Friday, November 24, 2006

Derby della Toscana

Zondag staat de Derby della Toscana op stapel. Siena tegen Fiorentina. Nou, dan vliegen de pannen hier van het dak. Daar hebben ze het al weken over in Siena én in Firenze. Dat zit dus zo: een echte Italiaan bestaat eigenlijk niet. Een Florentijn wel, of een Siënees. Een 'Italiaan' is bovenal trouw aan de eigen kerkklok (campanellismo), voelt zich daarna pas verbonden aan de regio en tot slot voelt een Italiaan zich één met alle andere Italianen, maar dat gebeurt maar een enkele keer en meestal dán als de squadra azzurra speelt. Ja ja, sport verbroedert. Op zich is het niet zo verwonderlijk dat nationalisme in Italië amper bestaat en dat men trotser gaat op het eigen dorp of stad. Italië is een relatief jonge republiek (1946) die na de Tweede Wereldoorlog werd gevormd door het samenvoegen van twintig verschillende regio's. Voor die tijd werden diezelfde regio's lange tijd autonoom bestuurd.

Toscane bestaat uit tien verschillende provincies. Adellijke families uit bijvoorbeeld Lucca, Pisa en Siena bestreden elkaar eeuwenlang om de macht. Dat waren veelal bloedige veldslagen die hun sporen achterlieten op het collectieve geheugen van dé Toscaan (als die al bestaat). Uiteindelijk kregen de Medici's het tijdens de middeleeuwen voor het zeggen. Sindsdien is Firenze de hoofdstad van Toscane. Die overwinning én het feit dat in de stad aan de Arno de Renaissance haar oorsprong vond, maakt dat Florentijnen zich gewoonlijk wat 'verlicht' voelen ten opzichte van het gepeupel in de rest van de regio. Die enigzins arrogante houding wordt door de buren uit Siena niet bijster gepruimd. Er zit de Siënezen en Florentijnen over en weer wel wat meer dwars. Al dat soort sentimenten en frustraties komen tijdens de tweejaarlijkse derbies in de Serie A tot uiting. Strijdliederen klateren gewoonlijk van de tribunes als het tussen Fiorentina en Siena gaat. Derby. Mooi fenomeen en overal ter wereld in essentie hetzelfde. Of het nu gaat om Liverpool tegen Everton, Feyenoord tegen Sparta, WIllem II tegen NAC Breda of de derby der derbies: Celtic tegen Galsgow Rangers.

In Italië kunnen ze er ook wat van. En zoals het de liederlijke 'spaghetti's' betaamt werden voor de verschillende derbies prachtige bijnamen verzonnen. Zo bestaat de 'derby della Mole (mol)' tussen Juventus en Torino, de 'derby della Lanterna (lantaarn)' tussen Genua en Sampdoria, de hoofdstedelijke 'derby capitolino' tussen Lazio en AS Roma, de 'derby Scaligero' tussen Hellas en Verona, vernoemd naar een beroemde adellijke familie uit de stad, de 'derby del Sud' tussen Lazio en Napoli, 'derby della Madonnina' tussen AC Milan en Inter en tot slot: de 'derby d'Italia', tussen de klassieke rivalen Juventus en Internazionale. Lombardije tegen Piëmonte, bianconero tegen nerazzuro, FIAT tegen PIRELLI, voetbalgrootmacht tegen voetbalgrootmacht. Derby, mooi universeel woord. Volgens Britse etymologen wordt de term in 1844 voor het eerst in woordenboeken opgenomen. Derby zou verwijzen naar ene Lord Derby, Earl van Derby, die omstreeks 1780 paardenkoersen organiseerde. Ook de Italiaanse koning Umberto I liet volbloed Arabieren tegen elkaar aantreden en noemde zijn race 'Derby Reale'. Later werd verondersteld dat het woord derby werd gebruikt om races tussen driejarige veulens van één en dezelfde graaf aan te duiden. En daarmee is de moderne betekenis van het woord derby enigzins verklaard: een duel tussen twee ploegen uit één en dezelfde stad of regio.

Zondag gaat het dus tussen Siena en Fiorentina. Bianconero tegen Viola. Opdat de sterkste ploeg moge winnen.

