Friday, October 29, 2010

Helden en ik


Ik kan me soms als een vreselijke bakvis gedragen. Zoals die keer dat ik wielrenner Andrea Tafi voorbijreed op de boulevard van Forte dei Marmi. Ik in de auto, il gladiatore op de fiets. Dat gevoel dat de adrenaline zich plots in alle hevigheid door je lichaam verspreidt. Een zweetlozing hier, rode konen daar en een hart in de hoogste versnelling.
Daar heb 'm, daar-heb-je-'m! Tafi, Tafi, Tafíííí! Dat je niet meer nadenkt, maar gewoon doet. Zoals het raam naar beneden draaien en met vijftig kilometer in het uur heel hard naar Tafi blèren dat hij mijn grootste wielerheld allertijden is omdat hij tijdens Parijs - Roubaix van 1999, met die machtige turbodijen van 'm, de klinkers zo heerlijk uit de grond reed.

Maar het kan dus ook anders. Zoals die keer dat ik zomaar naast Ernst Jansz van Doe Maar stond te tanken bij benzinestation De Lucht. Jansz Euro 95, ik diesel bij pomp drie. Tsja, wat doe je dan? Nou gewoon. Beetje schaapachtig lachen naar je popheld van vroeger, in tegenstelling tot wat je je in je stoutste puberdromen had voorgesteld, totdat de diesel vanzelf weer naar buiten gutste. En weg was Jansz.

Twee dagen na de EK-finale van 2000 zat ik in een D-Reizenwinkel in de Bilderdijk-straat in Amsterdam-West. Het dramatische verlies van het Nederlands elftal in de halve finale tegen Italië - toen ik na afloop als een geslagen hond op de tribune zat, met overal dansende tifosi om me heen - was nog niet verteerd en ik dacht dat een reis naar Corsica wel verlichting zou brengen. Het was warm in het reisbureau, het computersysteem bleek van slag en de juffrouw achter de balie waarschuwde voor lange wachttijden. Plots klonk er geclaxoneer vanaf de overkant van de straat waar een Range Rover voor de deur van Café Mieke stond dubbelgeparkeerd. Achter het stuur van een Nissan Sunny zat een man met een hoofd zo rood als een tomaat en die riep: 'Rot op met die pleuriswagen van je, man'. En toen: 'Verrek, daar heppie Frénk!' Voor ik het wist holde ik de straat al over. Slalommend tussen auto's en trams door, tot vlak voor de neus van Frenk Rijkaard. Tja. Wat stamel je dan? Dat je na het Europees kampioenschap van 1988 een van je goudvissen naar hem hebt vernoemd? Want je gaat midden op de trambaan ook niet over het missen van vijf strafschoppen of over de tranen na afloop in de spelersbus beginnen.

1, 2, 3 huppakee. Moed verzamelen dan maar en beginnen met: 'Hoi. Frenk. Hoe gaat het?' En toen zat de ontmoeting er snel weer op.
Het bakvissenmoment van deze week was voor Marcello Lippi weggelegd. Want opeens stond-ie daar, de grijze eminentie met sigaar, onder een boom op de Piazzale Verdi in Lucca. Heb me dit keer gedragen. Lippi keurig een hand gegeven en daarna heel professioneel om zijn telefoonnummer gevraagd. De hittepetit van weleer is eindelijk volwassen geworden.

1 comment:

Anonymous said...

Heel herkenbaar!