Friday, December 18, 2009

Naish



Het vriest dat het kraakt. Ook in Italië. In mijn slecht geïsoleerde flat staan de bloemen 's ochtends op de ruiten en ik vermoed dan ook dat de eerste Europese marathon op natuurijs in Lucca wordt verreden en niet in, pak 'm beet, Haaksbergen, Veenoord of Noordlaren.

Op de Piazza Napoleone wordt elke nacht heel zorgvuldig een laagje warm water op het ijs gespoten. En de ijsmeesters uit Lucca maar hopen op een aangroei van drie centimeter per nacht. Ze doen geen oog dicht.
Stel je voor, straks komt Enrico Fabris ook nog even aanwaaien voor een duurtraining in de Toscaanse buitenlucht. Wel gezellig voor de tweevoudig olympisch kampioen, met al die kerstlampjes in de platanen rond het plein en de geur van geroosterde kastanjes. En goed voor het moreel.

De Nederlandse schaatsfans zullen zich in februari vertwijfeld afvragen waar de Italiaan opeens die rondjes van 27 seconden vandaan haalt terwijl onze eigen Svenergy, doodmoe van alle 153 olympische kwalificatietoernooien, met zijn tong op zijn knieën de finish van de olympische vijf kilometer haalt.
Terug naar de werkelijkheid, waarin ik deze week langs het ijsbaantje van Lucca stond en aan de praat raakte met een Amerikaan. Die begon plots over water in plaats van ijs en had het over de monstergolven zoals die deze dagen te pletter slaan voor de kust van Hawaii. Er klonk weemoed door in zijn stem.

Werd voor het eerst in vijf jaar weer eens The Eddy Aikau Memorial gehouden (een soort Elfstedentocht voor coole surfdudes die zich met uitgebleekt haar en zongebruinde lijven van vijftien meter hoge golven storten) stond de geboren Hawaiiaan in halfbevroren toestand in Lucca op een plein.

Ik moest in een vlaag van nostalgie aan mijn eigen windsurfperiode in Waalwijk denken. Het waren de mid-eighties en alles draaide om surfboards, -boys en bikini's van O'Neill. En maar duckgijpen en headdippen met je zinkertje, op de tonen van Sweet Freedom van Michael McDonald. Ah... those were the days.

In Nederland had je Stephan van den Berg, de olympisch kampioen windsurfen van 1984. Die was best cool en knap maar Robby Naish was pas echt dé man. Geboren op Hawaii en wereldkampioen op z'n dertiende. Het was fenomenaal zoals Naish tsunami's kon temmen.

Wij, windsurfers uit Waalwijk, verafgoden Naish en als in Scheveningen een World Cup werd georganiseerd dan moést je daar bij zijn. Stonden er zomaar honderdduizend fans op het strand en had Naish dertig man personeel nodig om zijn surfplank te bereiken.

De living legend heeft de plank inmiddels verruild voor de stoel van directeur van een enorm surf- en kiteimperium maar zodra de wind aanzwelt wordt Naish naar het strand gezogen. Dan gooit de Hawaiiaan er een paar ouderwetse forward loops uit of oefent stand-up-paddling, de nieuwste surftechniek op een soort oversized board en met een roeispaan in je handen. In het leven van Robby Naish gaan de golven altijd voor, water hoort vloeibaar te zijn en niet bevroren.

Friday, December 11, 2009

Gullit op een onbewoond eiland

Het leukste bericht in de Gazzetta dello Sport ging deze week over Ruud Gullit. De roddel gaat namelijk dat il tulipano nero nee heeft gezegd tegen een aanbod van de Nigeriaanse voetbalbond omdat hij vanaf februari gaat meedoen aan Isola dei Famosi, een soort Expeditie Robinson maar dan op de Italiaanse staatstelevisie. Het is maar een gerucht maar ik verheug me nu al. Het beeld van Ruud Gullit snorkelend voor de kust van een onbewoond eiland, op zoek naar een lekker visje. Of; drinkt met z’n billen bloot, melk uit de cocosnoot. Het is weer eens wat anders dan het aanprijzen van een WK. Ik moest aan Totò Schillaci denken. De vergeten held van het wereldkampioenschap van 1990 deed in 2004 aan het televisieprogramma mee. De omstandigheden waren spartaans. Te zien was hoe een groep van twaalf modellen, acteurs, televisiepresentatoren en één sportman elkaar soms naar de strot vlogen voor een extra hap rijst, hoe men werd lek gestoken door muskieten en hoe de deelnemers bijna van het strand werden geblazen tijdens de zoveelste tropische regenstorm. De ene na de andere VIP verloor de zelfbeheersing en werd naar huis gestemd. En Schillaci? Die niet. Daar waar de meesten de zelfcontrole kwijtraakten bleef Schillaci de eenzaamheid de baas. Door een citroen als een bal hoog te houden bijvoorbeeld, met het trainingsjack van Italia ’90 om de schouders. Zoals we de sportman in hem herkenden zei Schillaci ‘ook deze wedstrijd te willen winnen’. Alleen toen zijn zoontje hem tijdens een live-show vanuit de studio in Rome te kennen gaf trots te zijn, brak Totò en vulden zijn zwarte kraaloogjes zich met tranen. Na Schillaci deed ook oud-Juventino Antonio Cabrini aan Isola dei Famosi mee en voormalig wielrenner Claudio Chiappucci, de nummer twee van de Tour de France van 1990 en 1992. Zoals de Italiaanse klimgeit vroeger in zijn eentje tegen berghellingen omhoog kon rock ‘ rollen, met de miniscule bilpartij in een soort stonewashed wielerbroek verpakt, zo stond hij op het onbewoonde eiland in eenzaamheid visjes binnen te hengelen of bouwde hutten van aangespoeld zwerfhout en bananenblad. Shapushi, zoals de Fransen hem noemden, verloor tien kilo maar je hoorde de renner niet klagen. Hoezo afzien? Dit was niets vergeleken met de beklimming van de Mortirolo. Zowel Schillaci als Chiappucci waren vastberaden om te winnen maar eindigden uiteindelijk als tweede. Weer tweede, weer nét niet. Als ik Gullit was zou ik meedoen. Il tulipano nero was de laatste jaren weliswaar ook vaak nét niet maar als sportman is Gullit een echte winnaar. ‘Op een onbewoond eiland, loopt niemand voor je neus. Ja, je voelt je d'r blij want, lekker leven is de leus’, zongen de Kinderen voor Kinderen al. Drie maanden op een onbewoond eiland en Gullit zal straks als een jonge God aan de start van het WK voetbal verschijnen; evenwichtig, tien kilo lichter en met een aangegroeid rastakapsel tot op de schouders. Net als in zijn beste jaren. Dan neemt Van Marwijk Gullit mee, in plaats van Seedorf en worden we eindelijk wereldkampioen.


Deze column verscheen eerder in de sportbijlage van het Algemeen Dagblad: www.sportwereld.nl

Tiger

http://www.break.com/games/tiger-woods-wife-outrun.html

Het is dertien jaar geleden dat Earl Woods het tijdens de prijsuitreiking voor de beste college-golfer van het jaar over de uitverkorene had. Earl doelde daarbij niet op Jezus Christus of de profeet Mohammed maar had het over zijn bloedeigen zoon. Af en toe haperde zijn stem om er vervolgens weer een paar prachtige Amerikaanse volzinnen uit te persen, zoals: ‘My heart fills with so much joy when I realize that this young man is going to help so many people’. (…) ‘He will bring the world humanitarism’. (…) ‘He is the bridge between East and West’. En tot slot, als uitsmijter: ‘The world will be a better place to live in’. Daarna hield Earl Woods het niet meer. Dikke tranen biggelden over de wangen van de 64-jarige Afro-Amerikaan (met Chinees- en Cherokee bloed in de aderen) terwijl de uitverkorene een arm om hem heensloeg. Vanuit de zaal steeg een oorverdovend applaus op. Slechts een enkeling dacht: ‘Dit is waanzin’. Je zult maar de zoon van Earl Woods zijn, een oorlogsveteraan met een moeilijke jeugd die Tiger et zes maanden al in de palm van zijn hand zette om hem te leren balanceren en die hem als 3-jarige golfattractie liet opdraven in The Mike Douglas Show. ‘Komt dat zien, dames en heren’. Ook moeder Tida, een geboren Thaise (met Nederlandse roots), gelooft dat haar zoon is voorbestemd. Dat heeft de hoogste boeddhistenmonnik van Thailand haar namelijk zelf verteld. Je zult van je beide ouders maar een levenlang te horen krijgen dat je het universele kind bent en dat je ze uiteindelijk allemaal zult overstijgen: Ali, Jacky Robinson, Joe Louis, Michael Jordan en al die anderen. Valt het Eldrick ‘Tiger’ Woods kwalijk te nemen dat hij er vanzelf in is gaan geloven en dat hij op zijn 33ste is uitgegroeid tot de beste (en de best betaalde) golfer allertijden? Persoonlijk heb ik niets met hem. Hij is té goed, té rijk, té Nike, heeft té witte tanden en zijn enige imperfectie is dat hij er af en toe eentje laat vliegen zoals tijdens de Buick Open van dit jaar (http://www.youtube.com/watch?v=kL3nZJeHIIE&feature=related). Ik zit bij Woods altijd te hopen op een mispeer. Dat ‘ie de bal een keer vreselijk de bosjes inslaat en dan zijn golfclub op z’n John McEnroe’s door midden hakt. No way. De uitverkorene verliest nooit de controle. Tot deze week. Eerst knalde Woods met een SUV tegen een eik en daarna gaf hij op zijn website toe zijn vrouw en kinderen in de steek te hebben gelaten. Het schijnt dat Tiger een overspelige echtgenoot is geweest. Heel puriteins Amerika viel over de mythe heen maar ik voel me in zekere zin opgelucht. Hoera, de uitverkorene gaat vreemd. Hoera, de übergolfer blijkt een mens van vlees en bloed te zijn.

Saturday, November 28, 2009

Toni

Probeer aan een Italiaan maar eens uit te leggen waarom Luca Toni bij Bayern niet eens op de bank zit, met Robben en Ribéry geblesseerd. Is Van Gaal nou degene die zo slim is en Luca Toni zo dom? En wat men zich ook afvraagt: Waarom klikt het eigenlijk niet tussen die twee? Vertoont Toni in Beieren opeens sterrentrekjes of lapt hij Louis’ 10 Geboden aan zijn laars (met op nummer 8: ‘Gij zult de Alleanz Arena nimmer vroegtijdig verlaten, zeker niet tijdens de rust en zelfs niet in geval van grote teleurstelling na een wissel zoals onlangs tegen Schalke 04’). Föhnt hij in de kleedkamer zijn haar net iets te lang waardoor Arjen Robben steeds moet wachten op zijn beurt en dan weer een spierscheuring of een liesblessure oploopt en moet de Italiaan dáarom sorry zeggen soms?

Spatjes zijn Italiaanse voetballers niet vreemd, maar het gekke is dat uitgerekend Toni bekend staat als een serieuze prof, een vakidioot die jarenlang met een voetbalplaatje van Marco van Basten in zijn portefeuille rondliep, drie keer raden waarom. Van Gaal zou Cesare Prandelli van Fiorentina eens over de GVR (Grote Vriendelijke Reus) moeten horen of de gehandicapten langs het veld in Florence. Nee, over ToniGol niets dan goeds. Over Herr Van Gaal zijn ze in Italïe minder te spreken, al kan het akkefietje uiteindelijk nog tot wat moois leiden, namelijk: de vroegtijdige terugkeer van Toni in Italië, precies op tijd voor het WK.

