Sunday, December 10, 2006

Giglio d'Oro voor Bettini

Als er een feestje gevierd kan worden ben ik er gewoonlijk graag bij. Zo ging dat voorheen in Den Bosch en zo gaat dat nu in Florence. Vrijdag verzamelde wielrennend Italië zich in restaurant Carmagnini 500 in Calenzano, een gehucht net buiten de stad, voor de uitreiking van de Giglio d'Oro aan de beste wielrenner van het jaar. Nou moet ik zeggen dat ze er in de Orangerie in Den Bosch ook wat van kunnen als Peter Post namens de Club van 48 Michael Boogerd of Erik Dekker de zoveelste ereprijs op de borst speldt, maar een diner en prijsuitreiking op z'n Italiaans, tussen de Bettini's, Ballerini's, Alfredo Martini's, Tafi's, zonen en kleinzonen van Gino Bartali en neven en nichten van Fausto Coppi, is toch weer een andere sensatie.

In trattoria Carmagnini 500 schoof ik rond de middag aan tafel naast de 87-jarige Giovanni Corrieri, de voormalige gregario van Gino Bartali die Ginetaccio in 1948 aan de overwinning in de Ronde van Frankrijk hielp en zelf ook nog twee etappes meepikte (Metz en Parijs). Corrieri was een rijzige gestalte. Dat gold bepaald niet voor Andrea Bartali, oudste zoon van Gino Bartali, die de voormalige helper van zijn vader innig omhelsde en zoende. Bartali junior had een al even imposante krommende neus als de wijlen winnaar van de Giro en de Ronde van Franrkrijk. Of, zoals Paolo Conte het in zijn aan Bartali opgedragen liedje zo mooi verwoordde: quel naso triste come una salita, die melancholieke neus zoals een hellende klim. Ah, daar waren bondscoach Franco Ballerini, zijn voorganger Alfredo Martini en Pierino Coppi, neef van. Nog meer handengeschud en gezoen. Diego Ulissi, de piepjonge wereldkampioen junioren ging op een stoel zitten en daar kwam, als allerlaatste, de wereldkampioen zelve binnengestapt: een gebruinde Paolo Bettini, in het gezelschap van zijn echtgenote Monica. Een luid applaus steeg op vanuit de zaal. 'Paolo, Paolo!' Il Grillo glimlachte bescheiden en stak zijn hand op. Het was genieten geblazen tijdens deze incontro van de Italiaanse wielerfamilie.

Verderop in de zaal paradeerde Signore Carmagnini, de uitbater van het restaurant, driftig op en neer en rangschikte de prijzen, de bekers, fruitmanden, electrische boormachines, stofzuigers en andere kadootjes die lokale sponsoren voor de gelegenheid beschikbaar hadden gesteld. Twee valines, een brunette en een blonde miss, repeteerden de prijsuitreiking. In de openhaard werd het vuur nog wat opgestookt. Ondertussen werden de antipasti geserveerd: plakken salami en prosciutto, crostini toscani en lardo. Een goed glas Venetiaans wit en hupsakee, door naar de risotto met funghi, de tagliatelle met een sugo di cinghiale, de rosbief met spinazie en aardappelen en tot slot wat cantuccini di Prato die we overvloedig in de zoete vin santo doopten. Tussen de verschillende gangen door werden met plezier herinneringen opgehaald. Weet je nog? Toen en toen en toen. In dat opzicht verschillen Italiaanse wielrenners dus niet van hun Nederlandse collega's. Zo ging het er ook aan toe als je Peter Post, Gerben Karstens, Johan van der Velde en Jan Derksen aan een tafeltje zette. Dan werd er smakelijk verteld, nou! Corrieri begon tegenover Bartali junior maar weer eens over zijn etappe-overwinning in Parijs tijdens de Tour van 1948. 'Je babbo zei: Giovanni, ga jij maar voor de winst in Parijs maar hou Lucien Teissiere in de gaten, die is rap. Prompt kwam ik alleen aan met de Fransman, die ik in de sprint versloeg, nou nou nou'. Veel gebulderlach. Een enkeling sloeg zich van genot ende vermaeck op de buik. 1948, het was het jaar dat Bartali won en met zijn eindzege (hij won ook elf etappes en het bergklassement!) een revolutie in eigen land voorkwam. Terwijl communisten zich in de straten van Rome verzamelden om een moordaanslag op partijleider Togliatti te wreken, zat een ander deel aan de krakende radio gekluisterd om Gino's verrichtingen in de Tour te volgen. Toen het nieuws over diens geel bekend werd, brak een geweldig volksfeest los in Rome waardoor de burgeroorlog kon worden afgewend en Bartali voor altijd 'l'uomo chi ha salvato l'Italia' was.

