Tuesday, April 28, 2009

Wielervriend uit Lucca



Mooie ouderwetse naam, Paladino. En typisch Lucchese. Laatst keken we samen naar een etappe van de Tirreno Adriatico, in een olijfboomgaard op een heuvel net buiten de stad. Paladino en ik. Hij schreeuwen naar Di Luca en Ballan. Ik Dekker aanmoedigen.
Vanochtend ging ik bij mijn wielervriend langs in de zaak in Lucca. De fietsenmaker was achter in de werkplaats met wat inbussleutels in de weer; kinderzitjes op toerfietsen monteren, aan de slag met een gebroken ketting, dat soort werk. Paladino zag me binnenkomen, keek even op van zijn gesleutel en vertelde trots dat hij met de overwinning van Cavendish tijdens Milano Sanremo toch maar mooi honderd euro in zijn zak had gestoken. ‘En afgelopen weekend zat ik goed met Stijn Devolder. Weer tweehonderd euro verdiend’.
‘Bravo’, zei ik.
Paladino is een kenner. De fietsenmaker weet waarover hij praat. Zijn hart is groot en vol passie voor de wielersport. Chronò, het fietsenwinkeltje dat hij bestiert aan de Corso Garibaldi in Lucca, is klein van afmeting maar groots van inhoud. Echt een plekje voor de liefhebber. Paladino verkoopt er fietsen met mooie namen zoals Cinelli, Adriatica, Bianchi, Bottechia en modellen van Viner. Ik had zelf eerlijk gezegd nog nooit van Viner gehoord maar Paladino legde uit dat het om handgemaakte racefietsen gaat die sinds 1947 door oprichter Viviano Nerosi en zijn nageslacht in een werkplaats in Pistoia in elkaar worden gesleuteld. Op maat gemaakt en daarna opgespoten in de lievelingskleur van de klant. Geen massaproduktie maar een bescheiden aantal van vijfduizend modellen per jaar. Echt liefdewerk, oud papier. Stuk voor stuk meesterwerkjes.
Dat geldt ook voor de fietsen van Cinelli, mijn persoonlijke favoriet vanwege het minimalistische uiterlijk van de meeste modellen en de prachtige kleurencombinaties, vooral op de reprodukties van vintage rijwielen. Fietsen van Cinelli zijn kunstwerkjes op zich. Bij Paladino staat een model in zilver op de stoep met een stuurlintje in knalrood. Om je vingers bij af te likken, zo mooi. En dan het logo! Vroeger werd het wapen met de hand op de frames geschilderd; een helm van een ridder boven een groene slang (symbool van de stad Milaan) en de rode lelie van Florence, stad waar oprichter Cino Cinelli oorspronkelijk vandaan kwam. De zoon van een landeigenaar leerde ooit fietsen op het Toscaanse platteland en werd later prof. Hij won etappes in de Giro d’Italia en was in 1943 winnaar van Milaan - Sanremo. Uit ontevredenheid over het materiaal begon de ex-prof in 1948 met het maken van racestuurtjes, zadel- en stuurpennen, kranken en frames. Later kwamen daar hele fietsen bij. Echte vernieuwers waren het, bij Cinelli. Het bedrijf kwam als eerste met aluminiumframes en met trappers met kliksysteem op de markt. Veel Italiaanse fietsenmerken gingen later op de fles of hevelden de produktie over naar Azië, maar Viner en Cinelli gelukkig niet. Die produceren nog altijd in Italië. Fietsen worden er in werkplaatsen in Pistoia en in Milaan in elkaar gezet door mannen met wielerverstand. ‘Made in Italy is meer dan alleen maar een geografisch gegeven’, valt op de website van Viner te lezen. ‘Het gaat om de passie. Om de ziel’.
Ook in de zaak van Paladino draait het om hart en ziel. Van heinde en verre komen de liefhebbers bij hem aangewaaid. Voor een fiets of een mooi vintage wielershirtje. Voor een snelle reparatie of gewoon voor een praatje. Want Paladino kan het mooi vertellen. In geuren en kleuren. Over heden en verleden. En dan hangen de wielerfans aan zijn lippen. En soms een verdwaalde voetballer. Zoals Ighli Vannucchi, spelmaker van Empoli en tevens buurman van Thomas Dekker, die zich vanochtend meldde met een lekke band. Paladino was net aan een mooi verhaal begonnen over vissen en ging daarna verder over Napels en waarom je in bepaalde wijken van die stad beter niet met een helm op je brommer kunt gaan zitten. ‘Omdat ze dan op je schieten. Alleen leden van de maffia dragen in Napels een helm, zodat ze niet herkend worden tijdens een afrekening’, zei Paladino. En of Ighli en ik soms wisten waarom Italiaanse vrachtwagenchauffeurs standaard een briefje van vijftig tussen hun rijbewijs steken? ‘Omdat ze liever vijftig euro weggeven aan een corrupte politie-agent dan dat een bekeuring thuis in de bus’. Mooie verhalen. Meestal over wielrennen. Wie wel pakt, wie niet en waarom. Dat soort werk. Geserveerd met een lekkere espresso erbij. ‘Maar ssstttttttt….mondje dicht he?! Want over de wielrenners niets dan goeds’.