Tot zover de saga Louis en Luca.

Er liep deze week nog een lijntje van Duitsland naar Italië want op het moment dat ‘Lucky Luciano’ Moggi weer eens voor de rechter stond vanwege betrokkenheid bij Calciopoli werden door het Openbaar Ministerie en de polizei in Bochum de contouren van een wellicht nóg omvangrijker omkoopschandaal blootgelegd. Het zou gaan om zo’n tweehonderd duels in negen verschillende Europese competities, waarvan de uitslag werd gemanipuleerd. Italië doet ook mee, túúrlijk. Niemand die vreemd opkijkt. In de laars is het allengs bij de rijke traditie van het voetbal gaan horen om af en toe een wedstrijdje te fixen.

Het begon allemaal in 1927 toen Torino de landstitel moest inleveren omdat een bestuurslid van die club een verdediger van Juventus voor vijftigduizend lire zou hebben omgekocht. Later had je de Golden Fix en ook tussen 1979 en 1980 werd op grote schaal met uitslagen van wedstrijden gerommeld. Manipuleren is trouwens moeilijker dan je denkt. Vaker gaat het mis. Zoals in januari 1999 toen Bari en Venezia een gelijkspel hadden afgesproken maar de Braziliaanse nieuwkomer Tuta van Venezia, met zijn gebrekkige Italiaans, had van die hele deal niets gesnopen. In de 90ste minuut en bij een 1-1 stand scoorde Tuta doodleuk de winnende. Geen teamgenoot die de Braziliaan kwam feliciteren en in de spelerstunnel braken zelfs gevechten uit. De Italiaanse voetbalbond startte een onderzoek maar het bewijs werd nooit geleverd. Wellicht omdat de belangrijkste getuige, te weten Tuta, op dat moment al weer in het vliegtuig zat richting Brazilië.


Ik heb zelf ooit ook een Italiaans gevalletje van omkoping meegemaakt. Zo kon het gebeuren dat ik me op een warme lentedag in mei, zo’n beetje als enige op de tribune, levensgevaarlijk zat op te winden tijdens de kampioenswedstrijd van één van mijn beste vrienden uit Florence totdat Andrea’s vader me kwam vertellen dat ik beter kon beginnen met relaxen aangezien de boel toch was verkocht. ‘Kunnen de voorbereidingen voor het kampioensfeest tenminste op tijd beginnen’, zei Guido zonder een spier te vertrekken terwijl in de verte bistecche Fiorentine op de grill werden gegooid.

Valsspelen is fout natuurlijk, maar hoort nu eenmaal bij sport en heus niet alleen in Italië. Dat bleek deze week. In Duitsland, China, Kroatië, Slovenië, Turkije, Oostenrijk, Bosnië, Hongarije, België, Duitsland en Zwitserland kunnen ze er ook wat van. En in Spanje misschien ook wel. Dinsdag Ivica Dragutinovic van Sevilla nog in eigen doel zien schoppen, waardoor het Roemeense Unirea Urziceni won met 0-1?

Vond ik ook verdacht.

Columns van de auteur van Pastasport worden elke vrijdag gepubliceerd in de sportbijlage van het Algemeen Dagblad. Columns over wielrennen verschijnen maandelijks in Wieler Revue.

www.sportwereld.nl
www.wielerrevue.nl

Friday, November 20, 2009

Bobo Vieri


Christian Vieri had zojuist zijn Porsche dubbelgeparkeerd in het centrum van de stad maar ach, dit was Milano niet waar? Een stad waar heldenverering bestaat, waar voetballers over privileges beschikken en waar de wijkagent weet welke luxe auto bij Bobo Vieri hoort.

Binnen, op het hoofdkantoor van Vieri's kledingmerk Sweet Years, schuifelde de baas van bureau naar bureau. De geblesseerde spits, die met een paar extra kilo's in een joggingpak meer weg had van een gehavende rugby-forward dan een voetballer op de weg terug, bekeek prototypes voor truitjes, onderbroeken, traveltrolleys en baseballcaps. Hij knikte, haalde zijn wenkbrauwen op, gaf wat aanwijzingen, maar leek op het oog toch zeker tevreden.

Waarom zou je ook níet tevreden zijn als één van de succesvolste spitsen aller tijden, als rijkste Italiaanse voetballer ooit, als geboren Toscaan, als zoon van Bob Vieri, als zakenpartner van Paolo Maldini, als vriendje van Melissa Satta, als ex van Elisabetta Canalis en als baas van een razend populair kledingmerk? Mij leek het dat Vieri's kostje gekocht was en dat zijn leven na het voetbal nadrukkelijk lonkte.

Mis.

Met Christian Vieri ging het helemaal niet zo goed. Winter 2007 vertelde de voetballer dat hij aan depressies leed. Had te maken met het WK van 2006, waar Vieri tot zijn grote verdriet niet bij was vanwege een blessure. Hij had er alles aan gedaan. Verhuisde van Inter naar AC Milan en daarna naar Monaco om maar aan spelen toe te komen en toen zei de knie plots krak en lag zijn jongensdroom aan duigen.

Jarenlang had hij zich met ziel en zaligheid gegeven voor de squadra azzurra, want voetballen voor je land vond hij het mooiste wat er bestond. Nu eindelijk de wereldtitel gewonnen werd, zat hij thuis. Vieri kon het niet verkroppen. Als Italië speelde, zette hij de tv uit. Of ging naar het strand.

De depressie werd heviger en later kwamen daar slapeloosheid en achtervolgingswaan bij, toen bekend werd dat de voetballer door zijn voormalige werkgever Inter maandenlang was bespioneerd en dat telefoongesprekken waren afgetapt. Vieri stond al een paar maanden droog en voorzitter Massimo Moratti wilde weten of het waar was dat zijn duurbetaalde spits iets te vaak in de disco zat.

,,Ik begon me op te sluiten, kwam mijn huis niet meer uit, kreeg met angsten te maken en begon iedereen te verdenken,'' was Vieri onlangs openhartig. De aanvaller, die een rechtszaak heeft aangespannen tegen Inter en de Italiaanse Telecom, eist miljoenen schadevergoeding, gewoon: 'omdat je niet mag spelen met het leven van mensen'. Met wisselend succes voetbalde hij de afgelopen seizoenen voor Atalanta Bergamo en Fiorentina, maar was vaker geblesseerd.

Vieri had eigenlijk het einde van zijn carriere al aangekondigd, toen hij deze week plots op het vliegtuig stapte richting Rio. En al is de ene depressie de andere niet, toch benieuwd of hij hoog boven de Atlantische Oceaan nog aan Robert Enke heeft gedacht. Vieri zoekt zijn heil in Brazilië. De president van Boavista, derde club in Rio, wil hem graag hebben en Vieri, 36 inmiddels, denkt serieus over dat voorstel na. Ik zou het wel weten. Lekker ballen in het Maracana, luizenleven op het strand en samba dansen tot diep in de nacht.

Volgens mij is het einde van de tunnel al in zicht

Thursday, November 19, 2009

Grande Sneijder


Ilario Gori is zo’n gezworen Inter-fan die tijdens wedstrijden van zijn favoriete club, vrouw, kinderen, kleinkinderen en huisdieren de woonkamer uitcommandeert. Dan zet hij zich op een stoel recht voor de buis, komen de sigaretjes tevoorschijn en begint het grote genieten in eenzaamheid. Of het grote lijden in eenzaamheid, kan ook. Zoals gisteren. Het zweet gutste uit alle hoeken en gaten. Vloekend en tierend zat Ilario voor de televisie. Er móest gewonnen worden en Eto’o had toch zeker drie kansen verprutst en Balotelli daarna ook. In gedachten had hij Cambiasso al drie keer de nek omgedraaid en Julio Cesar, de kluns, had bij de tegengoal van Shevchenko natuurlijk veel te ver voor zijn doel gestaan. De spelers van Inter stonden als verstijfd in de vrieskou van Kiev, vooral de Zuid-Amerikanen bibberden uit hun broek. Ilario kende heel even een opleving nadat Diego Milito (op aangeven van Wesley Sneijder) vijf minuten voor tijd met een bevroren teen de gelijkmaker erin tikte, maar ondertussen tikte de klok door. Porca miseria, galmde het tot in de keuken. En nog een keer, luider. Echtgenote Lia keek er niet van op. Die was de scheldkannonades van Ilario wel gewend, vooral met Inter op tv. Ze ging verder met haar werk. Twee minuten voor het einde van de wedstrijd hield hij het niet meer. Ilario stapte het terras op. Om af te koelen. En toen gebeurde het. Zomaar. Milito, Sneijder, goal! 1-2 voor Inter in de 89ste minuut. Mijn telefoon ging. Ilario aan de andere kant van de lijn. Zijn stem haperde. Er klonk een stilte. En toen kwam het. ‘Renate, bedankt. En de rest van het Nederlandse volk ook. Duizendmaal grazie voor Wesley Sneijder. Che grande giocatore!’, zei Ilario. Daarna hing hij op.
Ik moest terugdenken aan augustus toen Ilario en zijn Inter-kameraden uit bar Stella Polare in Lucca de voormalige Ajacied als een arrogante tuinkabouter afschilderden omdat hij treuzelde met tekenen. Was het rekken tactiek om er bij Moratti nog een miljoentje aan salaris bij te snoepen soms of bleef hij werkelijk liever in Madrid? Ilario zei dat Sneijder nog het meeste weghad van een opgeschoten puber met puistjes in het gezicht die het knapste meisje uit de klas achterna loopt terwijl hij weet dat de liefde niet beantwoordt zal worden. ‘Dat is toch dom? Dan kies je toch voor het meisje dat wél met je naar bed wil?’, zei Ilario. Wat dacht die verwaande kwast eigenlijk wel niet om het grote Inter, hún Inter, en toch niet bepaald de eerste de beste club, zo lang te laten wachten? En wat had Wesley Sneijder tijdens zijn korte kabouterleven nu helemaal gepresteerd, behalve een paar jaar in het eerste van Ajax? De kritiek verstomde snel. Vooral na de derby. De Nederlander had zich amper voorgesteld aan zijn ploeggenoten of hij werd tegen Milan, zonder een minuut groepstraining in de benen, al opgesteld door José Mourinho. Het was blufpoker van de zuiverste soort maar het ging goed, heel goed zelfs. Sneijder schoot, passte, pingelde, pakte ballen af en Inter won. Zoals het daarna vaak won, met Sneijder in de ploeg. In Italië zijn ze al lang om. Of beter, vóór. Paolo Rossi noemde Sneijder gisteren het type speler waar Inter al jaren op zat te wachten en Gianluca Vialli vond hem ‘the man of the match’. In Lucca zijn de mannen van Inter tevree. Ze dromen weer van het winnen van de Champions League. Mij hoor je evenmin mopperen. Dankzij de goal van landgenoot Sneijder werd voor mij vanochtend de cappuccino betaald. ‘Grande giocatore, Sneijder!’

Saturday, November 07, 2009

Tamiflu


Zal ik nou Tamiflu bestellen of niet? Voor de hele provincie Toscane zijn slechts dertigduizend vaccins beschikbaar en ik kom voor een prikje niet in aanmerking. Dus snel wat rondgesurft op internet. Bij Prima-med kun je voor 90 pond 10 capsules bestellen. Pharmacyescrow is net iets voordeliger, maar je moet wel haast maken: 'stock is running out!'

