Friday, January 29, 2010

San Siro Alex



Sir Alex hing over een Chesterfield-stoel in de lobby van het hotel. In een iets te ruim zittende overjas en een rode shawl om de Schotse nek geknoopt. Op een televisiescherm in de achtergrond schoten herhalingen van de derby tussen Inter en Milan voorbij. Ferguson, als spion in San Siro aanwezig om AC Milan aan het werk te zien, bekeek de beelden opnieuw met veel interesse. De goal van Milito, de rode kaart voor Sneijder en mompelde dat de scheidsrechter een twat (oelewapper) was. Inmiddels zoemden opgewonden Italiaanse tifosi om de manager van Manchester United heen en vroegen in hun beste Engels om een handtekening en een foto. Ik besloot mijn camera er ook maar eens bij te pakken. Gewoon, je komt in Italië niet zo vaak een Sir tegen. Laat staan Sir Alex. Of, zoals mijn Britse vriendje de ontmoeting later op Facebook zou omschrijven: ‘...Meeting Sir Alex, y'know, outside of meeting Jesus Christ…’ En alhoewel ik Fergie voornamelijk kende als die man met dat norsige kauwgomkauwende drankhoofd die Ruud en Jaap ooit wegstuurde, stond de Schot er bijzonder fris en vriendelijk bij. En zonder bril. We schoven dichterbij, trokken allebei onze charmantste glimlach en - klik! - zei toen de camera. Het liep inmiddels tegen middernacht en we kregen het over Macclesfield, een arbeidersdorpje onder de rook van Manchester waar een deel van mijn Britse schoonfamilie vandaan komt en waar Ferguson vijf mijl vandaan woont, vooral vanwege de prachtige Engelse countryside. Nee, Sir Alex hoefde geen pint. Thanks. Ondertussen begon collega Emile Schelvis van Sport1 over Wayne Rooney, die vorige week weer zo verschrikkelijk goed was tegen Hull City. En Ferguson maar knikken. ‘Yeah, he’s a good lad. Wayne’s good, yeah. A good lad’, klonk het als het refrein van een aanstekelijk nieuw popliedje over de witte Pele. Plots kwam de naam van David Beckham uit de lucht vallen. Sir Alex trok een gezicht alsof hij met zijn voet in een enorme Italiaanse hondendrol was getrapt. Ik vermoedde dat het er niet goed uitzag voor Becks, de middenvelder van AC Milan die onlangs aangaf zijn carrière het liefst te willen afsluiten bij zijn jeugdliefde ManU. Pfffffff… was het enige dat Ferguson in eerste instantie uitbracht en daarna mompelde hij opnieuw binnensmonds over de invloed van vrouwtje Victoria; ‘that thing’. Het werd tijd om naar bed te gaan, zei Sir Alex. Maar niet voordat hij het verhaal had verteld over een neef van ‘m uit Glasgow; een beeldend kunstenaar die in Canada vijfenveertig jaar geleden als een blok viel voor de charmes van een Nederlands meisje en haar uiteindelijk volgde tot aan Den Haag, waar ze al die tijd gelukkig hebben geleefd, totdat de vrouw drie jaar geleden helaas overleed. ‘Dat is pas echte liefde’, dacht ik. En Sir Alex vermoedelijk ook.