Paladino ging weer verder met de volgende klant. Ik pakte mijn Adriatica en ging er vandoor.

http://www.chronobikes.com/

Deze column werd eerder gepubliceerd in Wieler Revue.

Friday, April 24, 2009

De bal van de finale van 1978 ligt bij Gonella op zolder, mischien..


Mooie trailer op youtube van Complici del silenzio, een Italiaanse film over het WK van 1978 in Argentinië met Alessio Boni, één van mijn favoriete acteurs in de rol van sportjournalist Maurizio Gallo. Die valt tijdens de openingsceremonie als een blok voor bloedmooie Ana, tevens politiek tegenstander van generaal Videla. De romance is fel en vurig maar leidt uiteindelijk tot gevangenschap en foltering van beide geliefden, terwijl in Buenos Aires de finale wordt gespeeld. Ik moest aan Sergio Gonella denken. Het was tijdens de zomer van 2007 dat ik in een strandtent in Forte dei Marmi een bordje pasta at met de leidsman van de finale tussen Argentinië en Nederland. Gonella had last van een krakkemikkige rug en zat met jicht aan beide benen. In het geheugen vielen nog geen gaten. De Italiaan zat er mooi opgebruind bij. Hij vertelde over zijn huwelijksreis naar Nederland en dat hij nog nooit zoiets had gezien als de afsluitdijk. Een sliert spaghetti en een slok wijn. Daarna begonnen we over het WK in Argentinië. Eerst wat onschuldige anecdotes. Over de wedstrijdbal bijvoorbeeld. Die had Gonella met toestemming van de autoriteiten na afloop van de finale in zijn koffer gestopt. Het ding lag veilig bij hem thuis op zolder totdat de Argentijnse voetbalbond de bal een jaar later opeens weer opeiste voor in het nationale voetbalmuseum. Gonella weigerde maar de Italiaanse bond drong aan om een rel met de Argentijnen te voorkomen. Toen heeft Gonella met de importeur van Adidas gebeld en om een Tango gevraagd. Met die nieuwe bal is hij samen met een vriend naar een voetbalveldje gegaan. Ze hebben gepingeld totdat ze erbij neervielen en de bal er net zo versleten en gebruikt uit zag als het exemplaar van de finale. Uiteindelijk heeft Gonella de bal teruggegeven. ‘Maar niemand weet of het de originele bal was. Bij mij op zolder in Asti ligt nog steeds een Tango. De waarheid? Die neem ik mee in mijn graf. Het is een geheim dat bij die finale hoort en daarmee basta’. We zetten een DVD van de finale op. De stem van Theo Reitsma. Gonella drukte zijn neus tegen het computerscherm. Daar was opnieuw het moment met de mitella van René van der Kerkhof. Gonella: ‘Het kon best een vorm van intimidatie zijn maar Passarella had in feite gelijk. In de handleiding van de FIFA staat dat het verboden is om met gips te spelen’. Met de agressieve sfeer rondom de wedstrijd viel het volgens hem wel mee: ‘Ze schreeuwden, maar verder niks’. Van een aanval op de spelersbus van Oranje had hij nog nooit gehoord: ‘Dat is voor mij nieuw’. Paperitos dwarrelden door het beeld. Een overtreding van Johan Neeskens. Gonella: ‘Hier zeg ik: ‘Kalm aan’. De Nederlanders maakten aan het begin van de wedstrijd de meeste overtredingen’. Daarna werd het serieuzer. Vragen en antwoorden over de militaire junta van generaal Videla (‘Het waren zaken die boven mijn pet gingen’), over de ruim dertigduizend mensen (desaparecidos) die vermist raakten (‘Dat werd later pas duidelijk. Ik wist er niet voldoende van af’), of Gonella nou wel of niet had moeten gaan (‘Ik was daar om mijn werk te doen. Ik wilde graag een WK fluiten’), over omkoping (‘Mij is nooit om een gunst gevraagd’), over geweld op straat (‘Eén keer ben ik aangehouden door een militair’) en of het misschien beter zou zijn geweest om het WK door een ander land te laten organiseren. ‘Waarom? Sport draagt haar eigen verantwoordelijk, niet die van de politiek’. Sergio Gonella komt uitgebreid aan het woord in het boek ‘Voetbal in een vuile oorlog’ van Marcel Rözer en Iwan van Duren. Terwijl de auteurs afgelopen maandag het glas hieven vanwege het winnen van de Nico Scheepmakerbokaal voor het beste sportboek van 2008, ging in Italië Complici del silenzio (Medeplichtigen in stilte) in premiere. Zou Gonella als eregast aanwezig zijn geweest? Eindelijk weer in de spotlights. Schrijdend over de rode loper, met een hand zwaaiend naar het publiek en met de andere steunend op echtgenote Dina vanwege de jicht en de krakkemikkige rug? Ik vermoed van niet.

