Dit blog ging over sport in Italië, een opera d'arte, een voorstelling als het leven zelf waarin het draait over winst, verlies, trots, schoonheid, corruptie, vreugde en verdriet. Maar ik woon weer in Nederland. Land van doe maar gewoon, dan doe je al gek genoeg. De pasta is vervangen voor het spruitje. Maar het leven is niet minder verrukkelijk. Een blog over het zoete Hollandse leven, door de ogen van Renate Verhoofstad, sportjournalist en schrijfster.
Thursday, December 21, 2006
Wednesday, December 20, 2006
Mussolini anno 2007
2006 loopt op zijn einde. Ook in Italië. Ook in de edicola van Andrea Merciai, mijn communistische krantenverkoper op de hoek van de straat. Zijn krap bemeten kiosk is een prachtig onontdekt plekje in Florence, waar ik graag kom. De ene keer voor de Gazzetta dello Sport, een andere keer voor de Vogue, de Bicisport, la Repubblica, il Corriere della Sera of de laatste DVD uit een serie over de Italiaanse cinema, de tien beste voetballers of de beste wielrenners allertijden. Zijn humeur wisselt nog wel eens, maar elke ochtend als ik bij hem over de drempel stap, weerklinken klassieke tonen vanachter de toonbank. Wagner, Bach, Mozart of Puccini. En dan kletsen we over de laatst gespeelde wedstrijd van Fiorentina, dan gaat het over die kletsmajoor van een Berlusconi en dan zegt Andrea dat het onder Romano Prodi al niet veel beter gesteld is. Hij doet me typisch Toscaanse gerechten van de hand, geeft me onderricht in Florentijns dialect en fluistert me de laatste roddels in. Andrea is een van mijn helden uit San Frediano. Hij is bron én inspiratiebron, zelfs als ik het niet met hem eens ben.
Het leven van een krantenverkoper gaat niet over rozen. Andrea heeft thuis drie opgroeiende dochters te onderhouden, die er graag mooi opgepoetst bijlopen, met tassen en schoenen van Dolce en Gabbana enzo. Probeer daar als arme krantenverkoper maar eens tegenop te werken. Je zou er bijna depressief van worden, maar Andrea niet. Ook al moest hij tegen zijn zin het assortiment uitbreiden. Met Hello Kitty prullaria voor de meisjes, punnikpatronen voor oude van dagen, Playstation-toestanden voor de jongens en porno voor overhitte mannen. Sex sells, ook in San Frediano. Wat het zo tegen het einde van het jaar ook goed doet, zijn de kalenders voor 2007. Grote, kleine, met katten, honden, rozen, Toscaanse vergezichten, moeder Teresa, paus Johannes Paulus II (Ratzinger verkoopt voor geen meter), blote meisjes of blote jongens. Andrea zei dat hij er zelf ook om moest lachen, om al die onzin die de verschillende Italiaanse uitgevers hem hadden toegestuurd. Maar ja, er werd veel om gevraagd dus Andrea moest wel. Hij dacht ook aan de verlanglijstjes van zijn dochters. In een klein plastic mandje staken alle soorten en maten kalenders in de lucht. Ik liet de ene na de andere door mijn vingers gaan. Veel kalenders van Padre Pio. Padre Pio en nog eens Padre Pio. Ik bladerde voorbij Cristiano Angelucci. Het model had zich in een zogenaamd erotische pose geworsteld, met een blik op sensueel en veel teveel badschuim rondom de intieme delen. Het deed mij persoonlijk niets, maar misschien had dat met het vroege tijdstip te maken. Ik zag Cristiano nog niet bij mij op de wc hangen. Laat staan in de keuken. Volgende klant. Benito! Wie anders? Andrea had de fascistenleider nog geprobeerd te verstoppen, weggemoffeld ergens achterin het mandje, maar aan Il Duce viel gewoonweg niet te ontsnappen. Zelfs niet 67 jaar na diens dood. Aan Mussolini wordt nog volop verdiend. De kalenders, uitgegeven door achterneef Giorgio Mussolini, vlogen volgens Andrea de deur uit. Het deed hem zeer, maar zo was het nu eenmaal, want in de herinnering was het leven onder Il Duce goed. Tsja. Andrea haalde zijn schouders op. Ik rekende af en liet Andrea de nieuwe kalender van Fiorentina inpakken. Gelukkig nieuwjaar!