Tuesday, November 21, 2006

Voetbal en Siffredi

Ik zat afgelopen zondag bij mijn beste vriend Andrea thuis voor de buis en volgde AS Roma tegen Catania. Het kwam buiten met bakken uit de lucht, de herst had zich nu ook in Toscane ingezet. Gelukkig speelde Roma dat het een lieve lust was. Perrotta, Totti, Montella, Mancini en al die anderen. De ene na de andere bal vloog erin. Rete, rete, rete! Ondertussen was Andrea met een bistecca Fiorentina in de weer. Hij stookte het vuur nog maar eens op, dat gezellig knisperde. Het was een luie zondagmiddag zoals luie zondagmiddagen in november bedoeld zijn. Voetbal, openhaard, glaasje Chianti erbij en klaar. Perrotta scoorde zijn tweede, terwijl Andrea de Toscaanse biefstuk op de geïmproviseerde barbeque gooide en uitlegde dat het bruin bakken van een bistecca niet aan iedereen gegeven is, ook al is het principe eenvoudig: vijf minuutjes aanbraden aan elke kant. Geen minuut meer of minder. Tussendoor omdraaien is uit den boze. Zoals het ook uit den boze is de steak vooraf te bewerken met peper en zout. Daar krijg je maar taaie, droge lappen van, een zogenaamde bistecca drogata. En dat soort gepekelde exemplaren blieft Andrea niet. Het verhaal van een man en zijn vlees.

Over een man en zijn vlees gesproken: Rocco Siffredi, wie kent hem niet? Of beter: wie kent zijn lap vlees van 24 centimeter niet? De Italian Stallion is een absolute legende binnen de internationale pornowereld en zelfs in het puriteinse Italië, land van paus en kerk, geniet Siffredi cultstatus. In Florence wordt de verpauperde buitenwijk Rifredi ook wel Firenze Siffredi genoemd. Als dat geen eerbetoon is! Het sex-icoon heeft meer dan 1500 adult movies op zijn naam staan en wordt de koning van de anale sex genoemd. 'I was born to be a porn star', zei hij ooit. Twee jaar geleden besloot Siffredi op 40-jarige leeftijd evenwel met pensioen te gaan. Hij had zijn fortuin gemaakt en het was wel mooi geweest met het van bil gaan. In plaats daarvan neemt Siffredi voortaan plaats achter de camera's en produceert nu zijn eigen pornofilms. Een uitzondering maakte hij onlangs voor Amica Chips. De Italiaanse producent van patatine vroeg de afgezwaaide pornoster voor de hoofdrol in een nieuwe commercial voor op televisie. Dat was slim bedacht van Amica Chips. In Italië wordt het vrouwelijk geslachtsdeel ook wel met patata aangeduid en wie kon je dan beter uitnodigen om je produkt aan te prijzen dan Rocco Siffredi, dé specialist. Het resultaat was een werkelijk hilarische spot die de afgelopen maanden voorbij trok op televisie. De kijkers kregen Rocco Siffredi te zien die in een rood met zwarte satijnen badjas aan de rand van het zwembad zit, omringd door dames in bikini. 'Di patate ne ho visto tante', begint Siffredi met een buil chips in handen. Oftewel: 'In mijn leven heb ik heel wat 'patate' voorbij zien komen'. In de achtergrond springen kirrende dames in het zwembad. 'Smakelijke, smeuïge. Ik kan gewoon niet zonder ze. Ik heb alle smaken geprobeerd. Amerikaanse, Duitse, Nederlandse. Grote of kleine. Ik nam ze soms wel met drie tegelijk'. (...) 'Maar er was er geen een zo lekker als deze'. Hup, en snel duwde Siffredi een handje chips naar binnen om te vervolgen: 'Vertrouw op iemand die ze allemaal heeft uitgeprobeerd: patate van Amica Chips zijn de allerlekkerste'. Bij mij thuis rolden we gewoonlijk van de bank van het lachen als Rocco op televisie weer eens over patatine begon, maar daar werd niet door iedereen hetzelfde over gedacht. De commercial riep in Italië zóveel weerstand op, dat Amica de spot na een poos van de buis besloot te halen. Maar dat gaf natuurlijk helemaal niets. Iedereen had het over Rocco en zijn patatine, wat wilde je als chipjesfabrikant nog meer? Bovendien valt de spot nog altijd te bekijken via internet, via Utube bijvoorbeeld (http://www.youtube.com/watch?v=Fl6xNo3ufOI)

De tafel was gedekt, de bistecca mals en gaar. Op televisie schoot Totti de 7-0 erin. De aanvoerder van Roma viel zijn ploeggenoten ergens halverwege het veld euforisch in de armen. In de achtergrond schoten reclameborden voorbij. Amica Chips vierde het succes van Totti mee. Van Rocco Siffredi geen spoor.