Renate Verhoofstad schrijft iedere vrijdag een column voor de sportbijlage van het AD, AD Sportwereld. Kijk ook op www.sportwereld.nl/columnisten

Saturday, April 18, 2009

Grootste prijs ooit: 5.549.749.000 lire






Ik heb deze week de Totocalcio weer eens ingevuld. Hartstikke leuk. Vooral met een espresso erbij. Eenen, tweeën of een kruisje voor een gelijkspel. Hetzelfde principe als vroeger bij de voetbaltoto.


Bij ons in Waalwijk kwam op vrijdag een mannetje op een Kaptein Mobylette aan de deur, met een knalrood dophelmpje op zijn kop. Het maakte me nerveus als hij meekeek over mijn schouder terwijl ik aan de keukentafel nadacht over de uitslag van NEC-PEC Zwolle of Go Ahead Eagles-PSV. Daarna draaide hij het velletje door een metalen kastje op zijn buik - kopietje voor hem, het origineel voor mij - en zei (met zijn helm meestal nog op): 'Tot de volgende week dan maar weer. Houdoe!' Hele middagen lag ik op bed te fantaseren waar ik al die duizenden guldens wel niet aan zou uitgeven, maar ik won natuurlijk nooit.

Deze week nieuwe ronde, nieuwe kansen. Maar dan in de Totocalcio. De Italiaanse variant van de voetbaltoto werd in 1946 geïntroduceerd door Massimo Della Pergola, een Joods-Italiaanse journalist van de Gazzetta dello Sport die tijdens de oorlogsjaren door de fascisten te werk werd gesteld in een concentratiekamp in Pont de la Morge. Het was aan de boorden van de rivier de Rhône dat Della Pergola in gevangenschap het idee voor de Totocalcio verzon. ,,In het kamp was ik zelf een nummer: nummer 21.915.''