Friday, January 22, 2010

Top-3 knappe voetballers




De knapste voetballer waar ik ooit zelf met mijn neus bovenop heb gestaan, is niet David Beckham. Maar de Engelsman staat op de objectieve lijst van voetballende knapzakken natuurlijk wel in de top drie (op de subjectieve lijst van ‘mooie’ mannen doen de broertjes Phil en Gary Neville het erg goed, Berry van Aerle en John Feskens, die vanwege een uit de kluiten gewassen onderkin ook wel d’n Beitel van Willem II werd genoemd). Afijn, het gebeurde dus tijdens het EK van 2000 in Nederland dat Becks na afloop van het groepsduel tegen Portugal (3-2 verlies voor Engeland) zijn middelvinger opstak naar eigen publiek; een soort toegift voor de hoolies die hun glamourmiddenvelder een wedstrijd lang hadden uitgejouwd. Beckham was not amused en stapte na afloop als een van de eersten en met een indrukwekkend chagrijnig gezicht in de spelersbus aan de Frederik Hendriklaan in Eindhoven. Daar stond ik toevallig ook geparkeerd en zag hoe de Engelsman plaatsnam ergens halverwege in de bus. En daar zat de ongeëvenaarde beauty dan; de metroman van het mondiale voetbal. Stoïcijns voor zich uitstarend. Hij zei niets, deed niets, bewoog niet. Totdat een medewerker van de Engelse ploeg voor de onbeminde schoonheid een koelverse bejaardenmaaltijd in de magnetron schoof – ping! - en Beckham van ellende dan maar aan het kanen sloeg.

Andere scene, zelfde EK. De training in de Amsterdam Arena zat er ongeveer een uurtje op of de gladgeschoren en opgeblonken mannen van de Italiaanse voetbalploeg trokken aan hongerige journalisten in de mixed zone voorbij - in een wolk van Acqua di Giò. Ik zag Totti, Del Piero en levende legende Gigi Riva, maar de knapste van het stel was toch Alessandro Nesta – de centrale verdediger met het engelengezicht. Nesta droeg op zijn rechterkuit een agressieve tattoo van een vuurspuwende draak (of was het een slang?) maar staat voor het overige bekend als saai. Hoe dan ook: Nesta op 2.

* Tromgeroffel

AC Milan heeft dus een nieuwe Marco. Hij is nog bello ook en regelmatig te bewonderen tijdens trainingen op Milanello. Marco Borriello is al jaren beroemd vanwege zijn looks maar tobde vaak met blessures en werd in 2006 betrapt en geschorst vanwege doping. Alsof dat niet erg genoeg was verklaarde Belen Rodriguez, Borriello’s verloofde, dat het allemaal kwam doordat zij met een cortisonencrème’pje tegen een vaginale infectie had gesmeerd. ‘Begrijpjewel’, zei Belen. Maar men begreep er in Italië helemaal niets van, laat staan Marco Borriello, die helemaal de kluts kwijt leek toen Belen hem een tel later voor een societyfotograaf verliet. In Italië werd al voor de carrière van mooie Marco gevreesd maar de Serie A beleeft dit seizoen de wederopstandig van het knapste jongetje van de klas. Borriello scoort weer en hoe! Alla Van Basten. En daarom: Borriello op 1.



De complete top 3 komt aanstaande zondag in actie tijdens de stadsderby tussen Internazionale en AC Milan, dat op de schaal van schoonheid dus eigenlijk al gewonnen heeft. Al was het maar omdat de bevallige Leonardo in zijn onafscheidelijke trenchcoat het volgens de Gazzetta dello Sport wint - zij het nipt - van de al even welgevormde en de doorgaans goed geklede José Mourinho. Lekker belangrijk zou je zeggen, maar het zijn zelfs dat soort subjectieve feitjes die er in het land van calcio, moda en fare la bella figura (er goed uit zien) in de aanloop naar de derby toe doen.

Wednesday, January 20, 2010

Secretariat




In Italië wisten ze het al veel langer maar de bevestiging kwam deze week vanuit Amerika waar Varenne, een beroemde Italian stallion met de status van een profvoetballer met duizenden groepies (vooral abonnees van de Penny) een plaatsje in de Horse Hall of Fame kreeg toebedeeld. Ja, zoiets bestaat dus écht. Viervoeters zijn soms net filmsterren en ieder land zijn eigen heldenpaard. Zoals Red Rum in Engeland een household-name is en Sebiscuit in Amerika hadden wij vroeger Yellowa en Yzeren Hein. Maar de grootste ster van allemaal is wellicht Secretariat; op nummer 35 het hoogst genoteerde paard in de ESPN top 100 van beste atleten van de vorige eeuw. Ik heb het levensverhaal van the miracle horse er tijdens het Kerstreces nog eens op nagelegzen. De Amerikanen noemden hem The Big Red. Hij was geen paard maar een personality die begin jaren zeventig zelfs op de voorpagina’s stond van the Times, Sports Illustrated en Newsweek. Secretariat was een soort Usain Bolt op vier benen die met ultra-uitgestrekte passen over de renbaan kon galopperen, steeds sneller en sneller, als een vuurpijl voorbij zijn rivalen Sham en Our Native, zoals tijdens de Kentucky Derby van 1973, om met een niet eerder vertoonde turbo-injectie richting finish te denderen. Het was alsof Secretariat vlóóg die dag. Zeventigduizend fans op de tribunes van Belmont Park veerden nerveus op van hun stoeltje bij het ingaan van de laatste bocht en luisterden naar de stem van spreekstalmeester Chick Anderson die op z’n Hans Eijsvogel’s in de microfoon tetterde: "Secretariat is alleen. Hij rent als een niet te stoppen machine. Unbelievable! Hij ligt 31 lengtes voor’. Bij de finishlijn stond op dat moment Eddie Sweet, Secretariat’s verzorger, al klaar. Die dacht: ‘Dit kan niet. Dit gaat te hard. Hij valt zo dood neer’. Het tegenovergestelde gebeurde. ‘The horse just kept running and running’. Als een soort Forrest Gump. Secretariat legde de mijl uiteindelijk af in een tijd van 1 minuut en 59 seconden, ruim twee seconden sneller dan de oude toptijd en een record dat tot op de dag van vandaag staat. Op de tribunes zakten mensen van ongeloof terug in hun stoeltje. Omdat men wíst dat hier sportgeschiedenis was geschreven. Reden voor sommige winnaars om het prijzengeld niet te gaan innen aangezien het ticket als aandenken aan een historische race van meer waarde was.

Lang niet gek voor een paard waar amper wat van verwacht werd. Gewoon. Omdat hij te vriendelijk was. En zelfs te knap om een échte topper te zijn, beweerden de kenners: ‘You can’t have all the luck’. Dat bleek toen in 1989 een hoefziekte werd geconstateerd bij de pas 19-jarige dekhengst, wat uiteindelijk leidde tot zijn dood. De dierenarts zette een spuitje in Secretariat’s vlezige bil en daar zakte The Big Red definitief door de benen. Dood. Het was een tragisch maar ook wel weer een passend einde voor de James Dean van de rensport en goed voor een ere-plaats in de Horse Hall of Fame.

Saturday, January 09, 2010

Het trieste lot van Maickel en Mario

Op een bepaald moment tijdens de wedstrijd werd op de curva een pop heen en weer gejonast, zo'n exemplaar van papier maché zoals je die tijdens carnaval op praalwagens wel ziet. Maar dit waren de straten van Oeteldonk niet, dit was de stadsderby tussen Chievo en Hellas Verona. Van leut was geen sprake.

De tifosi van Hellas meenden het serieus. Ze hadden het gezicht van de pop zwart geverfd en op het shirt stond: Negro go away. Maar er was iets dat nog meer indruk maakte: de pop droeg een strop om zijn nek en werd met een touw aan de ballustrade van de tribune opgeknoopt. En daar hing de marionet van de ultràs dan, bungelend aan een koord in het Bentegodi-stadion, opdat iedereen het goed kon zien.

Als in een neo-fascistische choreografie stelden skinheads in Ku Klux Klan-outfit zich naast elkaar op en klapten met de handen op de maat van militaire marsen. Daarna werd een spandoek uitgerold: Laat die zwarte het stadion maar schoonmaken. Met 'die zwarte' werd de Nederlander Maickel Ferrier bedoeld, ook wel de nieuwe Rijkaard genoemd. Het was april 1996 en de speler van Volendam stond op het punt een contract te tekenen bij Verona. Maar een zwarte speler bliefde het extreem-rechtse deel van de aanhang niet.