Doe ik nou mee aan de gekte of moeten we ons werkelijk druk maken over de Mexicaanse griep? Volgens mijn moeder wel. Die belt elke dag gemiddeld twee keer en klinkt dan in grote paniek. Of ze in Italië al aan het inenten zijn. Nee dus. Volgens mijn moeder is het maar goed dat in Nederland de vaccins klaarliggen. De Nederlander hoeft niet te vrezen. Ergens in een geheim depot liggen miljoenen spuitjes die de komende weken in de billen van bejaarden, jonge kinderen en olympische sporters worden geprikt. Stel je voor dat het goud van Sven Kramer in gevaar komt. Laat staan dat ie doodgaat. Dat kun je in zo'n olympisch jaar helemaal niet hebben natuurlijk.

Bij het NOS Journaal zag ik woensdag Susan Pot van het Nederlands Vaccin Instituut voorbij komen. Pot stond als een soort 007 in haar depot. Het zag er allemaal heel top-secret uit. In de achtergrond werden bestelbusjes met doosjes Tamiflu volgeladen. Niet in gepantserde voertuigen van De Nederlandsche Bank, maar in tamelijk inbraakgevoelige bestelbusjes van het type Opel Combo. Pot legde uit waarom het zo belangrijk is dat de lokatie van het depot geheim blijft, want stel je nou voor dat écht de pleuris uitbreekt en het wanhopige gepeupel staat straks bij mevrouw Pot aan de poort. 'Dat wíl je gewoon niet'. Het klonk alsof Susan Pot er al rekening mee houdt dat de Nederlandse bevolking zo rond Sinterklaas zal zijn gehalveerd en dat alle nog in leven zijnde Zwarte Pieten in blinde paniek de Tamiflu-bastille zullen komen bestormen. Tragische toestanden zoals beschreven in het boek de Pest van Albert Camus. Als je jezelf écht de stuipen op het lijf wilt jagen stel ik voor de literaire klassieker uit 1947 er de komende dagen eens bij te pakken. Fijne kost, vooral als je thuis met het H1N1-virus op bed ligt. De existentionalistische moraal? Je wordt geboren, je snapt er niks van en je gaat weer dood.

Ik snap er geen snars van. Als ons werkelijk de grootste pandemie sinds de Spaanse griep te wachten staat, waarom zijn we dan nog vrolijk aan het voetballen, honkballen, rugbyen, skischansspringen en schaatsen met z'n allen? Er gaat weinig boven een middagje als haringen in een ton op de tribune van San Siro, maar je kucht een keer naar links, je scheldt een keer naar rechts en je hebt in een klap de hele Curva Sud besmet. Tijdens het meeblèren met De Blauhúster Dakkapel zag je de speekselklodders afgelopen weekend door Thialf vliegen. Lévensgevaarlijk spul, dat spuug. De Britse Health Protection Agency riep voetballers uit de Premier League al op om het kwatten voortaan te laten, aan schorsen wordt voorlopig niet gedacht. In Kiev deden ze dat wel, maar uiteindelijk ging Dynamo tegen Inter gewoon door. Met mondkapjes.

In mijn eigen dorp Lucca is het opvallend rustig op straat. Acht basisspelers van de lokale voetbalclub liggen inmiddels hoestend en proestend op bed, maar van paniek is geen sprake. Tja, wat nu? Er zit niets anders op dan te vertrouwen op een oud recept van de opa van Carlo Ancelotti. Die was boer in Reggiolo en dronk een glaasje hete melk met rode wijn als ie zich niet lekker voelde en dan ging het een dag later weer als een speer met het hooien en poten. Laat de Mexicaanse griep maar komen

Thursday, November 05, 2009

Il bello dello Sport




Het was op een frisse herstdag in 2007 dat 42.000 fans van Fiorentina en Inter een minuut lang de adem inhielden om de laatste eer te bewijzen aan Manuela Prandelli. De echtgenote van de trainer van Fiorentina was een paar dagen voordien, na een lang ziekbed, aan de gevolgen van borstkanker overleden. En daar stonden we dan met z’n allen, voor- en tegenstanders, tijdens een indrukwekkende minuut stilte. Je kon een speld horen vallen. Er werden spandoeken uitgerold: 'Cesare: verenigd in de overwinning, maar nog meer in het verdriet'. Fans gooiden bossen bloemen op het veld. Witte rozen boven op de dug-out. Geen misselijkmakende spreekkoren vanuit het uitvak zoals in het geval Van Gaal, maar Marco Materazzi die Prandelli langs de zijlijn een knuffel kwam geven. Hier stond geen spijkerharde verdediger maar een klein jongetje dat zelf zijn moeder op jonge leeftijd kwijtraakte. De rillingen liepen over mijn rug. Prandelli hief zijn hoofd ten hemel en pinkte een traan weg. Tsja, wie eigenlijk niet? Dat de wedstrijd tegen Inter verloren ging, interesseerde die dag helemaal niemand. Voetbal is in Italië heilig, maar gelukkig niet altijd. Daar kwam Prandelli achter toen de ziekte van zijn vrouw zich voor het eerst openbaarde. De kroonprins van het Italiaanse trainersgilde had net een lucratieve verbintenis afgesloten met AS Roma. De toekomst lonkte, de voetbalwereld lag aan zijn voeten en tóch liet Prandelli het contract na een paar weken ontbinden. Hij wilde bij zijn vrouw zijn. Het gezin ging voor. Voetbal, toch zeker zijn tweede liefde, kon hem even gestolen worden. Prandelli’s gebaar werd binnen de wereld van het voetbal opgevat als een zeldzame daad van onbaatzuchtigheid. Manuela, Cesare's jeugdliefde, zou de beslissing van haar echtgenoot later omschrijven als een groots liefdesgebaar. Zijn dochter Carolina zei: 'Ik ben ontzettend trots op papa'. En in Rome werd Prandelli tot Ave Cesare benoemd.
Ook in Florence wordt de trainer op handen gedragen, geadoreerd, geliefkoosd. Vooral omdat Fiorentina onder Prandelli weer weet wat winnen is, maar ook omdat hij niet ruziet met scheidsrechters of trainers van de tegenpartij, omdat hij jonge spelers beschermt, begeleidt en beter maakt (Jovetic, Montolivo), omdat gevallen sterren onder zijn vleugels hun oude glorie weten te hervinden (Mutu, Gilardino). Zelfs Christian Vieri herontdekte zichzelf aan de oevers van de Arno. En het enige dat Prandelli deed was de speler zélf tot dat inzicht laten komen. Bobogol die in Milaan rondreed in Porsche's en Ferrari's en bekend stond vanwege zijn flamboyante playboy-gedrag, ging in Toscane op het platteland bij zijn moeder wonen en pakte dagelijks de trein in plaats van de sportwagen naar de training. Soms is het leven beter eenvoudig. Prandelli is een opvallende normaliteit in een steeds meer op drift gerakende en schreeuwerige Serie A, waarin orakel Mourinho de maat bepaalt. Het was voor de jury van de premio Giacinto Facchetti reden om de jaarlijkse sportiviteitsprijs deze week aan Cesare Prandelli toe te kennen. Gianfelice Facchetti, zoon van de Inter-icoon die in 2006 aan kanker overleed, noemde hem tijdens de prijsuitreiking il bello dello sport. En met die aanduiding kan zelfs Mourinho het alleen maar eens zijn.

Sarti grabbelaar


De nachtmerrie begon op de laatste speeldag van het seizoen 1966/67. Het was een warme zomerdag in juni en koploper Inter ging op bezoek bij Mantova. Nu nog even winnen en de prosecco kon worden ontkurkt. Voor de nummer twee op de ranglijst, Juventus, restte weinig hoop. La Grande Inter van Helenio Herrera was fabelachtig sterk tijdens die dagen, té sterk. De ploeg won scudetti en coppa’s bij de vleet en het hoort nog steeds bij de opvoeding van iedere Inter-fan om de namen van de kampioenen uit het hoofd te leren: Sarti, Burgnich, Facchetti, Bedin, Guarneri, Picchi, Jaïr, Mazzola, Domenghini, Suarez en Corso. Mazzola, Jaïr en Corso waren échte wereldsterren, maar doelman Sarti in zekere zin toch ook. Giuliano Sarti was niet zomaar een keeper, hij was De Keeper. Met afstand de beste Italiaanse doelman van de jaren vijftig en zestig die met Fiorentina en Internazionale bergen prijzen won. Een ijskonijn die nog kon meevoetballen ook. Zijn ontdekker Fulvio Bernardini zei over Sarti dat hij de doelman van de toekomst was en Herrera vond hem zelfs revolutionair. Sarti deed tussen de palen vooral wat hij moest doen; ballen tegenhouden en als de wedstrijd het toeliet stak hij een sigaretje op. Gewoon, uit verveling. Dan gingen er minuten voorbij zonder dat hij een bal te verwerken kreeg en dan stond er altijd wel iemand in de buurt met een rokertje. ‘Toe, geef me eens een hijs’, zei Sarti dan. ‘Als je maar opschiet’, antwoordden de fans. Talrijk waren zijn reddingen en toch, vraag op straat een willekeurige Italiaan wie Giuliano Sarti ook al weer was en het antwoord zal zijn: ‘Die van die papera (blunder)’. Allemaal de schuld van Beniamino Di Giacomo, de spits van Mantova. Daar kwam in het stadio Danilo Martelli de bal aangefladderd, hoog door de lucht, maar zeker niet onhoudbaar. Sarti zag zich de voetbal in gedachten al eenvoudigjes naar Giacinto Facchetti werpen, maar liet het leer in werkelijkheid knullig door de vingers glippen. 1-0 voor Mantova. En dat bleef het ook. Maar wat nog veel erger was; Juventus kampioen. De Interfans hebben Sarti zijn papera nooit echt vergeven. ‘Ik graaide gewoon mis’, zei de gepensioneerde doelman toen ik hem eens trof in een kunstgalerie in Florence. Het viel me op dat hij hele verfijnde, bijna vrouwelijke handen had en vroeg me af of een stel kolenschoppen die dag zouden hebben geholpen. ‘Nee’, zei Sarti en lachtte. Hij nam een slok. In de achtergrond hingen prachtige tekeneningen van de spelers die Fiorentina het eerste scudetto bezorgden. Het portret van Sarti hing er ook, een stoere jonge doelman op een stoel. Er werd volop geapplaudisseerd voor il grande campione maar een enkeling begon natuurlijk weer over Mantova. Ik dacht dat Sarti er gek van werd. Het is het trieste lot van een doelman wiens naam vooral in het geheugen van de voetbalfan is gebeiteld vanwege een fatale fout. De reddingen worden vergeten. Hoe zullen de fans van AC Milan zich doelman Dida over veertig jaar herinneren? Als de held van Manchester of als Didastro, de doelman met de ontelbare blunders achter zijn naam?

Monday, October 26, 2009

Cosmi de pornotrainer


In de Italiaanse Serie A worden trainers ontslagen met de snelheid van het licht. Dit seizoen staat de teller alweer op vijf. Papadopulo van Bologna en Ruotolo van Livorno werden deze week de ruimte ingeschoten. Aldo Spinelli, die tijdens zijn voorzitterschap van Livorno al een recordaantal oefenmeesters versleet, heeft het lot van zijn voetbalclub dit keer in handen gelegd van Serse Cosmi, die bereid was zijn herfsthobby (het speuren naar zeldzame paddestoelen) ervoor op te geven. Een revolutionaire trainer, voor een revolutionaire club, in een revolutionaire stad als Livorno. Dat kan alleen maar goed gaan. Het Italiaanse voetbal heeft de kleurrijke cowboy met zijn onafscheidelijke baseballcap de afgelopen jaren gemist. Ik in ieder geval wel. Alleen die doorrookte maffiose stem van ‘m al, als over schuurpapier gehaald. Cosmi, die door zijn wielerverliefde vader naar de jongere broer van Fausto Coppi werd vernoemd, is een onorthodoxe trainer die in het verleden successen behaalde bij provincieclubs als Arezzo, Perugia, Genoa, Udinese en Brescia. Als zijn belangrijkste kwaliteit geldt het kneden en vormen van een sterk collectief. Het sprookje begon ooit bij Pontevecchio, voetbalclub uit zijn geboortedorp in Umbrië. De ploeg draaide in het begin trouwens voor geen meter. Toen Cosmi verhalen opving over een stokoude magiër die het ongeluk bezweren kon, besloot hij zijn spelersgroep op audiëntie te sturen. De man, die il baffo (de snor) werd genoemd, hield zitting in een trattoria in Gubbio. En daar zaten de spelers dan, in een kringetje. Il baffo friemelde aan de handen van de keeper, zat aan de voeten van de spits, zei wat spreuken en zond de spelers daarna met geluksarmbandjes weer naar huis. En of het werkte. Pontevecchio won twaalf duels op een rij en wist degradatie af te wenden. Het succes had tot gevolg dat Cosmi zich als trainer steeds meer cultstatus verwierf. Eerst in Umbrië, later ook daarbuiten. De fans vonden het prachtig wat Cosmi allemaal verzon. Zoals die keer dat hij een pornofilm opzette toen hij met de spelersbus van Genoa in een sneeuwstorm terecht kwam. Het was weer eens wat anders dan het analyseren van videobeelden van de tegenstander. Van blote vrouwenbillen op de buis kregen de jongens het tenminste lekker warm en het was nog goed voor de moraal ook. De spelers vlógen daarna over de mat. Cosmi vond het maar ouderwets om te denken dat sex voor de wedstrijd de prestaties negatief zou beïnvloeden: ‘Een slecht huwelijk maakt veel meer kapot’. Het groepsproces gaat in zijn optiek boven alles. Jongens moeten voor elkaar door het vuur willen gaan. Ik stond ooit langs de zijlijn in Udine toen Cosmi zijn spelers tijdens de training de scrum instuurde. Prrrriet! Het werd een gevecht op leven en dood. Je kon de botten van Iaquinta horen kraken, maar het had vast zin. Laat de spelers van Livorno gewaarschuwd zijn. Ik voorspel binnenkort een regenachtige speurtocht in de donkere bossen van Umbrië. Lekker met z’n allen op zoek naar wilde funghi porcini en er daarna een smakelijke risotto van koken voor de nieuwe trainer.

Monday, October 19, 2009

Plukken






AD COLUMN Ik scheurde van de week wat rond in de heuvels rondom Lucca. De laagstaande herfstzon gaf het glooiende landschap kleur. Eenzame cipressen op heuveltoppen in de verte, volop bedrijvigheid in de olijfboomgaarden links en rechts van de weg.

Mannen en vrouwen, jong en oud, leunend op laddertjes of bungelend in boomtoppen om de takken van overrijpe olijven te ontdoen. Deze week is la raccolta begonnen: de jaarlijkse olijvenpluk. Hele boerenfamilies trekken er op uit om het groene goud te oogsten. En tussen de middag natuurlijk met z'n allen aan de pasta, met een sneetje fettunta met knoflook en olio nuovo vooraf.

Ik moest aan Andrea Tafi denken. Hoe zouden de olijfjes er bij hem op het boerenerf in Lamporecchio bijhangen? In het najaar van 2006 ging ik bij de oud-wielrenner op bezoek voor een interview en plukte in de namiddag gezellig een olijfje mee.

Tafi gaf het goede voorbeeld. Met een soort plastic haarkam werden de olijven uit de bomen gerost. Rits-rats. Met lange, krachtige halen zoals de Toscaan vroeger op de pedalen stampen kon, vliegend over de een of andere kasseistrook tijdens Parijs-Roubaix of de Ronde van Vlaanderen. Snel, sneller, snelst. Zo ook tijdens de edities van 1999 en 2002.

Ik weet nog dat ik mijn eigen gedroomde wielrenner ooit in al zijn naaktheid aantrof in de douches van Roubaix. Modderspatten op het gezicht en schaafwonden op schouders en billen. Vermoeid liet Tafi zich onderuit zakken in een van de granieten kleedhokjes. Met het zitvlak stevig tegen het uitgevreten hout aangedrukt, de spieren voor het eerst sinds zesentwintig kasseistroken ontspannen, de benen gestrekt. Een zucht en een veeg over het gezicht. Hij had niet gewonnen die dag.

Het was lastig om in de wielerheld van weleer plots een boer te moeten zien. Accepteren dat het niet over verzetten maar over olijven, steenuilen en wilde zwijnen ging. 'Sttttt! Dat is het geluid van de Geitenmelker.'

Ver verwijderd van het wielercircus genoot Tafi zichtbaar van zijn nieuwe status als herenboer. Hoezo zwarte gat? Het leven is verrukkelijk en dat vond ik aan het einde van een middag hard werken eigenlijk ook. Vroeger hadden gepensioneerde sporters in Nederland een sportzaak of een sigarenwinkel.

Tegenwoordig doen ze van alles en nog wat, of ze beleggen in foute projecten in Dubai. Italiaanse oud-sporters doen doorgaans hetzelfde, maar ze worden ook vaak (wijn-)boer. Zoals oud-voetballer Paolo Rossi en de legendarische Francesco Moser bijvoorbeeld, die me een paar weken geleden na een middagje op het platteland in Trento met een kistje appels en trossen druiven op pad stuurde naar huis. Heeft ook wel wat.

Zowel Tafi als Moser wonnen tijdens hun carrière de Ronde van Lombardije, de klassieker van de vallende herfstbladeren die morgen voor de 103de keer langs het kerkje van Ghisallo gaat. Tafi en Moser zijn er vermoedelijk niet bij. Veel te druk met plukken

Monday, October 12, 2009

Carmando en Maradona


Als de tifosi in stadion San Paolo Maradona de spelerstunnel uit zagen stappen, dan wisten ze het al. Het was een vast ritueel, en verdomd dat het nog werkte ook. Vanaf het moment dat Maradona langs de zijlijn begon met het zoenen van het hoofd van masseur Salvatore Carmando, werd door Napoli thuis niet meer verloren. En toen hebben ze er maar een traditie van gemaakt. Eerst kussen, dan aftrappen. Allemaal uit bijgeloof. Het bezweren van kwade krachten is in Napoli een serieuze zaak. Voetbal ook. En misschien besloot Maradona daarom om zijn kameraad uit Napels mee te nemen naar de WK van 1986 in Mexico, als een soort talisman. Dat Carmando ook over een stel gouden handjes beschikte en moppen kon tappen als de beste, was mooi meegenomen. Tussen Armando en Carmando zou een warme vriendschapsband ontstaan. Op YouTube staat een geestig filmpje van het komische duo. De heren staan in de kleedkamer van het San Paolo, na afloop van het tweede scudetto in het seizoen 1989/90. El Pibe de Oro heeft Carmando beet bij de schouders en orakelt dat de verzorger als een soort broer voor hem is. ‘En daarom, beste Carmando, draag ik deze titel op aan jou. Voor alles wat je voor me gedaan hebt’. De masseur kijkt ontroerd in de lens van de camera: ‘Evviva Napoli!’
Diego Armando ging, maar Carmando bleef. Ook toen het met Napoli minder ging. Onverschrokken bleef de masseur het veld inhollen met die vlezige, korte pootjes van ‘m. Zoals die keer toen Alemao tijdens een duel tegen Atalanta werd geraakt door een muntstuk van 50 lire. Met de hoofdwond viel het allemaal heus wel mee en toch brulde Carmando tegen de Braziliaan; ‘Op de grond blijven liggen! Dan geven ze ons de wedstrijd gewonnen.’ Alhoewel de masseur woorden van die strekking altijd heeft ontkend, wordt het akkefietje hem twintig jaar na dato nóg nagedragen. Vooral door de fans van Milan, de ploeg die tweede werd, op slechts twee punten achterstand.
En toen zat het er plotseling op. Na 35 jaar trouwe dienst werd Carmando deze zomer tegen zijn zin met vervroegd pensioen gestuurd. Zomaar afgedankt, bij het oud vuil gezet. En dat is dus de voetbalgoden verzoeken. Gek hè, maar Napoli schopt dit seizoen geen deuk in een pakje boter. De club staat 15de op de ranglijst, de spitsen scoren maar niet. President De Laurentiis knikkerde inmiddels zijn technisch directeur en trainer Donadoni op straat, maar het einde van de misère lijkt nog niet in zicht. Als ik De Laurentiis was, zou ik Salvatore Carmando vanachter de geraniums wegplukken. En misschien kan de talisman dit weekend ook nog even op bezoek in Buenos Aires om bondscoach Maradona bij te staan tijdens het WK-kwalificatieduel van Argentinië tegen Peru. Snel een aai over de benen van Messi, een kus langs de zijlijn en voetballen maar. Succes gegarandeerd.

Saturday, September 19, 2009

Sir Stirling



Vroeger was niet alles beter. Veel wel. Zoals de Formule 1 bijvoorbeeld. Toen mannen nog echte mannen waren die zich met gevaar voor eigen leven in een Maserati 250F of een Lotus18 hesen. Met pothelmpjes en wapperend haar door de bocht. Gassen maar. Vraaaaaoooooor. Boardcomputers, triptronic en oortjes bestonden nog niet. Laat staan Max Mosley, de voorzitter van de internationale autosportbond, die zich in zijn vrije tijd als kampbeul pleegt te verkleden tijdens kinky sexfeestjes met nazi-thema. Het was ook ver voor de tijd dat Renault-baas Flavio Briatore Nelson Piquet jr. opdracht gaf om zijn race-auto tegen een betonnen muur te knallen zodat Fernando Alonso de GP van Singapore kon winnen. Met zo’n verzoek had Briatore bij Sir Stirling Moss aan moeten komen zetten. Ik vermoed dat Moss de Italiaan van de weersomstuit van zijn sokken had gereden. Ik zag de Brit deze week voorbij komen tijdens een nieuwsuitzending van Sky. De levende legende had het over zijn 80ste verjaardag en over het zoveelste boek (‘Stirling Moss: All my races’) over zijn leven achter het stuur. De presentator vroeg of Moss zich al zijn 529 races nog kon herinneren. ‘Dankzij dit boek wel’, zei de jarige job gevat. De Engelsen vinden Moss ‘the greatest allround racingdriver of all time’. Hij is een levende legende, ook zonder wereldtitel. Toen ik met mijn Britse vriendje eens staande werd gehouden in Londen vanwege een snelheidsovertreding, gromde de politie-agent door het raam: ‘Who do you think you are, Stirling Moss?’ Moss was de man die met zijn hoofd zo mooi schuin kon hangen in een bocht, op Donnington of op het circuit van Monza. Het was in een tijd dat racecoureurs zich regelmatig te pletter reden. Moss niet. Wel bijna. Zoals op het circuit van Goodwood in 1962 toen Moss in zijn rondslingerende Lotus Climax bijna werd onthoofd. De coureur raakte in coma en lag zes maanden verlamd in bed. En toen vond Moss het wel welletjes. Hij won ontelbare races, waaronder 16 Grand Prix’. Het wereldkampioenschap Formule 1 van 1958 had hij kunnen winnen maar Moss stapte na de GP van Portugal zelf naar de jury om te verklaren dat landgenoot Mike Hawthorn ten onrechte werd gediskwalificeerd. Hawthorn kreeg zijn punten terug en werd wereldkampioen. Moss eindigde als tweede. Zouden Briatore en Piquet jr. zoiets sportiefs in hun hoofd hebben gehaald? Moss wel. Sir Stirling is na 51 jaar zonder rancune, want: ‘Het ging mij om het racen. Today I can win and tomorrow I could die’.