Volgens Della Pergola was Totocalcio dé manier om geld te verdienen en om (een deel van) dat geld weer terug te laten stromen naar de sport. Eenmaal bevrijd en weer achter een Olivetti op de redactie van de roze sportkrant vond Della Pergola het tijd om Italië, in navolging van Engeland, Zweden en Zwitserland, in te wijden in de wereld van de kansspelen. Tegen de achtergrond van een bijna bankroete natie (toenmalig president De Gasperi moest voor een staatsbezoek aan Frankrijk zelfs een overjas lenen van een van zijn ministers) groeide de Totocalcio uit tot een geweldig succes. Hele volksstammen deden mee. Voetbalfan of niet, man, vrouw, jong, oud, arm of rijk. 'Beproef uw geluk voor de prijs van een glas Vermouth' luidde de slogan.

En dat is wat de Italianen deden, hun geluk beproeven. Met miljoenen tegelijk. Totocalcio hoorde net zozeer bij de traditie van het Italiaanse voetbal als het spelen van wedstrijden op een vast tijdstip op de zondagmiddag ooit was. De Totocalcio deed de straatarme fan in het naoorlogse Italië dromen van een betere toekomst. En voor sommigen wás die er ook. Zoals voor Pietro Aleotti. De timmerman uit Treviso, gespecialiseerd in het maken van doodskisten, won in 1947 met zijn lijstje 1, 1, x, x, x, x, x, x, 2, 1, 1, 1 liefst 64 miljoen lire (ruim 33.ooo euro), een godsvermogen.

De gelukkige winnaars van de Totocalcio groeiden in de jaren daarna uit tot bekendheden van B-formaat die met hun hoofd in de krant verschenen. In 1950 werd Giovanni Mannu in een tv-uitzending als een soort boksheld onthaald. Doldwaze toestanden in de studio, het publiek op de banken. En daar stond de mijnwerker uit Sardinië dan, op het podium met wat mooie missen in de buurt. Onhandig zwaaiend met een vette cheque boven zijn hoofd.

In 1993 werd de grootste prijs ooit uitgekeerd (5.549.749.000 lire). Daarna ging het bergafwaarts met de Totocalcio. Verkeerd management, verandering van eigenaar, gerommel met het oorspronkelijke idee; dat soort werk. Er kwamen midweekse wedstrijden bij en concurrenten zoals Superenalotto, SNAI en Bwin. De fan raakte de kluts kwijt. Bovendien werd krassen en inzetten via internet populair. Allemaal ten koste van de Totocalcio. Bijna 63 jaar na oprichting is de Italiaanse toto op sterven na dood. De toekomst is onzeker. Volgens de noodkreet in de Gazzetta doen er dit weekeinde slechts 121.000 Italianen mee.

En een Nederlanse dus. Ik heb ingezet op een 1 voor Juventus tegen Inter en een 2 voor Milan tegen Torino. Tot volgende week dan maar weer. Houdoe!