Het leven van een krantenverkoper gaat niet over rozen. Andrea heeft thuis drie opgroeiende dochters te onderhouden, die er graag mooi opgepoetst bijlopen, met tassen en schoenen van Dolce en Gabbana enzo. Probeer daar als arme krantenverkoper maar eens tegenop te werken. Je zou er bijna depressief van worden, maar Andrea niet. Ook al moest hij tegen zijn zin het assortiment uitbreiden. Met Hello Kitty prullaria voor de meisjes, punnikpatronen voor oude van dagen, Playstation-toestanden voor de jongens en porno voor overhitte mannen. Sex sells, ook in San Frediano. Wat het zo tegen het einde van het jaar ook goed doet, zijn de kalenders voor 2007. Grote, kleine, met katten, honden, rozen, Toscaanse vergezichten, moeder Teresa, paus Johannes Paulus II (Ratzinger verkoopt voor geen meter), blote meisjes of blote jongens. Andrea zei dat hij er zelf ook om moest lachen, om al die onzin die de verschillende Italiaanse uitgevers hem hadden toegestuurd. Maar ja, er werd veel om gevraagd dus Andrea moest wel. Hij dacht ook aan de verlanglijstjes van zijn dochters. In een klein plastic mandje staken alle soorten en maten kalenders in de lucht. Ik liet de ene na de andere door mijn vingers gaan. Veel kalenders van Padre Pio. Padre Pio en nog eens Padre Pio. Ik bladerde voorbij Cristiano Angelucci. Het model had zich in een zogenaamd erotische pose geworsteld, met een blik op sensueel en veel teveel badschuim rondom de intieme delen. Het deed mij persoonlijk niets, maar misschien had dat met het vroege tijdstip te maken. Ik zag Cristiano nog niet bij mij op de wc hangen. Laat staan in de keuken. Volgende klant. Benito! Wie anders? Andrea had de fascistenleider nog geprobeerd te verstoppen, weggemoffeld ergens achterin het mandje, maar aan Il Duce viel gewoonweg niet te ontsnappen. Zelfs niet 67 jaar na diens dood. Aan Mussolini wordt nog volop verdiend. De kalenders, uitgegeven door achterneef Giorgio Mussolini, vlogen volgens Andrea de deur uit. Het deed hem zeer, maar zo was het nu eenmaal, want in de herinnering was het leven onder Il Duce goed. Tsja. Andrea haalde zijn schouders op. Ik rekende af en liet Andrea de nieuwe kalender van Fiorentina inpakken. Gelukkig nieuwjaar!
Monday, December 18, 2006
Ale en Ricci
De rillingen liepen me zaterdagmiddag over de rug toen voorafgaand aan het duel van Fiorentina tegen AC Milan een minuut stilte in acht werd genomen. Ik dacht aan Ricci en Ale en aan de vader en moeder van Ricci en Ale en stond op van mijn stoeltje, net zoals veertigduizend andere Florentijnse fans en een handvol Milanisti. Daar stonden we dan. Met het hoofd gebogen of met het gezicht ten hemel gericht. Sport verdeelt vaker dan dat het verbroedert, maar zelfs op de anders zo vijandige Curva Fiesole werden spandoeken ontrolt en werden de namen van Riccardo Neri en Alessio Ferramasca gescandeerd, de twee jeugdspelers van Juventus die afgelopen vrijdag tijdens een bizar ongeval om het leven kwamen. Het klopte dat Juventus in Florence dé ultieme aartsvijand was, dat Alessandro Del Piero en al die andere Godverdommese gobbi di merda in overdrachtelijke zin meer dan eens dood werden gewenst, maar wat deed rivaliteit er nu nog toe, nu de dood in het spel was? Een minuut later floot scheidsrechter Massimilliano Saccani voor het begin van de wedstrijd, tuurlijk, want de wereld draaide gewoon door en de bal moest rollen.