Vroeger was niet alles beter. Veel wel.

Thursday, September 03, 2009

Gattuso-gate


De stand was zaterdag al 0-3 voor Inter, toen Rino Gattuso om een wissel vroeg.Clarence Seedorf zat op dat moment met zijn gympies (volgens sommigen waren het badslippers) nog aan op de bank. Met Seedorf frunnikend aan zijn veters langs de zijlijn, maakte de aanvoerder van Milan vervolgens een domme overtreding op Sneijder en werd met rood van het veld gezonden.

Ik dacht dat Gattuso ontplofte van woede. En maar wild gebaren en schelden op Seedorf met die vuurspuwende oogjes van 'm.

Cazzo zus, cazzo zo.

Voor het oog van de camera. Het was een genante vertoning. Vooral voor opgewonden standje Gattuso, maar ook voor Seedorf natuurlijk. Ik zie het zo: Als Gattuso niet door het lint gaat, of Milan staat relaxed met 3-0 voor, is er niets aan de hand. Nu had Seedorf het ineens gedaan. De Nederlander wilde na afloop niet op het akkefietje ingaan, behalve:

‘Jullie hebben gezien wat er op het veld is gebeurd. Oordeel zelf’.

'Had ik schuld aan de eerste drie goals dan?'

'Iemand wil me schade berokkenen. Ik had geen badslippers aan, maar gymschoenen. Ik ben een serieuze prof, geen nieuwkomer'.

'Ik voel me beledigd vanwege dit hele verhaal'

'Het is idioot om te denken dat ik met opzet de boel heb willen ophouden om het Leonardo lastig te maken. Als Gattuso het op me gemunt heeft, spreken we dat binnenkort uit'.

Zijn gezicht sprak boekdelen. Milan is zonder Ancelotti & Maldini Milan niet meer. Wie moet nu al die haantjes in de kleedkamer in het gareel houden?

Het incident, in Italië al omgedoopt tot 'badslipper-gate', krijgt vast nog een staartje.

Sunday, August 09, 2009

Sterven op Coverciano

Het nationale trainingscentrum van Coverciano is één van de mooiste voetbalplekken ter wereld. Geen plek om te sterven. De Italiaanse voetbalploeg bereidt zich er voor op interlands en grote toernooien. Dan staan de azzurri een beetje te lamballen in de Toscaanse zon, met een glooiend heuvellandschap in de achtergrond en de blinkende koepel van de Duomo van Florence in de verte. Inspirerende omgeving. Overigens kunnen ook andere voetbalploegen er terecht. Zo was deze week het Spaanse Espanyol te gast, in de aanloop naar een oefenwedstrijd tegen Bologna. De jongens hadden net lekker getraind. De avondmaaltijd zat erop. Aanvoerder Dani Jarque (26) besloot zijn kamer op te zoeken. Daar belde hij met zijn vriendin. Jarque zei dat hij zich niet goed voelde, dat hij zich he-le-maal niet goed voelde. Daarna zei hij tegen zijn vriendin dat hij van haar hield.
Plots werd het stil aan de andere kant van de lijn. De hoorn viel op de grond.
Tok.
En toen hield Jarque's hart ermee op. Volgens Italiaanse media stormde tien minuten later de dokter van de ploeg al zijn kamer binnen. Te laat.
Jarque werd dood aangetroffen in bed. Wie weet in het bedje van Francesco Totti of misschien Luca Toni. Wereldkampioenen weliswaar, maar wat een gruwelijk einde.

Thursday, July 02, 2009

Hij leve lang en gelukkig

Ver weg van volk en vaderland dringt de omvang van de Thomas Dekker-saga amper door, alhoewel de mailtjes binnenstromen en de telefoon rinkelt de hele dag. Vooral veel media, heel veel media. Waar is hij, heb je hem gesproken, heeft 'ie iets gezegd, kun je een exclusief interview regelen?

Ik kreeg vanochtend ook een mailtje van een vriendin, allesbehalve een wielerliefhebster. Ze kent Thomas niet, maar weet dat hij net zoals ik in Lucca woont. Ze schreef: 'Zielig voor Thomas, vind ik. Ik snap dat 'ie het allemaal zelf gedaan heeft, maar zo'n jong ventje zit nu toch maar helemaal alleen. Het is vast niet alleen zijn schuld he? En ze doen het toch allemaal? Beetje huichelachtig om dan weer een zondebok te zoeken. Iedereen heeft het nu over een over het paard getild ventje met zijn Porsche. Alsof niet iedereen op die leeftijd een beetje "op hol" zou gaan met zo'n zak geld! Ik verafschuw Nederlanders soms, vooral als ik op Telegraaf.nl al die commentaren lees. ZOOOO pedant... Ik zou tegen Thomas zeggen: gewoon toegeven en daarna terug naar Noord-Holland. Lekker opnieuw beginnen, zonder fiets'.

Dat laatste is makkelijker gezegd dan gedaan, vooral een jongen die houdt van het flamboyante leven, maar het klopt dat Dekker's mogelijke overtreding van de dopingwet een lang en gelukkig leven zonder fiets niet in de weg hoeft te staan. Ik vond de mail hoe dan ook verhelderend werken, zoals het ook verhelderend werkte dat het straalwagentje van de Italiaanse satellietzender Sky24 op een pleintje hier in Lucca, niet bleek te zijn uitgerukt in verband met het nieuws rond Thomas Dekker, maar om de laatste updates de lucht in te sturen over de ramp met de ontplofte gastrein in Viareggio. Een halve woonwijk werd in de badplaats door de gasexplosie de lucht ingeblazen en 18 mensen lieten inmiddels het leven. Ik wil de boel niet bagatelliseren, maar het plaatst één en ander wel in perspectief.

Thomas Dekker

Gisterochtend belde ik met Thomas Dekker. Het was elf uur ‘s ochtends. Ik vroeg of hij zin had in een kop koffie. Tien minuten later slenterde hij het terras van bar Stella Polare op. Ik bestelde een frisje. Dekker vroeg om een EstaTHE, een drankje dat ik vooral kende uit de reclamekaravaan van de Tour de France. Over de Tour gesproken. Dekker had er zin in, zei hij. En voelde zich goed, alhoewel zijn maag zich af en toe nog omdraaide, het gevolg van een voedselvergiftiging waardoor hij tijdens het NK moest opgeven. ‘Klote maar mooi dat Moerenhout won’. Veel meer tijd om het over wielrennen te hebben, was er niet. Om drie uur vertrok het vliegtuig vanuit Pisa naar Monaco dus Dekker moest er als een speer vandoor. Ik wenstte hem succes en zei dat een etappe mooi zou zijn. Hij lachtte en zei dat we elkaar na de Tour wel weer zouden zien. In Lucca natuurlijk.

Lucca, een klein gat in Toscane. Drie jaar geleden ontmoette ik Thomas Dekker er voor het eerst. De wielrenner had net de Tirreno Adriatico gewonnen. De wielerwereld lag aan zijn voeten. Hij vroeg zich af of hij, Thomas Dekker, de allerbeste wilde worden in zijn vak. Ja dus. Wilde hij de Tour winnen, een legendarisch wielrenner worden? Ja, ja, ja! Ook als dat betekende dat hij zijn koffers diende te pakken voor een wielermissie op vijftienhonderd kilometer afstand van de familie in Dirkshorn? Ja, ook dan.

De wielrenner wist wat hij zich op de hals haalde. Hij wist wat er over zijn goeroe, Luigi Cecchini, allemaal gezegd en geschreven werd. Geruchten over doping enzo. Dekker haalde zijn schouders er over op. Hij vond Cecco een geweldige trainer. Dekker was pas 21 en zo groen als gras. Ik genoot van zijn jongesachtige bravoure en zoals hij in al zijn blitsheid door de straten van Lucca slenterde. Dekker genoot in Italië in alle hevigheid van la dolce vita. Van pasta, Prada en Dolce & Gabbana maar vooral van de felle trainingsritjes tegen de Monte Serra omhoog. Hij wist waar hij mee bezig was. Trainen in Toscane, met als doel het winnen van de Tour. Zonder doping graag.

Hij kwam later regelmatig aanwaaien. Dan aten we samen een pastaatje of keken naar een etappe uit de Giro of de Tour. Dan hoorde ik hem verhalen vertellen over Ivan Basso en Eddy Mazzoleni en dan zei Dekker dat je in het wielrennen van werkpaarden racepaarden kunt maken. Ik vroeg me natuurlijk af of Dekker ook zou pakken, of het anders van plan was, maar durfde het hem nooit direct te vragen.

Toen de eerste serieuze verdachtmakingen vorig jaar in de krant verschenen over de wielrenner, zijn wonderdokter en afwijkende bloedwaarden, vond hij het vooral erg voor zijn familie. Het viel me op hoe snel Dekker in Lucca volwassen werd. Hij kocht er een huis en trainde samen met grote jongens als Petacchi en Cipollini. Hij wilde vlammen tijdens de Tour van 2008 en doodziek was hij ervan toen Rabobank hem thuisliet. Opnieuw een Tour naar de knoppen. Heel even was het zondagskind de kluts kwijt. Hoe nu verder? Het keerpunt volgde in september. Amper 24 had Dekker opnieuw een contract op zak, dit keer als wielrenner van Silence Lotto. De jongensdroom om een groot wielrenner te worden, lag nog niet definitief aan diggelen maar nu misschien wel.

Dekker leek gisteren spoorloos. Ik stond bij zijn voordeur, belde en sms'te, maar de luiken van zijn appartement bleven dicht. Later op de avond dan toch een telefoontje. Van de zenuwen drukte ik de wielrenner in eerste instantie per ongeluk weg, maar Dekker belde gelukkig meteen terug. 'Ik ben geschokt, dit verzin je toch niet'. Dekker's stem, anders vol volume, klonk dit keer klein en timide. Hij zat er vreselijk doorheen. 'Waarom nu, waarom ik?', moet het hem door het hoofd zijn geschoten. Hij vroeg zich af hoe in een plasje van anderhalf jaar geleden alsnog sporen waren aangetroffen van EPO, terwijl dat in eerste instantie niet zo was. Ik wist niet wat te zeggen, wat ik ervan moest vinden. De wielrenner op zijn woord geloven of de UCI?

In Lucca staan ze hoe dan ook achter de wielrenner. Het zal iets met het katholieke geloof te maken hebben? Gewoon boete doen en weer doorgaan, zoiets. Bovendien: ze pakken toch allemaal? Kapper Giuliano, zelf fervent wielrenner, zei het vreselijk te vinden. Hij had hem gisteren nog zien zitten op het terras. Zo jong en zo'n mooie carriere in het verschiet en nu? De fietsenmaker om de hoek gaf Rabobank al de schuld. Paladino had het over maffiapraktijken van de UCI ('De belangen zijn enorm, ze hebben met Thomas een voorbeeld willen stellen zo vlak voor de Tour, vooral omdat hij met Cecchini was. Hij woont in het verkeerde dorp') en zei dat het het imago van de Nederlandse ploeg wel érg goed uitkomt dat Dekker nu alsnog positief is bevonden. Hij zei trouwens ook dat Dekker in zijn jeugdige overmoed wellicht de hand heeft overspeeld. Ik weet het niet. Echt niet. Ook niet of hij gepakt heeft, ook niet of hij het gisterochtend tijdens de EstaTHE al van de positieve test heeft geweten.