Het nazistische handgeklap hield een helft aan terwijl de pop bungelde in de wind. Iedereen zag wat er gebeurde, niemand die wat deed. De bal bleef gewoon rollen. Datzelfde gebeurde deze week toen tijdens het door Inter met 1-0 gewonnen uitduel met Chievo Verona oerwoudgeluiden neerdaalden op Chievo-middenvelder Luciano en doelpuntenmaker Mario Balotelli.

Met name de talentvolle Italiaanse spits, die in Palermo werd geboren uit Ghanese ouders, is sinds zijn debuut voor Inter geregeld slachtoffer van racisme. 'Schande', zegt het ene deel van de parochie. 'Eigen schuld', zeggen de anderen, zoals Mimmo Di Carlo. De trainer van Chievo vindt dat de wel erg zelfbewuste jongeman van Inter de spreekkoren voornamelijk aan zichzelf te danken heeft en dat hij iets zou moeten doen aan dat provocerende gedrag van 'm.

Voorzitter Campedelli zei zelfs dat hij helemaal geen spreekkoren had gehoord. Zoiets heet: je kop in het zand steken. Precies wat collega-president Alberto Mazzi van Hellas in 1996 deed toen Ferrier alleen zijn handtekening nog maar hoefde te zetten. De deal zou er nooit komen. 'Omdat het zo beter was.'

Het is de wereld op z'n kop. Zoals het ook de wereld op z'n kop is dat een Italiaanse sportrechter Mario Balotelli donderdag een boete van zevenduizend euro oplegde omdat de spits bij het verlaten van het veld provocerend applaudisseerde naar het Veronese publiek, dat hij 'om van te kotsen' vond. Bepaald geen flatteuze opmerking, maar wel begrijpelijk. helaas leidde de jonge spits met zijn uitspraak ongewild de aandacht af van het werkelijke probleem.