Wednesday, November 15, 2006

Santo Lippi

Ik liep Marcello Lippi deze week tegen het lijf. Hij knipoogde op afstand, ik zwaaide terug. Oe-la-la, zoals de voetbaltrainer in de chiqueste winkelstraat van Florence aan het palazzo Strozzi en de etalages van Dolce en Gabbana en Louis Vuitton voorbij flaneerde, op een kilometer afstand van het nationale trainingscentrum in Coverciano waar hij de basis legde voor het WK-succes. Hier liep niet zomaar iemand, hier liep Marcello Lippi. Zoals hij daar in al zijn zelfverzekerdheid door Florence kuierde. Zo zag succes er dus uit, in zijn puurste vorm, in dit geval gestalte gegeven door de afgezwaaide bondscoach van de wereldkampioen. Italianen zijn een meester in het fingeren van nonchalance. Alsof 'fare una bella figura' ze geen enkele moeite kost. Alsof stijl vanzelfsprekend is. Lippi had die ochtend besloten zich in een prachtig, strak gesneden donkerblauw maatkostuum te hijsen, mooi contrasterend overhemd en een paar lichtbruine loafers aan de voeten. Een hand bungelde losjes in de broekzak, met de andere hield hij een sigaar beet. Dit was 'una passeggiata' op z'n Italiaans. Zien en gezien worden, en dan vooral dat laatste. Lippi nam een paar trekjes van zijn sigaar, vermoedelijk een Toscano. De rook kringelde omhoog - zijn neus naar binnen en langs de slapen - en gaf de charmante grijsaard het aureool van een heilige, een voetbalheilige. In de Via Tornabuoni kwam niemand qua onaantastbaarheid in de buurt van Lippi. Glimlachend ging hij alleen over straat, in dezelfde stad waar rond 1400 al een eerste vorm van het moderne voetbal werd gespeeld - het Calcio Fiorentino - en waar naamgenoot Filippino Lippi tijdens de middeleeuwen ook al werd bewierookt. Grande Marcello zou niet hebben misstaan in de eregalerij van Renaissance-kunstenaar Filippino, die in zijn tijd (1457-1504) Madonna's en andere bijbelse figuren in vochtig pleister frescoëde, onder andere te bewonderen in de kathedralen van Spoleto, Padua en Prato. Voetbaltrainers bestonden nog niet.
Was Lippo Lippi vooral een genie in het mixen van kleuren en een inspiratiebron voor latere Renaissance-meesters, die andere Lippi, Marcello, is een meester als het de bal aangaat en inspireert evenzeer, maar dan voetballers en collega-trainers. Dat bewees de Toscaan tien jaar geleden al in Turijn, waar hij als trainer van Juventus vijfmaal het scudetto won en eenmaal de Champions League. Ik herinner me hoe Lippi ooit op Schiphol werd opgevangen door een kluster Nederlands-Italiaanse Juvefans (of andersom, of misschien waren het wel Duitsers, want Juve is ook razend-populair bij de Oosterburen) die uit volle borst zongen: 'Marcello Lippi e un gran' allenatore...lalalala'. De trainer bedankte koeltjes voor de moeite en stapte de bus in, op weg naar de Amsterdam Arena, voor een duel tegen Ajax. Het was een mooi schouwspel, al verstond ik geen bal van wat ze zongen. Het was nog voordat ik een Italiaanse talencursus zou volgen en pas later zou ik begrijpen dat 'allenatore', trainer betekent en dat Lippi door zijn fans dus een 'grande', een hele grote werd gevonden. En dat is 'ie natuurlijk ook.