Andrea Bartali kwam over het nieuwste boek over zijn vader te spreken, waarin aandacht wordt besteedt aan diens werk voor de ondergrondse tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bartali fietste tussen 1943 en 1944 gemiddeld driemaal per week van Florence naar Assisi, waar Joodse onderduikers zich in een kerk verborgen hielden. Zogenaamd voor een trainingsrit, maar ondertussen reed Gino met valse documenten rond die hij verstopte in de zadelpen. Geen zwarthemd die het in zijn hoofd haalde de grote Bartali, die al een Tour de France gewonnen had (1938), onderweg staande te houden en dus werden mede dankzij de legendarische kampioen zo'n vierhonderd Joden het land uitgesmokkeld.

En dan nog even over doping, pepmannen en pillen. 'Weet je wat voor mijn vader doping was?', zei Andrea Bartali. 'Una bistecca, een biefstuk'. We lachten. 'Maar hij heeft ook wel het een en ander uitgeprobeerd hoor, amfetaminen enzo. Oh ja'. Nu had Franco Calamai van de Gazzetta dello Sport nog wat te melden; 'Want was het niet zo Giovanni (Corrieri) dat hij jou er eens op uitstuurde om de inhoud van de vuilnisemmer van Coppi te controleren om erachter te komen wat hij tijdens de koers achterover had gedrukt?' Corrieri knikte. 'Si, si'. Ach, doping is van alle tijden. Twee medewerkers van de Giro d'Italia, verantwoordelijk voor de sponsoring en pr, begonnen naast me over Basso en Pantani en legden uit waarom veel renners hun schedel kaalscheren en (in sommige gevallen) het haar blonderen, zoals begin en halverwege de jaren negentig nogal eens gebeurde, men denke aan Pantani en Frank Vandenbroucke. 'Gebruik van EPO is het eenvoudigst te tracerenvia het haar. Door het scheren of blonderen wis je de sporen uit en verminder je de pakkans'. Ik dacht aan Pantani en zijn helpers van de Mercatone Uno-ploeg die na de overwinning van de Tour in 1998 met het collectief geblondeerde haar, baarden en sikjes over de Champs Elysees reden. Ik had dat nog kék en grappig gevonden ook. Over doping gesproken. Ook Bettini had nog wat te zeggen. Die zei opeens te willen stoppen met wielrennen als ze in de toekomst een dna-test verplicht stellen. Ik verslikte me bijna in de rosbief. 'Dat moeten ze maar doen bij renners waar thuis zakken bloed in de koelkast worden aangetroffen, maar niet bij mij. Het haalt niks uit in de strijd tegen doping'. Zo, die zat. Op volle maag nog wel. En hij haalde ook nog even voorzichtigjes uit naar landgenoot Ivan Basso, want: 'Die was een maand geleden nog tegen. Hij stuurde me als eerste een sms'je toen ik mijn standpunt had geformuleerd. 'Bravo, ik ben het volledig met je eens', zei Ivan maar nu hij een contract heeft getekend bij Discovery is hij dus ineens van gedachten veranderd. Gek. En waarom deed hij deze zomer dan geen dna-test om zichzelf vrij te pleiten in de zaak Fuentes?' Punto.

Het was tijd voor de uitreiking van de Giglio d'Oro. Saverio Carmagnini stak de loftrompet over Bettini. Wat hadden we met allen van zijn overwinningen genoten, wat had hij veel grinta getoond en oh, wat hadden we met hem meegevoeld toen eind september Bettini's broer zijn auto de sloot instuurde en ter plekke aan de gevolgen overleed. Dat hij daarna op grandioze wijze de Ronde van Lombardije wist te winnen was een onvergetelijk eerbetoon geweest, zei Carmagini. De emotie hing voelbaar in de lucht. Om me heen slikten stoere mannen hun tranen weg. Bettini hield het evenmin droog. En ook ik moest mijn best doen de waterlanders binnen te houden en goot snel een slok wijn naar binnen. Carmagnini riep Bettini naar voren die uit handen van Alfredo Martini voor de derde keer in zijn carriere de Giglio d'Oro, de Gouden Lelie, kreeg uitgereikt. Een bedankwoord en applaus, veel applaus. Snel nog even op de foto met de sponsor van de lokale ijzerwarenhandel en toen was Bettini al weer gevlogen. Op weg naar Livorno. Om de avond met vrouw en kind door te kunnen brengen, zei de kampioen. 'Want morgen begint de voorbereiding op het nieuwe seizoen al weer'.

No comments: