomde snel. Vooral na de derby. De Nederlander had zich amper voorgesteld aan zijn ploeggenoten of hij werd tegen Milan, zonder een minuut groepstraining in de benen, al opgesteld door José Mourinho. Het was blufpoker van de zuiverste soort maar het ging goed, heel goed zelfs. Sneijder schoot, passte, pingelde, pakte ballen af en Inter won. Zoals het daarna vaak won, met Sneijder in de ploeg. In Italië zijn ze al lang om. Of beter, vóór. Paolo Rossi noemde Sneijder gisteren het type speler waar Inter al jaren op zat te wachten en Gianluca Vialli vond hem ‘the man of the match’. In Lucca zijn de mannen van Inter tevree. Ze dromen weer van het winnen van de Champions League. Mij hoor je evenmin mopperen. Dankzij de goal van landgenoot Sneijder werd voor mij vanochtend de cappuccino betaald. ‘Grande giocatore, Sneijder!’

Saturday, November 07, 2009

Tamiflu


Zal ik nou Tamiflu bestellen of niet? Voor de hele provincie Toscane zijn slechts dertigduizend vaccins beschikbaar en ik kom voor een prikje niet in aanmerking. Dus snel wat rondgesurft op internet. Bij Prima-med kun je voor 90 pond 10 capsules bestellen. Pharmacyescrow is net iets voordeliger, maar je moet wel haast maken: 'stock is running out!'

Doe ik nou mee aan de gekte of moeten we ons werkelijk druk maken over de Mexicaanse griep? Volgens mijn moeder wel. Die belt elke dag gemiddeld twee keer en klinkt dan in grote paniek. Of ze in Italië al aan het inenten zijn. Nee dus. Volgens mijn moeder is het maar goed dat in Nederland de vaccins klaarliggen. De Nederlander hoeft niet te vrezen. Ergens in een geheim depot liggen miljoenen spuitjes die de komende weken in de billen van bejaarden, jonge kinderen en olympische sporters worden geprikt. Stel je voor dat het goud van Sven Kramer in gevaar komt. Laat staan dat ie doodgaat. Dat kun je in zo'n olympisch jaar helemaal niet hebben natuurlijk.

Bij het NOS Journaal zag ik woensdag Susan Pot van het Nederlands Vaccin Instituut voorbij komen. Pot stond als een soort 007 in haar depot. Het zag er allemaal heel top-secret uit. In de achtergrond werden bestelbusjes met doosjes Tamiflu volgeladen. Niet in gepantserde voertuigen van De Nederlandsche Bank, maar in tamelijk inbraakgevoelige bestelbusjes van het type Opel Combo. Pot legde uit waarom het zo belangrijk is dat de lokatie van het depot geheim blijft, want stel je nou voor dat écht de pleuris uitbreekt en het wanhopige gepeupel staat straks bij mevrouw Pot aan de poort. 'Dat wíl je gewoon niet'. Het klonk alsof Susan Pot er al rekening mee houdt dat de Nederlandse bevolking zo rond Sinterklaas zal zijn gehalveerd en dat alle nog in leven zijnde Zwarte Pieten in blinde paniek de Tamiflu-bastille zullen komen bestormen. Tragische toestanden zoals beschreven in het boek de Pest van Albert Camus. Als je jezelf écht de stuipen op het lijf wilt jagen stel ik voor de literaire klassieker uit 1947 er de komende dagen eens bij te pakken. Fijne kost, vooral als je thuis met het H1N1-virus op bed ligt. De existentionalistische moraal? Je wordt geboren, je snapt er niks van en je gaat weer dood.

Ik snap er geen snars van. Als ons werkelijk de grootste pandemie sinds de Spaanse griep te wachten staat, waarom zijn we dan nog vrolijk aan het voetballen, honkballen, rugbyen, skischansspringen en schaatsen met z'n allen? Er gaat weinig boven een middagje als haringen in een ton op de tribune van San Siro, maar je kucht een keer naar links, je scheldt een keer naar rechts en je hebt in een klap de hele Curva Sud besmet. Tijdens het meeblèren met De Blauhúster Dakkapel zag je de speekselklodders afgelopen weekend door Thialf vliegen. Lévensgevaarlijk spul, dat spuug. De Britse Health Protection Agency riep voetballers uit de Premier League al op om het kwatten voortaan te laten, aan schorsen wordt voorlopig niet gedacht. In Kiev deden ze dat wel, maar uiteindelijk ging Dynamo tegen Inter gewoon door. Met mondkapjes.

In mijn eigen dorp Lucca is het opvallend rustig op straat. Acht basisspelers van de lokale voetbalclub liggen inmiddels hoestend en proestend op bed, maar van paniek is geen sprake. Tja, wat nu? Er zit niets anders op dan te vertrouwen op een oud recept van de opa van Carlo Ancelotti. Die was boer in Reggiolo en dronk een glaasje hete melk met rode wijn als ie zich niet lekker voelde en dan ging het een dag later weer als een speer met het hooien en poten. Laat de Mexicaanse griep maar komen

Thursday, November 05, 2009

Il bello dello Sport




Het was op een frisse herstdag in 2007 dat 42.000 fans van Fiorentina en Inter een minuut lang de adem inhielden om de laatste eer te bewijzen aan Manuela Prandelli. De echtgenote van de trainer van Fiorentina was een paar dagen voordien, na een lang ziekbed, aan de gevolgen van borstkanker overleden. En daar stonden we dan met z’n allen, voor- en tegenstanders, tijdens een indrukwekkende minuut stilte. Je kon een speld horen vallen. Er werden spandoeken uitgerold: 'Cesare: verenigd in de overwinning, maar nog meer in het verdriet'. Fans gooiden bossen bloemen op het veld. Witte rozen boven op de dug-out. Geen misselijkmakende spreekkoren vanuit het uitvak zoals in het geval Van Gaal, maar Marco Materazzi die Prandelli langs de zijlijn een knuffel kwam geven. Hier stond geen spijkerharde verdediger maar een klein jongetje dat zelf zijn moeder op jonge leeftijd kwijtraakte. De rillingen liepen over mijn rug. Prandelli hief zijn hoofd ten hemel en pinkte een traan weg. Tsja, wie eigenlijk niet? Dat de wedstrijd tegen Inter verloren ging, interesseerde die dag helemaal niemand. Voetbal is in Italië heilig, maar gelukkig niet altijd. Daar kwam Prandelli achter toen de ziekte van zijn vrouw zich voor het eerst openbaarde. De kroonprins van het Italiaanse trainersgilde had net een lucratieve verbintenis afgesloten met AS Roma. De toekomst lonkte, de voetbalwereld lag aan zijn voeten en tóch liet Prandelli het contract na een paar weken ontbinden. Hij wilde bij zijn vrouw zijn. Het gezin ging voor. Voetbal, toch zeker zijn tweede liefde, kon hem even gestolen worden. Prandelli’s gebaar werd binnen de wereld van het voetbal opgevat als een zeldzame daad van onbaatzuchtigheid. Manuela, Cesare's jeugdliefde, zou de beslissing van haar echtgenoot later omschrijven als een groots liefdesgebaar. Zijn dochter Carolina zei: 'Ik ben ontzettend trots op papa'. En in Rome werd Prandelli tot Ave Cesare benoemd.
Ook in Florence wordt de trainer op handen gedragen, geadoreerd, geliefkoosd. Vooral omdat Fiorentina onder Prandelli weer weet wat winnen is, maar ook omdat hij niet ruziet met scheidsrechters of trainers van de tegenpartij, omdat hij jonge spelers beschermt, begeleidt en beter maakt (Jovetic, Montolivo), omdat gevallen sterren onder zijn vleugels hun oude glorie weten te hervinden (Mutu, Gilardino). Zelfs Christian Vieri herontdekte zichzelf aan de oevers van de Arno. En het enige dat Prandelli deed was de speler zélf tot dat inzicht laten komen. Bobogol die in Milaan rondreed in Porsche's en Ferrari's en bekend stond vanwege zijn flamboyante playboy-gedrag, ging in Toscane op het platteland bij zijn moeder wonen en pakte dagelijks de trein in plaats van de sportwagen naar de training. Soms is het leven beter eenvoudig. Prandelli is een opvallende normaliteit in een steeds meer op drift gerakende en schreeuwerige Serie A, waarin orakel Mourinho de maat bepaalt. Het was voor de jury van de premio Giacinto Facchetti reden om de jaarlijkse sportiviteitsprijs deze week aan Cesare Prandelli toe te kennen. Gianfelice Facchetti, zoon van de Inter-icoon die in 2006 aan kanker overleed, noemde hem tijdens de prijsuitreiking il bello dello sport. En met die aanduiding kan zelfs Mourinho het alleen maar eens zijn.

Sarti grabbelaar


De nachtmerrie begon op de laatste speeldag van het seizoen 1966/67. Het was een warme zomerdag in juni en koploper Inter ging op bezoek bij Mantova. Nu nog even winnen en de prosecco kon worden ontkurkt. Voor de nummer twee op de ranglijst, Juventus, restte weinig hoop. La Grande Inter van Helenio Herrera was fabelachtig sterk tijdens die dagen, té sterk. De ploeg won scudetti en coppa’s bij de vleet en het hoort nog steeds bij de opvoeding van iedere Inter-fan om de namen van de kampioenen uit het hoofd te leren: Sarti, Burgnich, Facchetti, Bedin, Guarneri, Picchi, Jaïr, Mazzola, Domenghini, Suarez en Corso. Mazzola, Jaïr en Corso waren échte wereldsterren, maar doelman Sarti in zekere zin toch ook. Giuliano Sarti was niet zomaar een keeper, hij was De Keeper. Met afstand de beste Italiaanse doelman van de jaren vijftig en zestig die met Fiorentina en Internazionale bergen prijzen won. Een ijskonijn die nog kon meevoetballen ook. Zijn ontdekker Fulvio Bernardini zei over Sarti dat hij de doelman van de toekomst was en Herrera vond hem zelfs revolutionair. Sarti deed tussen de palen vooral wat hij moest doen; ballen tegenhouden en als de wedstrijd het toeliet stak hij een sigaretje op. Gewoon, uit verveling. Dan gingen er minuten voorbij zonder dat hij een bal te verwerken kreeg en dan stond er altijd wel iemand in de buurt met een rokertje. ‘Toe, geef me eens een hijs’, zei Sarti dan. ‘Als je maar opschiet’, antwoordden de fans. Talrijk waren zijn reddingen en toch, vraag op straat een willekeurige Italiaan wie Giuliano Sarti ook al weer was en het antwoord zal zijn: ‘Die van die papera (blunder)’. Allemaal de schuld van Beniamino Di Giacomo, de spits van Mantova. Daar kwam in het stadio Danilo Martelli de bal aangefladderd, hoog door de lucht, maar zeker niet onhoudbaar. Sarti zag zich de voetbal in gedachten al eenvoudigjes naar Giacinto Facchetti werpen, maar liet het leer in werkelijkheid knullig door de vingers glippen. 1-0 voor Mantova. En dat bleef het ook. Maar wat nog veel erger was; Juventus kampioen. De Interfans hebben Sarti zijn papera nooit echt vergeven. ‘Ik graaide gewoon mis’, zei de gepensioneerde doelman toen ik hem eens trof in een kunstgalerie in Florence. Het viel me op dat hij hele verfijnde, bijna vrouwelijke handen had en vroeg me af of een stel kolenschoppen die dag zouden hebben geholpen. ‘Nee’, zei Sarti en lachtte. Hij nam een slok. In de achtergrond hingen prachtige tekeneningen van de spelers die Fiorentina het eerste scudetto bezorgden. Het portret van Sarti hing er ook, een stoere jonge doelman op een stoel. Er werd volop geapplaudisseerd voor il grande campione maar een enkeling begon natuurlijk weer over Mantova. Ik dacht dat Sarti er gek van werd. Het is het trieste lot van een doelman wiens naam vooral in het geheugen van de voetbalfan is gebeiteld vanwege een fatale fout. De reddingen worden vergeten. Hoe zullen de fans van AC Milan zich doelman Dida over veertig jaar herinneren? Als de held van Manchester of als Didastro, de doelman met de ontelbare blunders achter zijn naam?