Lippi. Gedistingeerd aan de buitenkant, maar enigzins een boerenkinkel zodra hij zijn waffel opentrekt. Hij godvert er tijdens persconferenties en interviews gewoonlijk vrolijk op los als iets of iemand hem niet bevalt. Ook deze zomer galmde het cazzo, coglioni, vaffanculo of nog erger, geregeld door de aula van de voetbalbond als Lippi weer eens antwoorden moest op vragen over het fraudeschandaal, zijn mogelijke inmenging daarin, of anders de betrokkenheid van zijn zoon Davide, een spelersmakelaar in dienst van de Moggi's. De in de badplaats Viarreggio geboren en getogen Lippi draagt de zee in die zin met zich mee dat zijn karakter als dat van een zeevaarder is. Ongepolijst. Type ruwe bolster, blanke pit. Rechtdoor zee, dat wel. Of het je nou belieft of niet. En zoals het een stoere zeebonk betaamt, een zwak voor de vrouwtjes natuurlijk. Of, zoals Moggi en Giraudo hem tijdens een onderschept telefoongesprek ooit omschreven: 'Bij Lippi gaat het negen van de tien keer over boten of over vrouwen'. In elke haven een ander schatje. Legio en kleurrijk zijn de anecdotes over Lippi's escapades. Een uitstekend sportjournaliste van La Nazione belde eens met de bondstrainer. Of ze voor een interview in Viarreggio langskomen mocht? 'Non c'e problema', antwoordde Lippi die de knappe reporter subiet bij hem thuis uitnodigde voor een espresso, een gesprek en wie weet voor een beetje meer? Toen een mannelijke collega de volgende dag plots moest invallen voor zijn zieke collega, werd hij door Lippi naar een bar om de hoek gedirigeerd. Want zijn privacy was hem veel waard, weet je wel. Een jaar geleden mocht ik Lippi vijf vragen stellen tijdens een interview voor de NOS. Het was een paar dagen voor de vriendschappelijke interland Nederland-Italië. Staand naast de camera, met Lippi voor mijn neus en een bataljon hijgende Italiaanse journalisten in mijn nek, brak het angstzweet me bijna uit. 'Wat als hij me niet verstond? Stelde je voor dat ik mijn vragen vergat!', schoot het door mijn hoofd. Goed ar-ti-cu-le-ren, Renate, sprak ik mezelf moed in. En vooral niet tutoyeren, had de perschef gezegd. Lippi is geen tu, maar Lei, een U dus! Allemachtig. Daar gingen we. Vijf vragen later was het al weer afgelopen en verdomd dat het nog goed was gegaan ook. 'Grazie mille', zei ik en drukte Lippi de hand. 'Niente', antwoordde de bondscoach die mijn toegestoken hand een fractie langer vasthield dan nodig was en een vliegensvlugge vingerbeweging maakte aan de binnenkant. Nog een knipoog als toegift. Ik stond nergens meer versteld van. Dit was Italië niet waar? Een paar jaar geleden had Gigi Lentini me al iets soortgelijks geflikt. Toen ik voor Sportpaleis De Jong in de hekken rondom het trainingsveld van Torino hing om een afspraak voor de Massagetafel te bevestigen, toucheerde Lentini in het voorbijgaan quasi erotisch mijn hand. Ik wiebelde van ontsteltenis van het opstapje, vanwege zoveel misplaatst macho-gedrag. Cameraman Rob Hodselmans en Wilfried de Jong deden het in hun broek van de lach.

Een jaar later is de succescoach annex womanizer het aardse definitief ontstegen. Met het fraudeschandaal als handicap maakte hij van de azzurri één squadra azzurra, met de wereldtitel tot gevolg. Santo Lippi kan in Italië nooit meer stuk. Vandaag verscheen zijn biografie: 'La Squadra'. Lippi doet in het boek zijn geheim enigzins uit de doeken, maar eigenlijk is het al lang geen geheim meer dat in de wereld van Lippi alles om het collectief draait, omdat: 'Een vedette weliswaar een wedstrijd voor je kan winnen, maar nooit de titel, die win je dankzij de kracht van een sterk collectief'. In het boek komt ook naar voren dat Lippi geen manager is van het dictatoriale type, maar iemand die assistenten en spelers op hun eigen verantwoordelijkheid aanspreekt. Hij omringt zich met sterke karakters in plaats van ja-knikkers. Hij wil niet de baas zijn, hij IS de baas. Vandaar dat de spelers hem tijdens de WK 'il condottiero' noemden, de leider, een bijnaam waar Lippi zeer verguld mee is. 'Omdat ik liever een leider ben dan een vaderfiguur. Ik wil rationeel, helder en objectief kunnen denken. Bovendien: een vader hebben ze al'. Ook Lippi privé komt in het boek aan bod. Dan gaat het over de man en zijn gezin, over smakelijke avontuurtjes gaat het uiteraard niet. Evenmin onthult hij details uit de kleedkamer: 'Omdat dat privédingen zijn tussen mij en de spelers'. 'La Squadra', opgeschreven door Rosa Alberoni, gaat wel over Lippi's moraal, zijn principes en geeft bovendien technische tips waar Marcello Lippi in ieder geval een 'gran' allenatore' mee geworden is.

Sunday, November 12, 2006

Collina vindt Van Basten niet goed wijs

De wedstrijd van Parma tegen Inter was vanavond amper samengevat of Sky Italia liet al beelden zien van een zegevierende Ruud van Nistelrooy die namens Real Madrid vier treffers liet aantekenen tegen Osasuna. In de studio keken Pierluigi Collina en José Altafini mee. 'Che grande attacante', zei Altafini, een mooi compliment uit de mond van de geboren Braziliaan, zelf toch ook niet de eerste de beste als het op scoren van goals aankwam. 'Snap jij nou waarom Van Basten hem niet meer selecteert?', legde voormalig top-scheidsrechter Collina een retorisch bedoelde vraag voor aan de dienstdoende presentator. 'Forse stava male?' (misschien was hij niet in goede doen?), antwoordde die op zijn beurt tamelijk serieus. 'Ma chi?', antwoordde Collina met een vileine glimlach om de mond. Met andere woorden: 'Wie is hier nou niet in goede doen?'. Of, wat vrijer vertaald: 'Wie is hier nou niet goed wijs? Van Nistelrooy of Van Basten?' Het antwoord liet zich raden.

Tuesday, November 07, 2006

Vino Fiorentina

Dat ook de liefde voor een voetbalclub door de maag gaat bleek vanmiddag toen ik in Via Pisana mijn lege wijnflessen liet bijvullen met fris en fruitige vino nuovo, persing 2006. Terwijl de mevrouw van de vino sfuso-winkel op haar hurken onder de tap zat, maakte ik een rondje langs de rijk gevulde stellages met flessen olio olivo, limoncello en nog veel meer alcoholische varia zoals vino Violone. Ik bekeek de fles wijn met het opvallende paarse etiket waarop het logo van voetbalclub Fiorentina was gedrukt. 'Goede wijn?', vroeg ik de verkoopster. 'Oh jazeker, een lekker volle Chianti met een alcoholpercentage van 13,5%. Ik geloof niet dat dat bevordelijk is voor de prestaties op het veld maar het is heerlijk in combinatie met wild of een bistecca Fiorentina', antwoordde ze enthousiast. Ik las de regels op de achterkant van het etiket: 'Deze Chianti is gemaakt om de historische promotie van Fiorentina naar de Serie A in 2004 te vieren. De wijn is een produkt van de oogst van 2004 en is gebotteld door de fattoria dell'Entrata. Een deel van de opbrengst wordt gebruikt om Fiorentina's nieuwe traininsgcomplex te financieren'. Daar wilde ik mijn steentje wel aan bijdragen en kieperde twee flessen in mijn mandje.

Vino Violone
11€ per fles of 30€ voor drie flessen.
Te bestellen via: www.campusviola.com

