Monday, July 14, 2008

Calcio Storico


Ik weet nog dat de armen en benen me om de oren vlogen, tijdens de finale van het calcio storico in de zomer van 2003. Ik zat op de zuid-tribune, in het groen van de wijk San Giovanni gehuld, naast een paar Amerikaanse toeristen die onophoudelijk ‘wow!’ en ‘great!’ in mijn oren tetterden, ook als er helemaal niets gebeurde. Dante Alighieri zou zich aan zoveel onwetendheid geërgerd hebben. De Florentijnse poeët keek mee over mijn schouder. Hij stond er mooi opgeblonken bij, op zijn marmeren sokkel voor de Basilica di Santa Croce, waar collega-genieën uit de Renaissance, zoals Galileo Galilei, Macchiavelli en Michelangelo begraven liggen. Mannen en vrouwen in middeleeuws kostuum betraden de arena. Vaandelzwaaiers, trommelaars, schutters, jonkvrouwen en edelmannen tijdens een kleurrijke parade. Er werd een kanon het stadionnetje binnengereden. Ah, daar had je de calciatori: 27 woest uitziende mannen in groen (San Giovanni) tegen 27 al even woest uitziende mannen in azzurro (Santa Croce). Echte gladiatoren. Ruige Florentijnen, met stoppelbaarden en in blote bast. Er werden strijdliederen ten gehore gebracht. Ik ging er eens goed voor zitten, voor een ouderwets potje calcio. Het calcio storico Fiorentino is een antieke vorm van voetbal dat rond 1400 al in Florence beoefend werd. In straten en op pleinen en langs de boorden van de rivier de Arno. Het was een manier om jonge soldaten in conditie te houden, om ze te testen op heldhaftigheid én om indruk te maken op belle signorine natuurlijk. Wat dat laatste betreft is er de afgelopen zeshonderd jaar weinig veranderd. Florentijnen vinden dat niet de Engelsen, maar zíj de uitvinders zijn van het moderne voetbal, al heeft het Calcio Fiorentino met het voetbal zoals dat tijdens het EK werd gespeeld, niet veel te maken. Zo mag de bal zowel met de hand als met de voet gespeeld, het doel meet vele meters en een doelpunt wordt een caccia genoemd. De sport laat zich het best omschrijven als een combinatie van Grieks-Romeins worstelen, rugby en voetbal. Bijna alles is geoorloofd. Ook het afbijten van oren, het neerhoeken van een tegenstander en het breken van armen en benen. Zolang de bal maar in het net belandt, zolang er maar gewonnen wordt. Elk jaar in juni worden twee halve finales gespeeld tussen vertegenwoordigende teams van de vier belangrijkste wijken (groen, rood, wit en blauw) van de stad. De finale is elk jaar op 24 juni, de dag van San Giovanni, beschermheilige van de stad Florence. En daar zat ik dan, met een groen sjaaltje om mijn hoofd geknoopt, een stel totaal onbekende sportmannen aan te moedigen. Er werd geknokt dat het een lieve lust was. Zelden zoveel grinta gezien, maar hier stond dan ook de eer van een heel stadsdeel op het spel. Het werd een geweldige voorstelling, spektakel op z’n Italiaans. En azzurro won. Na afloop werden de winnaars gekust door meisjes op hoge hakken en daarna door hun eigen moeders. Maar dat was 2003. Deze week werd er opnieuw een finale gespeeld, voor het eerst sinds 2006 toen de wedstrijd vanwege gewelddadigheden werd afgelast. Ik bekeek het duel dit keer op het strand van Marina di Pietrasanta, op het terras van Bagno Tina. Het was twee dagen na de uitschakeling van Italië. Er zaten wat gepensioneerde mannen om me heen, baby Julia Fé van 9 maanden rolde gelukzalig door het zand, Alfonsina van 83 zat in de hoek. Er werd weinig gezegd, veel gevloekt. Cazzo en porca miseria, als rood een caccia maakte. Bij Bagno Tina was men voor azzurro, net als tijdens de EK, maar opnieuw ging het mis. Net als tegen Spanje. ‘Niet erg’, keek Alfonsina op van haar breiwerk. ‘We zijn nog steeds wereldkampioen’. En de uitvinders van het voetbal bovendien.

1 comment:

Anonymous said...

Geweldige columns, Renate! Zeker voor hen die een beetje bekend zijn met de Italiaanse way of life. Heerlijk om sportverhalen te lezen uit de Italiaanse samenleving, met Hollandse verwondering. Complimenti!