Een dag eerder rolde de bal niet. De bal dreef. Op het water van een laghetto, een soort kunstmatig aangelegd meertje op het hypermoderne trainingscomplex van Juventus om overtollig regenwater in op te vangen, want en óf het in Turijn regenen kon! Riccardo Neri en Alessio Ferramasca hadden corvee, terwijl de rest van de ploeg na de vrijdagmiddagtraining de douches opzocht. Het liep al tegen zessen. Ricci en Ale plukten in het schemerdonker ballen uit de doelen en bij de cornervlaggen vandaan. Ah, er dreven ook nog een paar ballen in het water. Een voor een klommen de jongens over het hek. Niet veel later gleed Riccardo (rechts op de foto) als eerste de plomp in. Alessio probeerde de paniekerende doelman (die geen al te beste zwemmer was) nog uit het water te plukken, maar glibberde tijdens die reddingsactie prompt zelf de poel in. Cazzo. Daar lagen ze dan. Met z'n tweeën. In het ijskoude water. En nu? Alessio probeerde zichzelf omhoog te hijsen, maar daar was geen beginnen aan tegen het spiegelgladde zeil dat de steile oever afdekte. De 17-jarige middenvelder raakte al snel uitgeput. En gedemoraliseerd. Ze hadden het koud. Je kon je de totale paniek voorstellen. Ik wel. Donderdagavond zond Sky de film Titanic maar weer eens uit. Ik schoof net op tijd aan voor de finale en zag hoe het schip in tweeën brak. Honderden drenkelingen werden vanaf de boot in het ijskoude water getorpedeerd. Toen na een half uurtje twee sloepen terugkeerden om naar overlevenden te zoeken, had het merendeel al het loodje gelegd. Maar dat was in de film. Hoe lang denk je dat je het in werkelijkheid volhoudt?, vroeg ik mijn Britse verloofde op de bank. Een kwartiertje?, antwoordde hij. Misschien iets langer? Je lichaamstemperatuur schiet omlaag. Je raakt eerst buiten bewustzijn and then your whole system slowly shuts down.
And then your whole system slowly shuts down, schoot het een dag later door mijn hoofd toen ik aan de twee jongens in het water dacht, al lag de temperatuur van het water in Noord-Italië natuurlijk wel wat hoger dan de oceeanwateren rond Groenland. Riccardo en Alessio hadden vermoedelijk luid geschreeuwd om hulp. Harder, harder, hardst. Maar niemand die ze hoorde. Langzaam maar zeker maakte de paniek plaats voor vermoeidheid en kramp, totdat ze helemaal niets meer voelden. En verdronken. Pas anderhalf uur later vond de trainer van de A1 twee hoopjes kleding in de kleedkamer en werd er groot alarm geslagen. Te laat. In een leeg en mistroostig Olympisch stadion verscheen rond negenen technisch directeur Alessio Secco voor de camera. De opvolger van Luciano Moggi stond er verslagen bij. De tranen welden op in zijn ogen terwijl hij in zakelijke bewoordingen het afschuwelijke persbericht voorlas: Juventus Football Club bevestigt het overlijden van Riccardo Neri en Alessio Ferramasca, twee spelers van la squadra Beretti, die vanavond tijdens een tragisch ongeval op het trainingscomplex van Juventus om het leven zijn gekomen. Ons medeleven gaat uit naar de nabestaanden. De wedstrijd tegen Cesena wordt tot nader order uitgesteld. De komende dagen werkt het eerste elftal de trainingen af in het Olympisch stadion. De politie is bezig met een onderzoek. Hij vouwde het A4'tje ineen en stak dat in zijn binnenzak. En stel me verder geen vragen, want ik ben er niet toe in staat...., snikte de 36-jarige Secco, die in zijn eerste jaar als direttore sportivo al heel wat voor zijn kiezen kreeg. Allereerst werd zijn club schuldig bevonden aan betrokkenheid bij het grootste omkoopschandaal uit de geschiedenis van het Italiaans voetbal, met terugzetting naar de Serie B als gevolg. En alsof dat niet vervelend genoeg was, ondernam team-manager en voormalig voetballer Gianluca Pessotto in juni een zelfmoordpoging door van het dak van het hoofdkantoor te springen. Pesso bracht het er gelukkig leven vanaf. Dat gold helaas niet voor Alessio en Riccardo. Reanimatie in het ziekenhuis mocht niet meer baten.
