Thursday, November 20, 2008

Del Piero

Als klein ventje droomde Alessandro Del Piero van de perfecte vrije trap. Ontelbare keren bestudeerde hij beelden van Zico, Platini en Maradona. Play-stop-rewind en nog een keer. Totdat de videocassettes het uiteindelijk begaven. DVD’s bestonden nog niet. Met de boogballen van de Braziliaan, de Fransman en de Argentijn op het netvlies, begon de piepjonge Del Piero dan te schuiven met meubilair in de woonkamer van het ouderlijk huis in Conegliano. Salontafel aan de kant, fauteuil van pa in de ene hoek, het breiwerk van ma in de andere, het bankstel halverwege in het midden, twee stoelen als doelpalen tegen de muur, trappen maar. Met een piepklein balletje en vooral met rechts. Steeds opnieuw proberen de bal over of langs de bank te lepelen en in het doel. Het getrap van de kleine Ale dreef mama Bruna geregeld tot waanzin, vooral als er weer eens een vaas of een erfstuk sneuvelde, waarna de jongste zoon zijn oefenterrein verlegde naar de slaapkamer. Daar begon hij met het mikken op de lichtschakelaar. Aan-uit, aan-uit. Ook een prima oefening. Dat bleek afgelopen weekend. Tijdens het duel tegen Chievo Verona, op de dag van zijn 34ste verjaardag, schoot Del Piero zijn 249ste goal voor Juventus erin. Niet zomaar een intikkertje of de bal er lullig inkletsen via de kluts, maar een wonderschoon doelpunt uit een vrije trap. De zoveelste tijdens zijn carrière, de vijfde dit seizoen en al weer de derde binnen een week. De captain steekt in bloedvorm en de crisis waar Juventus zich een paar weken geleden in bevond, is vooral overgewaaid dankzij hem. De feestweek begon op 1 november, op de dag dat in Turijn het 111-jarige bestaan van de club werd gevierd. Del Piero besloot de boel in zijn eentje wat op te leuken en krulde een vrije trap van twintig meter achter doelman Doni van Roma. Aanloop, uithalen, gol! Net als vroeger. Oud-voorzitter Agnelli vergeleek het spel van Del Piero ooit met de penseelstreken van Renaissance-kunstenaar Pinturicchio en schilderen met de bal was precies wat Del Piero vorige week deed tijdens het Champions League-duel tegen Real Madrid. Toen de doelpuntenmaker door Ranieri naar de kant werd gehaald, kón het publiek in Madrid niet anders dan op de banken gaan. Del Piero stak dankbaar zijn handen in de lucht. Soms kent voetbal geen grenzen en gelukkig maar. Ik heb eerlijk gezegd altijd een bloedhekel aan Del Piero gehad. Hij was hét symbool van het machtige Juventus. Wat kon je als fan van Fiorentina anders dan tégen die gobbo (gebochelde) te zijn? Op de tribune van Fiorentina heb ik hem ooit voor vies en vuil uitgemaakt, vooral als hij weer eens tegen scoorde, maar inmiddels ben ik om. Deze week was het tijd voor mijn outing. Toen ik maandag voor een cappuccino bij bar Stella Polare binnenstapte, heb ik mijn voetbalvrienden Ilario en Giuliano over mijn bewondering voor Del Piero verteld. Die keken daar ontzettend van op. De bekentenis ging niet van harte, maar voor een voetballer als Del Piero kun je niet anders dan respect hebben. Hij is dé voorbeeldprof, geroemd vanwege zijn loyaliteit. Ook toen Juventus werd teruggezet naar de Serie B, ook als hij door een trainer op de bank werd gezet. Del Piero haalde zijn gram nooit in de krant, altijd op het veld. Een ernstige knieblessure leek tien jaar geleden het einde van zijn carriere in te luiden, maar in plaats daarvan werd hij elk jaar beter. Het is logisch dat zijn status inmiddels mythische vormen aanneemt. Hij is de meest succesvolle na-oorlogse speler van Juventus en zijn carriere zit er nog lang niet op. ‘Ik schaam me wel eens als ik jongetjes op straat hoor zeggen: ‘Nu ga ik een goal maken alla Del Piero’. Maar het wil zeggen dat ik wat bereikt heb’, zei Del Piero ooit tijdens een interview met de Italiaanse Hard Gras. Op naar goal nummer 250.