Het is hoe dan ook een persoonlijk drama. Ik kan me alleen maar de eenzaamheid voorstellen van de jongste zondebok van het hedendaagse wielrennen, afgesloten van de buitenwereld in zijn flat in Lucca. Ver weg van familie en vrienden, als opgejaagd wild. Aan de andere kant: ook Dekker kent de regels van het spel. Er zal vast een contra-expertise volgen, maar het wordt hoe dan ook een lange en hete zomer. En opnieuw zonder Tour. De jongensdroom is wellicht ten einde, maar een lang en gelukkig zonder de fiets is nog altijd mogelijk.

Tuesday, June 09, 2009

Ik was erbij


Fijn lentezonnetje op de tribune in Florence. Ik telde de minuten. Ancelotti had al drie keer gewisseld. Maldini stond nog steeds. Die was wisselen niet gewend. Daarom haalde Ancelotti hem in de 90ste met een handgebaar naar de kant. Geen bord in de lucht of een lullig fluitje van de scheids, niks. Dit was wat je noemde een low-profile afscheid, zoals de sterspeler zelf. En daar ging il Capitano dan, voor de allerlaatste keer naar de kant. Met de handen in de lucht en het hoofd licht gebogen. Fijne tred van de legende, het shirtje zoals altijd buiten de broek, over de billen. Er biggelde een traan over de wang van echtgenote Adriana, het hoofd van vader Cesare schokte. Ik kreeg een brok in mijn keel. Ancelotti ook. Hij omhelse Maldini. Twee tellen, drie, vier. Daarna een schouderklopje. Zij wisten het allebei; de klus zit er eindelijk op.
Ik was er gelukkig bij.
Op naar de toekomst.

Saturday, May 30, 2009

Nooit meer Maldini


Supporterschap is in Italië een ernstige zaak. Fan ben je niet voor de lol. Het is als het hebben van een ernstige ziekte en kan in sommige gevallen leiden tot koorts, rillingen, hoofdpijn, misselijkheid en zelfs overgeven. Italiaanse supporters worden tifosi genoemd, afgeleid van het Griekse woord typhus, om de ziekte te omschrijven. De voetbaltyfus komt het vaakst voor onder ultràs. Ultràs zijn de meest fanatieke fans onder de aanhang. Ze bezoeken uit- en thuiswedstrijden en staan dan opeengepakt in de curva. Ultràs zijn zeer invloedrijk. Ze runnen hun eigen bars, radiozenders, brengen kranten en fanzines op de markt en verdienen bakken met geld aan de verkoop van shirtjes en sjaals.

Aan het hoofd van iedere groep ultràs staat de capocurva, een soort maffiabaas die in het vak achter het doel de lakens uitdeelt. De Don Corleone van de curva bepaalt wie de tweede ring op mag, bedenkt de tekst voor op spandoeken, bepaalt de maat voor de muziek, welke speler wordt aangemoedigd en wie juist niet.

Capocurva’s worden niet gekozen, ze staan op. Het zijn natuurlijke leiders die de nummers van spelers in hun mobiel hebben geprogrammeerd en die privé kunnen bellen met president Berlusconi. De relatie tussen club en harde kern was er ooit één van wederzijds respect maar inmiddels regeert de angst en spelen tifosi de baas. Ze eisen steeds meer, steeds vaker. Zo dient het vervoer naar uitwedstrijden te worden betaald en de toegangskaartjes ook. Ze willen nieuwe en betere spelers zien en wel snel ook. Zo niet, dan wordt er gedreigd met geweld of de curva blijft leeg.

Adriano Galliani, de vice-president van AC Milan, wordt al twee jaar lang door een stel capucchonnetjes geïntimideerd en gaat zonder escorte de straat niet op. Toen Milan in 2005 de Champions League-finale na het nemen van strafschoppen verloor van Liverpool, werd de ploeg bij thuiskomst bijkans gelyncht door een groepje ultràs.

Als één van de weinigen durfde Paolo Maldini het daarna aan om het gedrag van de ultràs te veroordelen. En later sprong hij dapper in de bres voor zijn ploeggenoten Dida en Gilardino, die door de fans werden uitgejouwd.

En hij was al legendarisch, Paooooolino. 901 wedstrijden speelde Il Capitano sinds januari 1985 in het eerste van AC Milan. Het toonbeeld van elegantie en sportiviteit diende nimmer het belang van een andere club. Hij won 26 hoofdprijzen, waaronder vijf keer de Europa Cup I en zeven keer de landstitel. In 2002, na het spelen van 126 wedstrijden, zei de recordinternational de nationale ploeg vaarwel om zich nog meer te kunnen richten op zijn club. Een jaar later won hij opnieuw de Champions League.

Na vijfentwintig seizoenen topvoetbal, zit het er komende zondag eindelijk op. Maldini (veertig inmiddels) stopt. Vorige week nam hij afscheid van het eigen publiek. Met een trotse papa Cesare en zijn zonen Daniel en Christian op de tribune. Een groots vaarwel werd hem gegund maar het feestje werd jammerlijk versjtierd door een groepje ultràs op de curva sud. Fluitconcerten, vervelende spreekkoren en een eerbetoon aan Franco Baresi, Maldini’s voorganger als aanvoerder van AC Milan. Tijdens de ereronde rolde de capocurva een meterslang spandoek uit met als opdruk: ‘Je mankeert respect richting de fans die een vermogend man van je hebben gemaakt’. Volledig misplaatste vendetta. Maldini stak cynisch een duim in de lucht en mompelde: ‘Ik ben trots dat ik niet één van jullie ben’. Ik zat me thuis te verbijten voor de buis.

Vol afschuw werd daarna door de voetbalwereld gereageerd op wat zich in San Siro had afgespeeld. En er was vertwijfeling. Wat is er toch aan de hand dat in het land waar zelfs doorsneevoetballers afgoden zijn, überheld Maldini door eigen publiek werd afgeserveerd? Platini bemoeide zich ermee, de voorzitter van de voetbalbond beloofde een benefiet en Pep Guardiola droeg de winst van Barcelona woensdag op aan Maldini. En hoe reageerde de voetballer zelf? Als een heer, zoals altijd: ‘Jammer dat een klein clubje het afscheid heeft verknald’.

Zondag verschijnt de nummer drie in Florence voor de allerlaatste keer in het veld. Tegen Fiorentina moet Maldini tijdens wedstrijd nummer 902 zijn grote liefde Milan aan directe plaatsing voor de Champions League helpen. Ik zit als fan van Fiorentina op de tribune, maar gun de voetballegende een hemeltergend mooi afscheid. Daarna is de toekomst aan Christian en Daniel Maldini.

Saturday, May 23, 2009

Bartali op een wolkje in de hemel

Een potige non op Birkenstockslippers leidde me de weg door de kapel, dwars door de overwoekerde en rommelige kloostertuin, richting de ingang van een grot die half verscholen lag onder een bramenstruik. We sloegen wat takken weg. De non deed het luik open. En daar gingen we dan. De trap af, samen de duisternis in. Moederoverste tilde haar rok wat omhoog en knipte een zaklantaarn aan. Er schoot ongedierte weg. Muizen, ratten misschien. Ik dacht aan al die Joodse onderduikers die tijdens de oorlogsjaren zaten opgesloten in dit vieze, vochtige hol. Mannen, vrouwen en kinderen. Hele gezinnen op de vlucht. En dan maar hopen dat Gino Bartali langs kwam.

Ach, over Bartali is al zoveel gezegd, verfilmd, gedicht, gezongen en geschreven. Ook door mij. Mooie, heroïsche verhalen vooral. Over legendarische overwinningen en over de rivaliteit met Coppi. Waarom je vóór de een en tégen de ander moest zijn. De gedreven Campionissimo tegenover de vrome Toscaanse volksheld die een pakje pafte per dag. Ginetaccio was de diesel die tegelijkertijd zo lichtvoetig tegen een berg omhoog kon fladderen. ‘Met die trieste neus als een helling en met een twinkeling in de ogen als een Italiaan op vakantie’, zong Paolo Conte. De wielrenner werd een legende toen hij met zijn overwinning tijdens de Ronde van Frankrijk van 1948 een burgeroorlog in eigen land voorkwam. In Rome was een revolutie op handen maar toen het nieuws over Gino’s overwinning tijdens de Tour doorsijpelde, sloeg de sfeer om en veranderde volksopstand in volksfeest.

En dan had je nog Bartali de verzetsheld. Zelf weigerde hij over zijn rol voor de ondergrondse te praten (‘Ik ben geen held, dat zijn anderen’) maar eind jaren tachtig viel zijn naam voor het eerst tijdens de film ‘Assisi Underground’ van de Rai. Overlevenden hadden het over een beroemde wielrenner die langskwam met valse identiteitsbewijzen. Twee jaar geleden werd de status van Bartali als bescheiden verzetsstrijder bevestigd door Paolo Alberati, oud-profrenner en tevens student aan de universiteit van Perugia. Hij sprak voor zijn afstudeerscriptie met nonnen, dook in het archief van het Vaticaan en interviewde familieleden, vrienden en oud-collega’s. Volgens Alberati ondernam Bartali tussen september 1943 en juni 1944 zo’n veertig zogenaamde trainingstochtjes van Florence naar Assisi, ritjes van zo’n 380 kilometer per dag. Heuvel op, heuvel af, met rolletjes geheime documenten in het buizenstelsel van zijn Legnano verstopt. Soms werd hij staande gehouden door militairen langs de weg. Dan zei de beroemde wielrenner dat hij aan het trainen was. Mooi dat de fascisten die smoes geloofden. En soms werd er zelfs om een handtekening gevraagd. Trok Bartali er meestal met knecht Alfredo Martini op uit, deze geheime missies volbracht hij in zijn eentje. Zelfs zijn echtgenote Adriana bracht hij niet op de hoogte.

En dan zat zuster Eleonora rond het middaguur te bidden in de kapel als ze het geratel van de fiets van Bartali op de middeleeuwse klinkers hoorde: ‘We herkenden hem bij de voordeur aan zijn stem. Ze zeiden: ‘Dat is Bartali, een kampioen’. Hij bleef nooit lang. Dat zou maar verdacht zijn geweest’.

Op 5 mei 2000 stierf de Italiaanse wielerheilige thuis in Florence. Hij bezweek op 85-jarige leeftiijd aan de gevolgen van een hartaanval. Het gerucht ging dat zijn laatste woorden le montagne, le montagne waren. Een plak salami en een slok wijn en dat was het dan wel. ‘Ciao Ginetaccio, nu kun je in de hemel van wolk naar wolk fietsen, zoals je ooit bergen beklom’, schreef de Gazzetta. Amen.

Moederoverste sloeg een kruisje. Ze deed het luik naar de grot dicht. Tijdens de koffie met cantuccini vertelde ze dat ruim vierhonderd ondergedoken Joden uit Assisi het land uiteindelijk veilig hebben weten te ontvluchten. Mede dankzij Gino Bartali.

De organisatie van 100 jaar Giro d’Italia eert vandaag één van haar meest kleurrijke helden met een etappe dwars door Toscane met de finish in Florence. Ik zorg dat ik op tijd bovenop de Montemagno sta om de renners halverwege te zien afdalen richting Lucca. Gino zelf volgt het spektakel vermoedelijk vanaf een wolkje hoog in de lucht.

Friday, May 15, 2009

Leeds wil de beker terug

Hij wil rehabilitatie van Leeds United

In de wereld van sociale (vrienden-)netwerken ben ik druk met Hyven, Twitteren en Facebooken tegelijk. Facebook vind ik het leukst. Het is lekker internationaal, overzichtelijk en gebruiksvriendelijk. Als lid kun je je bovendien aanmelden voor allerlei groepen.

Zo heb ik me onlangs verenigd in de groep 'Fans of having a really good poo'. Ik was al lid van de groepen 'Bring Back The Kids From Fame!', 'People Who Always Have To Spell Their Names For Other People' en de 'Dennis Bergkamp appreciation group'. Ik twijfel over deelname aan de groep 'Reverse Leeds United's defeat by AC Milan in the Cup Winners' Cup final'. Het clubje blijkt te zijn opgericht door Richard Corbett, europarlementariër namens Labour in Brussel en tevens fan van Leeds United.

Dat woede vanwege al dan niet gemanipuleerd verlies jarenlang kan nasmeulen in de tere ziel van de voetbalfan, blijkt in het geval Corbett. De politicus zat 36 jaar geleden thuis in Leeds voor de buis en zag hoe zijn ploeg onder verdachte omstandigheden de finale om de UEFA Cup verloor van AC Milan. Beide teams traden op 16 mei 1973 in het Griekse Thessaloniki aan voor de eindstrijd in het toernooi der bekerwinnaars.

Opgewonden toestanden in stadion Kaftanzoglio met ruim veertigduizend Italianen, Engelsen en Grieken op de tribunes. Leeds United, onder andere met verdediger Norman ('Bites Yer Legs') Hunter in de ploeg, werd vooraf getipt als favoriet maar AC Milan won. Met 1-0, dankzij een treffer in de derde minuut van Luciano Chiarugi. De Engelsen vielen daarna aan wat ze konden maar kregen de Italiaanse muur niet geslecht.

Jammer. Pech gehad, denk je dan. Neeee, zegt Corbett. 'De schuld van een corrupte scheids, die door Milan werd omgekocht'.

Volgens Corbett was het geen toeval dat Michas de ene na de andere discutabele beslissing nam in het voordeel van de Italianen en dat hij Leeds drie penalty's onthield. Om het feestje helemaal te verknallen werd Norman Hunter met rood van het veld gestuurd.

Het zou de spelers van Milan een rotzorg zijn. Die hielden na afloop een mooie triomftocht, rondrennend, hupsend en dansend met de beker terwijl de spelers van Leeds de scheids belaagden, daarbij gesteund door het Griekse publiek. 'De Grieken zongen uit volle borst: 'Leeds, Leeds, olé, olé'. Het was een hartverwarmende aanmoediging om maar aan te geven dat Leeds de ploeg was die wat van de finale had geprobeerd te maken, vanaf het moment dat het team op achterstand kwam', aldus The Times.

Of werkelijk sprake was van omkoping valt misschien wel nooit meer te bewijzen. Feit is wel dat Christos Michas later door de Griekse voetbalbond werd betrapt op omkoping. De UEFA besloot de Griek direct na de finale al voor het leven te schorsen. De uitslag bleef echter gehandhaafd. Typisch gevalletje van in de doofpot, vindt Corbett.

De politicus heeft met de Europese parlementsverkiezingen in aantocht, heel behendig een halszaak gemaakt van de finale. Wie weet levert het nog wat stemmen op. Hij wil dat de UEFA opnieuw een onderzoek instelt en dat Leeds wordt gerehabiliteerd, mogelijk met beker en al. Om zijn doel te bereiken heeft Corbett een petitie opgesteld die inmiddels door twaalfduizend fans werd ondertekend. De petitie wordt op 16 mei, precies 36 jaar na de finale, aan een delegatie van de UEFA overhandigd. En dan maar afwachten.

In Italië liggen de fans er voorlopig niet wakker van. Corbetts actie was amper een kolommetje waard in de Gazzetta dello Sport en op Facebook reageert Luca Scaramellini alsvolgt: 'Je zou je moeten schamen, Richard Corbett!!! Je kunt je tijd als europarlementariër wel beter gebruiken in deze tijden van crisis en armoede'. Ik heb ondertussen maar afgezien van deelname aan 'Reverse Leeds United's defeat by AC Milan in the Cup Winners' Cup final' en overweeg nu het lidmaatschap van de groep 'If you ain't Dutch, you ain't much'.

http://www.youtube.com/watch?v=VFt3yCB8Q3s

Sunday, May 10, 2009

Marco Unico



Ik heb ooit gedroomd dat ik in San Siro tijdens de laatste minuut van de wedstrijd mocht invallen voor Marco van Basten. En nog het winnende doelpunt maakte ook. Tegen Inter. Het was allemaal levensecht. De goal, het publiek, het samen juichen en na afloop een drukbezochte persconferentie met Van Basten. Ergens halverwege moet de wekker zijn gegaan.

Ik was zó dol op de voetballer Van Basten dat ik tijdens saaie wiskundelessen fantaseerde over zijn rushes, kopballen en omhalen tijdens een training in de Italiaanse voorjaarszon op Milanello, een oord dat voor een voetbalverliefd meisje van dertien het absolute heiligdom was. Daar speelden de drie van Milaan. Dat was het voetbalmekka van Italië. Daar werden wonderen verricht.

En op zondagavond natuurlijk naar Studio Italia kijken. Schokkerige voetbalbeelden van slechte kwaliteit maar ach, dit was I-T-A-L-I-E! Veel Bengaals vuurwerk, enorme rookwolken, opgewonden toestanden op de tribune en een spandoek in San Siro met Marco unico als opschrift.

En of hij uniek was.

Ik bestelde videobanden van de Serie A en heb de VHS van het EK in 1988 volledig de vernieling ingedraaid. De goal uit de finale, de drie treffers tegen Engeland en dan vooral de eerste. Play-rewind en nog een keer. Kappen, draaien, uithalen, goal. Marco unico.

Mijn bewondering voor de voetballer ging later over in verafgoding. Van Basten werd een obsessie. Misschien dat ik daarom als student journalistiek er per se bij wilde zijn toen dokter Martens in een ziekenhuis in Antwerpen het einde van zijn voetbalcarrière aankondigde. Het zou een marteling worden. Slecht nieuws tijdens de persconferentie en veel te veel nerveus zwetende journalisten opeengepropt in een broeierige ziekenhuiszaal. En daar stond ik dan, achterin de ruimte tegen een muur geplakt.

Het zou niets meer worden met die enkel, merkte Martens droogjes op. De geblesseerde voetballer zat erbij als een geslagen paard. Ik ook. Vanwege een held in de vernieling. Na afloop holde ik als een bezetene achter de hinkende Van Basten aan en vroeg om toestemming voor een interview. Toe, een paar vraagjes maar. Voor de schoolkrant. Maar Marco wilde niet. Nu niet, nooit niet.

Heel wat faxen heb ik daarna naar Badhoevedorp gestuurd. Steeds met hetzelfde verzoek, steeds met hetzelfde antwoord: No, nee en nog eens neen. Vervelend, maar het had ook wel wat.

Als alternatief bezocht ik in 1999 zijn jongenskamer in Utrecht. Op de koffie bij vader Joop. Die leek me in eerste instantie net zo nors en nukkig als zijn zoon, maar sprak liefdevol over zijn vrouw en hoe verschrikkelijk mooi ze vroeger piano spelen kon. We bladerden door aantekenschriftjes van Marco en bekeken bekers.

Dit najaar stond ik na afloop van de wedstrijd Fiorentina tegen Ajax stand-by als tolk. Niet dat Van Basten tijdens de persconferentie mijn hulp nodig had. Hij sprak in vloeiend Italiaans over zijn verleden bij Milan, over de invloed van trainers als Arrigo Sacchi en Fabio Capello en over de staat van het huidige Italiaanse voetbal. Er steeg applaus op en na afloop verdrong men zich voor een handtekening of een foto.

Het nieuws van zijn ontslag bij Ajax heeft in Italië een diepgeworteld verlangen aangewakkerd om de verloren zoon na zijn tragische afscheid als voetballer, ooit als trainer in de armen te kunnen sluiten. Van Basten ontkent een uitvalsroute naar Milaan maar de krant La Nazione noemde hem donderdag al als topfavoriet om Carlo Ancelotti op te volgen, mocht die deze zomer van Milaan naar Chelsea gaan. De tifosi dromen van een terugkeer en Galliani zegt: 'Van Basten heeft in ieder geval het juiste dna om trainer van Milan te zijn'.

Ik hoop dat de afgezwaaide trainer van Ajax weer lekker aan het golfen slaat.

Nooit meer aanschuiven voor een vervelende persconferentie, laat staan een lastig interview. Gewoon weer lekker nee zeggen, Marco. Unico.

Saturday, May 02, 2009

Rebellin te biecht

De Gazzetta op de bar lag open. Op de wielerpagina achterin de krant een interview met Davide Rebellin.Over zijn allereerste wielerkoers ('Ik was tien, moest huilen en had niet gewonnen'), over zijn eerste zoen vijf jaar later ('Een geweldige sensatie') en over gezegend wijwater uit Lourdes in zijn drinkbussen, in werkelijkheid hét geheim achter zijn succes. ,,Niet uit bijgeloof, maar uit geloof,'' aldus de vrome Italiaan.

Mooie naam wel, Re-bel-lin. Mooie carrière ook. Knap is-ie trouwens niet. En sáái!

Ik had hem ooit aan de telefoon, Davide Rebellin. In mijn beste Italiaans vroeg ik hem naar zijn speciale band met Michael Boogerd maar er kwam geen fatsoenlijk woord uit. Antwoorden in korte staccato-achtige clichés. Kraak noch smaak, vlees noch vis. De wielrenner was ondertussen plankgas onderweg van zijn woonplaats Monte Carlo (Fr) naar zijn geboortedorp San Bonifacio (It), een gat in de regio Veneto, voor een ontmoeting met familie en vrienden.

Ik stelde me Rebellin voor in een enorme 4x4, afgeleid door rammelende rijwielen in de achterbak. Met zijn mobiele telefoon tussen oor en schouder geklemd, ondertussen druk met schakelen, met het wisselen van een cd of op zoek naar kleingeld voor het betalen van de tol. Of misschien zat mevrouw Rebellin met spiegeltjes en make-up te vervelen naast hem in de bijrijdersstoel. Kan ook.

Het gesprek ging dus over Michael Boogerd. De Nederlander beschouwde Rebellin tijdens zijn carrière als een belangrijk obstakel op weg naar roem en glorie. De twee wielrenners vochten legendarische duels uit op de flanken van de Cauberg of La Redoute. En meestal was Rebellin de beste. Zoals in de Tirreno Adriatico van 2001 en later tijdens de Amstel Gold Race en Luik-Bastenaken-Luik. Boogerd noemde hem the shadow. Waar de Nederlander ging, daar volgde de Italiaan. Om gek van te worden. Een soort wieltjesplakken op z'n Joop Zoetemelks. Wachten, wachten en dan nog winnen ook. Al werd Rebellin, net als Boogerd, ook vaak tweede. Zoals vorig jaar tijdens de Olympische Spelen. Rebellin stond na de meet een verslaggever van de Rai te woord. Hij schokschouderde en mompelde over een gemiste kans. ,,Maar deze medaille is in ieder geval schoon,'' zei de winnaar van het zilver. Uit de mond van de vrome renner geloofde je dat meteen.

Terwijl Boogerd twee seizoenen geleden stopte met wielrennen reed Rebellin vrolijk voort. Vorige week won de oude rot voor de derde keer de Waalse pijl. Het was zijn zoveelste overwinning tijdens een eendagskoers en hét bewijs dat je door hard te trainen veel kunt bereiken, zei Rebellin.

Ja ja.