Thursday, April 16, 2009

Adriano

De politie was dagen naar de beroemde voetballer op zoek die na het trainingskamp met de Braziliaanse plzoeg zoek was geraakt. Op vrijdag mistte hij het vliegtuig naar Milaan. De zaakwaarnemer kreeg geen gehoor. Zelfs mama Rosilda had geen idee waar haar zoon uithing. Ze maakten zich vreselijk zorgen. Ze dachten dat hij dood was. Overhoop geschoten door een bende uit Rio de Janeiro. Of anders zelfmoord gepleegd. De roddelpers schreef dat er op donderdag een beroemde voetballer was gesignaleerd op een feestje van een drugsbaron uit Chatuba, een sloppenwijk in het Noorden van de stad. Men vermoedde dat het om Adriano ging die in diezelfde favela ooit leerde voetballen op straat. De spits van Inter zou hebben gedanst tot diep in de nacht. Met mooie meiden en transseksuelen en met twee glimmende pistolen, meehupsend in holsters op de heupen. Hij zou zich hebben beklaagd over de roem en de rijkdom (‘Geld is niet alles’) en zoop zichzelf daarna een delirium. Om de ellende te vergeten.
En het begon allemaal zo mooi. Adriano Leite Ribeiro, een uit de kluiten gewassen knaap uit een van de armste sloppenwijken van Rio, maakte tijdens de zomer van 2001 zijn debuut voor Internazionale. Het gebeurde tijdens een vriendschappelijk duel tegen Real Madrid dat de Braziliaan zo vréselijk hard uithaalde uit een vrije trap dat de doelpalen in Bernabeu er nog van natrillen. Adriano was sterk, snel en technisch; een doelpuntenmachine met een fluwelen balbehandelig. Ze noemden hem de Hulk of l’Imperatore, naar de Romeinse keizer Hadriano. Nadat de spits vanaf 2001 voor een paar seizoenen werd verhuurd aan Fiorentina en Parma keerde hij in januari 2004 terug naar Milaan. Het was met reuzenstappen dat Adriano daarna de top van het internationale voetbal bestormde. Uitblinker en topscorer tijdens de Coppa America van dat jaar en een sensatie in Italië. Adriano dribbelde en scoorde. Met links of met rechts. Met het hoofd of met de punt van de schoen. De Braziliaan wist de wereld aan zijn voeten maar achter de façade van de vrolijke doelpuntenmachine schuilde het verdriet van een introverte en eenzame jongen die zich maar geen raad wist met het plotselinge overlijden van zijn vader Almir, tijdens de zomer van 2004. Toen daarna zijn vriendin Daniella hem verliet, samen met zoontje van amper een jaar, raakte de voetballer in een depressie. De doelpunten droogden op en Adriano greep steeds vaker naar de fles. Geen wijn maar bier. Of cocktails. Thuis drinken op de sofa van zijn villa in Como of met foute vrienden in nightclubs in Milaan. Steeds vaker werd de Braziliaan tot diep in de nacht gesignaleerd in discotheek Hollywood en volgens de Corriere della Sera werden er regelmatig über-exclusieve feestjes georganiseerd in de suite van het chiqueste hotel van de stad. Dan lieten Adriano en zijn makkers flessen Champagne aanrukken van het merk Christal en werd er feest gevierd met Milanese meisjes, callgirls en zelfs travestieten. Op tienduizend euro meer of minder werd niet gekeken. En de volgende dag natuurlijk niet op tijd voor de training. Of anders in beschonken toestand. Zoals afgelopen november gebeurde toen Adriano na een avondje stappen zich weliswaar op tijd meldde in het trainingskamp van Inter maar met een enorme kegel door trainer José Mourinho weer van het veld werd gestuurd. Boetes, straftrainingen of gesprekken met Mancini of Mourinho; niets hielp. Vaak beloofde hij beterschap. Even zo vaak ging het mis. Zoals vorige week.
Het goede nieuws is dat Adriano niet dood is. Hij leeft. De afgelopen dagen hield hij zich schuil in zijn appartement in Rio, met mama Rosilda en zijn oma in zijn buurt. Het is onduidelijk of de speler wordt opgenomen in een ontwenningskliniek of terugkeert naar Italië. ‘Misschien. Na Pasen’, zei zijn zaakwaarnemer deze week. José Mourinho is dit keer niet boos. Wel verdrietig. ‘Het is een trieste geschiedenis’, zei de Portugees deze week. ‘Het gaat ons nu alleen nog maar om Adriano. Niet om de voetballer maar om de mens’. Het is voor Adriano te hopen dat hij de verleiding van de fles op een dag kan weerstaan om te voorkomen dat hij eindigt als zijn landgenoot Garrincha. Die Goddelijke kanarie zoop zich uiteindelijk dood. Garrincha overleed in 1983, aan de gevolgen van levercirrose. Hij was pas 49 jaar oud. Adriano heeft nog 22 jaar om het met zichzelf goed te maken.