Renate Verhoofstad schrijft elke vrijdag een column voor AD Sportwereld

Thursday, January 07, 2010

50 jaar zonder Coppi

Op 2 januari om kwart voor negen ‘s ochtends is het dus al weer vijftig jaar geleden dat je dood ging. Je zou zeggen dat het leven inmiddels doorging, dat je in de vergetelheid zou raken, dat de wielerfans je anno 2010 zouden hebben ingeruild voor een nieuwe kampioen. Niet in Italië. De legende is springlevend, vooral in de harten van de nostalgische wielerfans. Verhalen over de kampioen der kampioenen gaan van generatie op generatie zoals met grootmoeders recept voor een traditioneel bordje ribollita gebeurd. Coppi is Coppi. En er is maar één Campionissimo.
Ik was ooit aanwezig bij een feestje in Montecatini Terme waar oude wielerkampioenen in het zonnetje werden gezet. De zoon van Gino Bartali zat aan een tafeltje vooraan en de neef van Fausto Coppi was er ook. Andrea Bartali en Pierino Coppi raakten zelf nooit een trapper aan maar ze werden door het publiek uitbundig gevierd. Daar werden de zoon en de neef gedenkbeeldig op de schouders genomen en onder luid applaus door het restaurant gehost. De nazaten moesten op de foto en er werd om handtekeningen gevraagd. Ik vond het een wat vreemde toestand en het feestje deed wat potsierlijk aan, maar dat was nog voordat ik de ziel van de Italiaanse wielerfan wat beter leerde doorgronden.
Een Italiaan conserveert graag; of het nou om kunst, cultuur of verhalen over wielerkampioenen gaat. Het heeft vast te maken met een heimelijk verlangen naar het verleden, naar de tijd van Fausto en Gino, toen alles beter was. En misschien worden daarom zoveel musea, granfondo’s, gran premio’s, bokalen, bergtoppen, plaquettes, bustes, standbeelden, feestdagen, fanclubs, websites, wijken, straten en pleinen naar wielerhelden vernoemd. Alsof een museum (in Castellania) niet genoeg was, heeft Coppi ook in het nationale wielermuseum van Madonna di Ghisallo een belangrijke hoek. Alsof een buste (boven op de Stelvio) niet genoeg was werd het hoofd van Coppi ook op de Passo della Bocchetta gezet om zijn laatste overwinning tijdens de Giro dell’Appennino te herdenken, en God weet waar in Italië nog meer bronzen Coppi’s staan. Alsof ik aan twee boeken over Fausto Coppi (een van Gianni Brera en een van Martin Ros) niet genoeg had, heb ik deze maand nóg maar een boekje van Brera over Coppi gekocht (Coppi e il diavolo) en daarna nog één (Un uomo solo al commando van Paolo Alberati). Via de websites van amazon.com en bol.it ook nog het een en ander besteld en om mezelf helemaal te verwennen deze week een niemendalletje laten inpakken waarin Andrea Bartali en Marina Coppi uitleggen hoe het was om de zoon/dochter van een kampioen te zijn. Ik heb altijd een soort mededogen gevoeld met Marina, Coppi’s enige dochter uit diens eerste huwelijk met jeugdliefde Bruna, die in 1953 zonder vader verder moest omdat de Campionissimo zijn hart verloor aan la Dama Bianca. Fausto Coppi liet in 1953 zijn gezin voor Giulia Occhini in de steek, toen Marina pas vijf was. ‘Als de mensen me vragen naar herinneringen aan mijn vader, schiet ik vaak te kort’, zei ze daarover onlangs tegenover de Gazzetta. Coppi zette voor de liefde zijn reputatie als wielerheld op het spel en Occhini belandde zelfs in de cel. Het stel zou uitgroeien tot het meest controversiële koppel van de natie maar hun affaire staat vijftig jaar na dato symbool voor de ultieme liefde. Coppi en zijn dame in het wit waren zeg maar, de Romeo en Giulietta van hun tijd.
De Italiaanse wielerfan kan van de l'indimenticabile (onvergetelijke) Coppi maar geen genoeg krijgen. Diens wielerheldendaden zijn ieder jaar weer goed voor nieuwe uitgaves op DVD en op internet zwelt het aantal hits aan: websites, fangroepen op Facebook, filmpjes op youtube en bids op Ebay voor vergeelde tijdschriften met Coppi op de cover. De Gazzetta dello Sport stelde zich onlangs de vraag hoe het kan dat een sportman vijftig jaar na zijn dood nog steeds zo inspireert en wat maakte Coppi eigenlijk zo speciaal? De ontelbare overwinningen, de tweestrijd met Bartali of het feit dat hij de sport als eerste op een bijna wetenschappelijke manier benaderde? Zeker is dat het drama in zijn privéleven (zoals de tragische dood van zijn broer Serse), zijn affaire met Occhini, de maatkostuums, wollen overjassen, hippe zonnebrillen en Lancia Aurelia voor buiten de koers en zijn vroege en bijna absurde dood (op 40-jarige leeftijd, aan de gevolgen van een onbeduidende maar miskende malaria) de mythe naar nog grotere hoogte hebben gestuwd.
Sinds zijn overlijden op 2 januari 1960 wordt Coppi ieder jaar nog herdacht door vrienden en familie. Als engel Fausto Coppi vanaf een wolkje hoog in de wielerhemel kan meekijken, zal het hem wellicht verbazen dat op zijn sterfdag voormalige tegenstanders en gregario’s op de fiets stappen voor een bedevaart naar Castellania. Sinds een paar jaar zijn zowel Faustino als Marina Coppi bij de plechtigheden aanwezig en treuren de halfbroer en –zus sámen aan het graf van hun vader. De tijd heelt alle wonden en dat zal de kampioen der kampioenen vermoedelijk weer wel goed doen.