De held tuimelde deze week hard van zijn voetstuk. Bekend werd dat in het bloed dat bij Rebellin na de olympische race in Peking werd afgenomen, sporen van cera waren ontdekt; een vorm van super-epo, wijwater werkte in China blijkbaar niet.

Rebellin ontkent, natuurlijk. Ondanks twee compromitterende filmpjes die gisteren op de website van de krant la Repubblicca werden gezet. Het filmmateriaal dateert van 2001. Te zien en te horen valt hoe Rebellin in een hotelkamer medicamenten ontvangt en bestelt bij zijn toenmalige vertrouwensarts Enrico Lazzaro. Epo, friamine, testosteronpleisters, de hele rambam. Het is spannende televisie. Scharrige beelden in zwart-wit. Gedoe met dozen op bed, het open- en dichtritsen van tassen en gerommel buiten beeld. Geweldige suspense. Zou de renner in de badkamer snel een infuusje aangelegd krijgen soms, terwijl een hoogblonde mevrouw Rebellin wacht op bed?

De beelden spreken voor zich maar Giosué Zenoni, Rebellin's ontdekker en voormalig trainer, kan het maar niet geloven: ,,Hij is diep-gelovig, gaat vaak naar de kerk. Aan de andere kant, Rebellin is ook maar een mens en in ieder mens schuilt het kwaad.''

In afwachting van de contra-analyse is de wielrenner inmiddels geschorst door ploeg en Olympisch comité. Binnenkort moet hij zich in Rome verantwoorden tegenover de rechter van het Italiaanse anti-dopingtribunaal. Misschien kan Rebellin vantevoren even snel te biecht bij de paus, want gelukkig rest zondige wielrenners nog altijd het mea culpa.

Tuesday, April 28, 2009

Wielervriend uit Lucca



Mooie ouderwetse naam, Paladino. En typisch Lucchese. Laatst keken we samen naar een etappe van de Tirreno Adriatico, in een olijfboomgaard op een heuvel net buiten de stad. Paladino en ik. Hij schreeuwen naar Di Luca en Ballan. Ik Dekker aanmoedigen.
Vanochtend ging ik bij mijn wielervriend langs in de zaak in Lucca. De fietsenmaker was achter in de werkplaats met wat inbussleutels in de weer; kinderzitjes op toerfietsen monteren, aan de slag met een gebroken ketting, dat soort werk. Paladino zag me binnenkomen, keek even op van zijn gesleutel en vertelde trots dat hij met de overwinning van Cavendish tijdens Milano Sanremo toch maar mooi honderd euro in zijn zak had gestoken. ‘En afgelopen weekend zat ik goed met Stijn Devolder. Weer tweehonderd euro verdiend’.
‘Bravo’, zei ik.
Paladino is een kenner. De fietsenmaker weet waarover hij praat. Zijn hart is groot en vol passie voor de wielersport. Chronò, het fietsenwinkeltje dat hij bestiert aan de Corso Garibaldi in Lucca, is klein van afmeting maar groots van inhoud. Echt een plekje voor de liefhebber. Paladino verkoopt er fietsen met mooie namen zoals Cinelli, Adriatica, Bianchi, Bottechia en modellen van Viner. Ik had zelf eerlijk gezegd nog nooit van Viner gehoord maar Paladino legde uit dat het om handgemaakte racefietsen gaat die sinds 1947 door oprichter Viviano Nerosi en zijn nageslacht in een werkplaats in Pistoia in elkaar worden gesleuteld. Op maat gemaakt en daarna opgespoten in de lievelingskleur van de klant. Geen massaproduktie maar een bescheiden aantal van vijfduizend modellen per jaar. Echt liefdewerk, oud papier. Stuk voor stuk meesterwerkjes.
Dat geldt ook voor de fietsen van Cinelli, mijn persoonlijke favoriet vanwege het minimalistische uiterlijk van de meeste modellen en de prachtige kleurencombinaties, vooral op de reprodukties van vintage rijwielen. Fietsen van Cinelli zijn kunstwerkjes op zich. Bij Paladino staat een model in zilver op de stoep met een stuurlintje in knalrood. Om je vingers bij af te likken, zo mooi. En dan het logo! Vroeger werd het wapen met de hand op de frames geschilderd; een helm van een ridder boven een groene slang (symbool van de stad Milaan) en de rode lelie van Florence, stad waar oprichter Cino Cinelli oorspronkelijk vandaan kwam. De zoon van een landeigenaar leerde ooit fietsen op het Toscaanse platteland en werd later prof. Hij won etappes in de Giro d’Italia en was in 1943 winnaar van Milaan - Sanremo. Uit ontevredenheid over het materiaal begon de ex-prof in 1948 met het maken van racestuurtjes, zadel- en stuurpennen, kranken en frames. Later kwamen daar hele fietsen bij. Echte vernieuwers waren het, bij Cinelli. Het bedrijf kwam als eerste met aluminiumframes en met trappers met kliksysteem op de markt. Veel Italiaanse fietsenmerken gingen later op de fles of hevelden de produktie over naar Azië, maar Viner en Cinelli gelukkig niet. Die produceren nog altijd in Italië. Fietsen worden er in werkplaatsen in Pistoia en in Milaan in elkaar gezet door mannen met wielerverstand. ‘Made in Italy is meer dan alleen maar een geografisch gegeven’, valt op de website van Viner te lezen. ‘Het gaat om de passie. Om de ziel’.
Ook in de zaak van Paladino draait het om hart en ziel. Van heinde en verre komen de liefhebbers bij hem aangewaaid. Voor een fiets of een mooi vintage wielershirtje. Voor een snelle reparatie of gewoon voor een praatje. Want Paladino kan het mooi vertellen. In geuren en kleuren. Over heden en verleden. En dan hangen de wielerfans aan zijn lippen. En soms een verdwaalde voetballer. Zoals Ighli Vannucchi, spelmaker van Empoli en tevens buurman van Thomas Dekker, die zich vanochtend meldde met een lekke band. Paladino was net aan een mooi verhaal begonnen over vissen en ging daarna verder over Napels en waarom je in bepaalde wijken van die stad beter niet met een helm op je brommer kunt gaan zitten. ‘Omdat ze dan op je schieten. Alleen leden van de maffia dragen in Napels een helm, zodat ze niet herkend worden tijdens een afrekening’, zei Paladino. En of Ighli en ik soms wisten waarom Italiaanse vrachtwagenchauffeurs standaard een briefje van vijftig tussen hun rijbewijs steken? ‘Omdat ze liever vijftig euro weggeven aan een corrupte politie-agent dan dat een bekeuring thuis in de bus’. Mooie verhalen. Meestal over wielrennen. Wie wel pakt, wie niet en waarom. Dat soort werk. Geserveerd met een lekkere espresso erbij. ‘Maar ssstttttttt….mondje dicht he?! Want over de wielrenners niets dan goeds’.

Paladino ging weer verder met de volgende klant. Ik pakte mijn Adriatica en ging er vandoor.

http://www.chronobikes.com/

Deze column werd eerder gepubliceerd in Wieler Revue.

Friday, April 24, 2009

De bal van de finale van 1978 ligt bij Gonella op zolder, mischien..


Mooie trailer op youtube van Complici del silenzio, een Italiaanse film over het WK van 1978 in Argentinië met Alessio Boni, één van mijn favoriete acteurs in de rol van sportjournalist Maurizio Gallo. Die valt tijdens de openingsceremonie als een blok voor bloedmooie Ana, tevens politiek tegenstander van generaal Videla. De romance is fel en vurig maar leidt uiteindelijk tot gevangenschap en foltering van beide geliefden, terwijl in Buenos Aires de finale wordt gespeeld. Ik moest aan Sergio Gonella denken. Het was tijdens de zomer van 2007 dat ik in een strandtent in Forte dei Marmi een bordje pasta at met de leidsman van de finale tussen Argentinië en Nederland. Gonella had last van een krakkemikkige rug en zat met jicht aan beide benen. In het geheugen vielen nog geen gaten. De Italiaan zat er mooi opgebruind bij. Hij vertelde over zijn huwelijksreis naar Nederland en dat hij nog nooit zoiets had gezien als de afsluitdijk. Een sliert spaghetti en een slok wijn. Daarna begonnen we over het WK in Argentinië. Eerst wat onschuldige anecdotes. Over de wedstrijdbal bijvoorbeeld. Die had Gonella met toestemming van de autoriteiten na afloop van de finale in zijn koffer gestopt. Het ding lag veilig bij hem thuis op zolder totdat de Argentijnse voetbalbond de bal een jaar later opeens weer opeiste voor in het nationale voetbalmuseum. Gonella weigerde maar de Italiaanse bond drong aan om een rel met de Argentijnen te voorkomen. Toen heeft Gonella met de importeur van Adidas gebeld en om een Tango gevraagd. Met die nieuwe bal is hij samen met een vriend naar een voetbalveldje gegaan. Ze hebben gepingeld totdat ze erbij neervielen en de bal er net zo versleten en gebruikt uit zag als het exemplaar van de finale. Uiteindelijk heeft Gonella de bal teruggegeven. ‘Maar niemand weet of het de originele bal was. Bij mij op zolder in Asti ligt nog steeds een Tango. De waarheid? Die neem ik mee in mijn graf. Het is een geheim dat bij die finale hoort en daarmee basta’. We zetten een DVD van de finale op. De stem van Theo Reitsma. Gonella drukte zijn neus tegen het computerscherm. Daar was opnieuw het moment met de mitella van René van der Kerkhof. Gonella: ‘Het kon best een vorm van intimidatie zijn maar Passarella had in feite gelijk. In de handleiding van de FIFA staat dat het verboden is om met gips te spelen’. Met de agressieve sfeer rondom de wedstrijd viel het volgens hem wel mee: ‘Ze schreeuwden, maar verder niks’. Van een aanval op de spelersbus van Oranje had hij nog nooit gehoord: ‘Dat is voor mij nieuw’. Paperitos dwarrelden door het beeld. Een overtreding van Johan Neeskens. Gonella: ‘Hier zeg ik: ‘Kalm aan’. De Nederlanders maakten aan het begin van de wedstrijd de meeste overtredingen’. Daarna werd het serieuzer. Vragen en antwoorden over de militaire junta van generaal Videla (‘Het waren zaken die boven mijn pet gingen’), over de ruim dertigduizend mensen (desaparecidos) die vermist raakten (‘Dat werd later pas duidelijk. Ik wist er niet voldoende van af’), of Gonella nou wel of niet had moeten gaan (‘Ik was daar om mijn werk te doen. Ik wilde graag een WK fluiten’), over omkoping (‘Mij is nooit om een gunst gevraagd’), over geweld op straat (‘Eén keer ben ik aangehouden door een militair’) en of het misschien beter zou zijn geweest om het WK door een ander land te laten organiseren. ‘Waarom? Sport draagt haar eigen verantwoordelijk, niet die van de politiek’. Sergio Gonella komt uitgebreid aan het woord in het boek ‘Voetbal in een vuile oorlog’ van Marcel Rözer en Iwan van Duren. Terwijl de auteurs afgelopen maandag het glas hieven vanwege het winnen van de Nico Scheepmakerbokaal voor het beste sportboek van 2008, ging in Italië Complici del silenzio (Medeplichtigen in stilte) in premiere. Zou Gonella als eregast aanwezig zijn geweest? Eindelijk weer in de spotlights. Schrijdend over de rode loper, met een hand zwaaiend naar het publiek en met de andere steunend op echtgenote Dina vanwege de jicht en de krakkemikkige rug? Ik vermoed van niet.

Renate Verhoofstad schrijft iedere vrijdag een column voor de sportbijlage van het AD, AD Sportwereld. Kijk ook op www.sportwereld.nl/columnisten