Monday, November 06, 2006

Maratona all'Italiana

Het ging gisteren over Lance Armstrong, de oud-winnaar van de Tour die de marathon van New York op het nippertje binnen de drie uur aflegde, ruim tien minuten langzamer dan Laurent Jalabert. En het ging over de enigzins teleurstellende zevende plaats van Stefano Baldini, de Olympisch kampioen op de klassieke afstand. Ik zag de beelden op televisie voorbij flitsen en probeerde mijn vier vrienden van La Vecchia Bettola in het feestgedruis te herkennen. Wat zouden de obers van een van mijn favoriete trattorie in Florence hebben klaargespeeld op het asfalt van la grande mela, oftewel: the big apple? Maandenlang zag ik het smakelijke viertal obers tijdens ochtelijke trainingssessies aan mijn appartement voorbij rennen en dan stak ik mijn hand maar weer eens uit het raam om er een paar aanmoedigingen tegen aan te kletsen: 'Dai!!! Forza ragazzi!'. Al wekenlang ging het over niets anders als ik in het restaurant bij mij om de hoek aanschoof voor een tagliata di manzo of een bordje ribollita. Hele discussies aan tafel over tijden en tactieken, over het verbeteren van persoonlijke records. Net professionals. De maratona is in La Vecchia Bettola (voor de lekkerbek op reis: gaat er hene, gaat er hene!) een serieuze aangelegenheid. De baas wil zijn knecht verslaan en andersom. En dus gooide Massimiliano de boel begin vorige week op slot en kneep er met het voltallige personeel van tussen voor een speciale missie. Gemiste inkomsten? Ma chi se ne frega? Wat kan het schelen? Werken om te leven en niet andersom is een belangrijke Italiaanse levensles waar wij Nederlanders nog wat van kunnen leren. Op weg naar de edicola van Andrea voor de Gazzetta dello Sport, passeerde ik de trattorie vanochtend en zag dat er twee oranje A4-tjes op de ruit van de voordeur waren geplakt. 'Gesloten wegens stress. We verontschuldigen ons bij de klant. Wij zijn weer geopend vanaf 7 november, sicuramente een stuk relaxter. Grazie'. En: 'Gesloten wegens een gebrek aan conditie'. Ik moest grinniken en bedacht dat knappe Italiaanse macho-mannen dus ook grappig kunnen zijn. Morgenavond is het weer tijd voor een bistecca Fiorentina. Dan kunnen we hopelijk toasten op de goede afloop, en op toptijden! Kom maar door met de Chianti. Ik kan niet wachten.

Saturday, November 04, 2006

109 jaar Oude Dame

Slechts negen speelronden had Juventus nodig om zich in de Serie B in de top van het klassement te nestelen. Als de ploeg zich maandag sterker toont dan Napoli en koploper Genua verspeelt drie punten, dan is een gedeelde eerste plaats een feit. De bianconeri hadden zich geen beter kado kunnen wensen in een week waarin het 109-jarige bestaan werd gevierd. De schande van voetballen in de tweede divisie moet zo snel mogelijk worden weggepoetst. In Turijn laten ze er geen gras over groeien. Nooit eerder speelde de club tijdens de roemruchte geschiedenis in de Serie B. Van een domper op de feestvreugde was afgelopen woensdag evenwel niets te merken. Voorafgaand aan het met 2-0 gewonnen duel tegen Brescia, maakten Giampiero Boniperti, Roberto Bettega, Antonio Cabrini, Michel Platini en andere sterren uit het verleden hun opwachting op het veld. Van Moggi en Giraudo, twee aanstichters van het fraudeschandaal, geen spoor. Marcello Lippi en Gianluca Pessotto waren er wel. Hinkend op een kruk, lachtte en zwaaide Pessotto naar het publiek. Dat was voor het eerst sinds de oud-speler zich afgelopen zomer tijdens een zelfmoordpoging van het hoofdkantoor van de club stortte. 'Pessottino' zei niet te weten wat hem toen heeft bezield, dat hij moet zijn gesprongen in een vlaag van totale verstandsverbijstering.

Felice Placido Borel, Renato Cesarini en Raimundo Orsi, helden uit een nog verder verleden, waren woensdag niet van de partij omdat helden nu eenmaal ook sterfelijk zijn. Toch heeft het huidige Juventus haar status als topclub vooral aan de driemansvoorhoede uit de jaren dertig te danken. Dankzij de voorzetten en dribbels van Orsi, de goals van Borel en de geniale ingevingen van acrobaat Cesarini, veroverde Juve tussen 1931 en 1935 vijf scudetti op een rij. Zodoende werd de club, die op 1 november 1897 door een paar puberende adolescenten werd opgericht, niet langer aangesproken met Signorina maar met Signora, dame. Pas jaren later veroverde de club bianconero zich de bijnaam la 'Vecchia' Signora, oftewel: Oude Dame. De artiest van het elftal van zowel Juventus als de squadra azzurra was zonder twijfel Orsi, een Argentijn van geboorte die werkelijk kon toveren met de bal en het publiek vermaakte met fabelachtig dribbels langs de zijlijn. Orsi, met het glimmende brillcream-haar steevast in een onverbiddelijke middenscheiding gekamd, was een solist van het zuiverste soort. Op het veld en daarbuiten. Mumo, zoals de spits door de fans in Turijn werd genoemd, was behalve voetballer ook muzikant. In Buenos Aires trad hij buiten het seizoen regelmatig op in nachtclubs. De spits en zijn viool waren onafscheidelijk. In de kleedkamer voorafgaand aan wedstrijden trok Orsi het instrument regelmatig uit zijn koffer en vermaakte zijn ploeggenoten dan met een korte voorstelling. Dat werkte zo lekker ontspannend en dan liep het binnen de lijnen meestal ook beter. Felice Borel was meer een voetballer uit een stuk, minder kleurrijk buiten het veld maar in het zestienmetergebied niet minder elegant. De midvoor kreeg de prachtige bijnaam Farfallino mee, omdat hij tijdens zijn opmars richting het doel zo heerlijk voorbij zijn opponenten kon fladderen, als een Farfallino, een vlinder. Borel was ook een figlio d'arte, zoals kinderen in Italië worden genoemd die in de voetsporen treden van hun ouders. Ook Pa Borel en broer Aldo Giuseppe speelden in het eerste van Juventus. Daarom werd Felice Placido Borel II genoemd. Renato Cesarini tot slot, was de meest excentrieke van het drietal. Wereldberoemd binnen en buiten de lijnen. De casanova wond de signorine tijdens de nachtelijke uurtjes in de kroeg bij bosjes om zijn vinger, om de dag erna te presteren op het veld. 'Zona Cesarini' is in Turijn een gevleugelde uitspraak en wordt gebruikt als in de allerlaatste minuut de winnende goal wordt gescoord, wat één van Cesarini's specialiteiten was. De spits stond bekend als geniaal, fantasierijk en moedig, karaktereigenschappen die ook van pas kwamen tijdens zijn werk als acrobaat en dompteur in een circus. Cesarini vergaarde in het shirt van Juve roem en rijkdom. Het stelde de rokkenjager in staat ten volle van de geneugten van la dolce vita te genieten, ook al bevond Italië zich halverwege de jaren dertig op de rand van de afgrond en heerstte er sociale en politieke wanorde.

De triomtocht van Juventus viel gelijk met de opmars van Benito Mussolini, die zijn imperium bouwde op de fundamenten van een bijna-failliete natie. De dictator zou Italië - met name tijdens de oorlogsjaren - aan een fascistisch schrikbewind onderwerpen. De leider van de zwarthemden beschouwde sport in zijn algemeenheid en de successen van Juve in het bijzonder, als een uitstekend propagandamiddel en liet in Turijn een prestigieus voetbalstadion verrijzen. Stadio Benito Mussolini, het huidige stadio Communale, werd in 1932 binnen zeven maanden uit de grond gestampt en bood plaats aan liefst negentigduizend toeschouwers, een absoluut record in die tijd. Il Duce zou voor zijn inspanningen door de spelers van Juventus worden beloond. De ploeg deed de dictator vier landstitels op een rij kado en met de bianconeri als hofleverancier van de nationale ploeg, werden in 1934 en 1938 bovendien twee wereldtitels veroverd. Wat kon Mussolini zich nog meer wensen? Nu kon de hele wereld zien waartoe Italianen in staat waren: winnen!

Hoe het met Benito afliep is bekend. De dicator die tijdens WOII tot een bondgenootschap met Hitler besloot, kreeg uiteindelijk een kogel door zijn kop gejaagd door een stel Partizanen en werd daarna opgespijkerd aan een houten stellage op de Piazzale Loreto in Milaan. Vanuit het hele land reisden Italianen naar de Lombardische hoofdstad om il Duce op zijn kop te zien bungelen, naast minnares Claretta Petacci en wat koudgestelde handlangers. Uit woede en frustratie werden vorken en messen in de koude lijven geprikt. Van Mussolini is anno 2006 vermoedelijk niet veel meer over. Dat geldt niet voor zijn protserige praalgraf in Predappio waar nog dagelijks de wacht wordt gehouden door overtuigde fascisten en voor de vele imposante bouwwerken die hij de natie na zijn dood achterliet. Zoals het Communale in Turijn, dat meer glanst en glimt dan ooit nadat het stadion deze winter werd opgeknapt voor de openingsceremonie van de Olympische winterspelen. Zowel Torino als Juventus spelen er hun thuisduels, nu het Delle Alpi wordt opgeknapt. Het had Mussolini allicht behaagd. Zoals het hem vermoedelijk ook had behaagd dat topscorer allertijden Alessandro Del Piero afgelopen woensdag voor de slagroom op de taart zorgde door zijn 201ste treffer in het shirt van Juventus te scoren. Op dezelfde plek waar Orsi, Cesarini en Borel ooit dribbelden, op het gras van het stadio Benito Mussolini.