Tomba

Het regent sinds deze week in Lucca. Met bakken komt het uit de lucht. In de grijze verte, richting Abetone, kleuren de bergtoppen van de Apenijnen inmiddels wit. Gelukkig is de biografie van Alberto Tomba net uit. Twintig jaar na het winnen van zijn eerste gouden medaille in Calgary en tien jaar na zijn afscheid van de sport, vond de skiheld het tijd voor een boek. ‘Eerste en tweede manche’ * gaat over Tomba’s avonturen op en naast de piste, over zijn ontelbare successen, over zijn liefde voor pizza, pasta en wijn, zijn acteerprestaties en over zijn mislukte relaties en affaires met Italiaanse modellen en missen, met ene Elisabeth uit Australië, met een blond zangeresje uit Finland en een knappe hostess uit Frankrijk. Het boek van la bomba leest lekker weg met de verwarming wat verder opgestookt en een glas rood in de hand. ‘God schiep de sneeuw en daarna schiep Hij Alberto Tomba. En God zei: ‘Alberto, gaat hene en win’. Tomba ging heen en won. Veel en vaak. Wereldtitels en Olympische medailles. Rats, rats, rats langs de poortjes. Tomba met zijn turbodijen kon bergen laten trillen van geluk. Ze noemden hem ‘de lawine’, ‘het beest’ of ‘pope of the slopes’ omdat de Italiaan onderaan de helling nogal eens door de knieën ging. Handen in de lucht, een kus voor de sneeuw, alweer een overwinning. Je hield als fan je hart vast als hij als een ongeleid projectiel van de helling stoof, wild om zich heen zwaaiend met armen en benen, maar het was genieten geblazen van zoveel grinta. Tomba was uniek. De ene dag stoof het rijkeluiszoontje in boxershort van de piste om een nieuwe onderbroekenlijn aan te prijzen, om de dag erop een trofee naar het hoofd van een fotograaf te slingeren die het had gewaagd naaktfoto’s van hem te knippen in een sauna in Zwitserland. Tomba was de controversiële kampioen die spotte met de wetten van de topsport door de avond vóór zijn gouden race in Calgary tot diep in de nacht de liefde te bedrijven. Met drie dames tegelijk, beweerde Tomba. In het najaar van 1997 ontmoette ik de playboy zomaar zelf. Het gebeurde in Zoetermeer waar Tomba meedeed aan een wedstrijdje indoorskiën voor een goed doel. En daar stond ik dan, samen met de cameraploeg van Sportpaleis de Jong, te bibberen in de vrieskou, met knikkende knieën, op een meter van de Italiaan. Tomba zag er in het echt net zo flitsend uit als op televisie. Iets té pront van postuur. Je kon zien dat hij zich graag een tweede keer liet opscheppen als la mamma thuis in Bologna nog een keer rondging met de schaal lasagne. Zijn krullenbol zat mooi in model. Terwijl Tomba wat stond te kletsen, probeerde ik vanuit de dode hoek zijn aandacht te vangen. Na een tijdje had hij me in de gaten. Ik mompelde wat zinnetjes in mijn beste Italiaans. Over sportpalazzo de Jong enzo en een intervista per favore. Het zou er niet van komen. Albertissimo had andere plannen. Die toverde een ansichtkaart uit zijn binnenzak tevoorschijn, friemelde een handtekening onder zijn eigen afbeelding, nog een mooi hartje erbij en in de hoek zijn mobiele telefoonnummer, voor als ik die avond zin kreeg. Nog een knipoog als toegift en arrivederci! Zonder interview of filmpje droop ik af. Gedesillusioneerd. Wat haalde die Tomba zich wel niet in zijn hoofd. Ik bedacht dat ik de held een ontzettend arrogante, zelfingenomen salami vond. Nou ís de Italiaan dat natuurlijk ook, maar elf jaar na dato overheerst de herinnering aan een legendarisch kampioen die de skisport jarenlang kleur gaf en in die zin wordt grande Tomba vreselijk gemist. In Lucca wordt de ansichtkaart inmiddels liefdevol gekoesterd. Handig als boeklegger bovendien.
* Albert Tomba, prima e seconda manche. Uitgeverij Sperling & Kupfer. ISBN 978-88-200-4635-4