Sunday, April 05, 2009

Kleur

Ik was deze week even op bezoek in Nederland. Woensdag nog naar Oranje gekeken. Lelijke kleur vind ik, Oranje, maar geweldig om in te voetballen. Het steekt lekker fel af, is origineel en herkenbaar. Zo moeten de oprichters van de Toscaanse voetbalclub Pistoiese er ook over hebben gedacht toen ze in 1921 voor arancione als clubkleur kozen. Het Nederlandse elftal gold daarbij als inspiratiebron. De Olandesi speelden in hetzelfde jaar een oefenduel in Genua. ‘De wedstrijd tegen Italië eindigde in een saai gelijkspel maar Oranje had met sprankelend voetbal heel het Italiaanse volk weten te enthousiasmeren’, schrijven Alessandro Savorelli en Sergio Salvi in hun onlangs verschenen boek ‘Tutti i colori del calcio’. Het tweetal deed voor het naslagwerk uitgebreid onderzoek naar de herkomst en achtergronden van clubkleuren binnen het Europese voetbal. Naar het hoe en waarom van combinaties als bianconero, nerazzurro, biancoceleste, rossoblù, giallorosso, rosanero, geblokt, gestreept, staand of liggend. Wat blijkt is dat oranje en paars als stamkleur het minst voorkomen, dat bordeaux in de Serie A populair is (Reggina, Torino), dat rode strepen kunnen verwijzen naar bloedvergieten in een ver en heldhaftig verleden en dat het gebruik van meer dan drie kleuren taboe is omdat het anders maar een janboel wordt. Bovendien wordt gesuggereerd dat groen (in katholiek Italië althans) mede wordt vermeden omdat het de kleur is van de islam. Reuze-vermakelijk, al die nieuwe inzichten. Nooit geweten dat het roze in het shirt van Palermo staat voor het zoet der overwinning en het zwart voor de rouw na een nederlaag. Juventus speelde ooit in het roze, met bijpassende stropdassen. Het was geen bewuste keuze, maar noodzakelijk kwaad. Het geld groeide de studenten-oprichters van Juventus in die beginjaren niet op de rug. Roze katoen was in grote hoeveelheden en voor een zacht prijsje verkrijgbaar waarna moeders, tantes en zussen van de spelers zich achter hun naaimachine zetten. De verfomfaaide shirts werden na drie jaar vervangen door gestreepte shirts in zwart en wit van Notts County die een Engelse zakenman meebracht uit zijn geboortedorp Nottingham. De keuze voor rossonero in het jaar van oprichting van AC Milan (1899) had met toeval niets te maken. Of zoals oud-speler en mede-oprichter Herbert Kilpin het verwoordde: ‘De shirts moeten rood zijn omdat wij duivels zijn en dan doen we er nog een beetje zwart bij om de tegenstanders helemaal de stuipen op het lijf te jagen’. Het waren woelige en progressieve tijden. Het kapitalisme was in opkomst, het socialisme ook en in de jonge republiek Italië werd het gezag van de katholieke kerk volop ter discussie gesteld. In die zin kwam de duivel als symbool van vrijheid en rebellie het Brits-protestante deel van de Milanese aanhang goed uit in hun polemiek tegen de paus. Anderen vermoeden dat het rood vooral symbool staat voor het socialistische karakter van de club tijdens de beginjaren, met een groot deel van de aanhang afkomstig uit de arbeidersklasse. Uit die tijd stamt ook de bijnaam van de fans van AC Milan: casciavitt (schroevendraaiers). En dan heb je nog het a-typische viola van voetbalclub Fiorentina. Marco van Basten zei het laatst nog: ‘Het is toch iets aparts, dat paars’. En dat is het ook. De spelers van Fiorentina moeten vreemd hebben opgekeken toen ze de oorspronkelijk rood met witte shirts in het paars terugzagen; het gevolg van een foutje van de wasvrouw die de tenues samen met een paar blauwe kousen in de was had gegooid. Waarheid of legende? Hoe dan ook zijn de Florentijnse fans inmiddels vreselijk verknocht aan la Viola, waarmee twee kampioenschappen werden gewonnen. ‘De club doet er toe, de clubkleuren niet’, zei Franz Beckenbauer ooit met weinig gevoel voor romantiek. Nee, dan Patrick Vieira. ‘Ik draag het shirt niet, het shirt draagt mij’ aldus de Fransman. Ik hou op het laatste.