Ik zat geschokt voor de buis. Er gebeurden wel vaker tragische ongevallen. De krant stond er dagelijks vol van. Jongeren die na een avondje uit met de auto tegen een boom knalden, meisjes die in een park werden verkracht en vermoord. Ook erg, heel erg zelfs. En toch hakte dit erin. Ik dacht aan de ouders van Ricci en Alessio. Volgden die het nieuws nu ook via de tv? Er werd live naar het trainingscentrum van Juventus geschakeld. Politie-auto's en ambulances reden af en aan. Fans verzamelden zich bij de toegangspoort. Ondertussen legde een verslaggever van Sky uit dat Riccardo en Alessio als de nieuwe Gigi Buffon en Pavel Nedved golden, dat het tweetal al eens kampioen van Italië was geweest, dat beiden in beeld waren voor de squadra azzurra, dat de junioren vorige week - tijdens het jaarlijkse kerstdiner - nog hadden gedineerd met de helden van het eerste, dat de keepershandschoen van Ricci aan de rand van het meertje was gevonden, dat toen pas écht alle alarmbellen gingen rinkelen, dat veel omstanders zich afvroegen waarom het basin in Godshemelsnaam was aangelegd op slechts enkele meters van de voetbalvelden voor de jeugd, dat dat toch hartstikke gevaarlijk was, dat vanuit de hele voetbalwereld de condoléances binnenstroomden, dat de politie de komende dagen volop onderzoek zou doen naar de ware toedracht, dat zowel de spelersgroep als de begeleidingsstaf van Juventus geschokt hadden gereageerd en dat de Italiaanse voetbalbond had besloten om een minuut in stilte in acht te nemen voor aanvang van alle voetbalwedstrijden in de Serie A en B.
Daar stonden we dan, met z'n allen, opeengepakt in het stadio Artemio Franchi in Florence. Met het hoofd ten hemel gericht, of met het hoofd gebogen. Wat zouden we ons nog opwinden over binnenkant paal, buitenkant paal. Over wel of geen buitenspel. We dachten aan Riccardo en Alessio. Totdat Alberto Gilardino de 0-1 scoorde - vaffanculo! - want de wereld draait gewoon door en bal moet rollen.
Een dag eerder rolde de bal niet. De bal dreef. Op het water van een laghetto, een soort kunstmatig aangelegd meertje op het hypermoderne trainingscomplex van Juventus om overtollig regenwater in op te vangen, want en óf het in Turijn regenen kon! Riccardo Neri en Alessio Ferramasca hadden corvee, terwijl de rest van de ploeg na de vrijdagmiddagtraining de douches opzocht. Het liep al tegen zessen. Ricci en Ale plukten in het schemerdonker ballen uit de doelen en bij de cornervlaggen vandaan. Ah, er dreven ook nog een paar ballen in het water. Een voor een klommen de jongens over het hek. Niet veel later gleed Riccardo (rechts op de foto) als eerste de plomp in. Alessio probeerde de paniekerende doelman (die geen al te beste zwemmer was) nog uit het water te plukken, maar glibberde tijdens die reddingsactie prompt zelf de poel in. Cazzo. Daar lagen ze dan. Met z'n tweeën. In het ijskoude water. En nu? Alessio probeerde zichzelf omhoog te hijsen, maar daar was geen beginnen aan tegen het spiegelgladde zeil dat de steile oever afdekte. De 17-jarige middenvelder raakte al snel uitgeput. En gedemoraliseerd. Ze hadden het koud. Je kon je de totale paniek voorstellen. Ik wel. Donderdagavond zond Sky de film Titanic maar weer eens uit. Ik schoof net op tijd aan voor de finale en zag hoe het schip in tweeën brak. Honderden drenkelingen werden vanaf de boot in het ijskoude water getorpedeerd. Toen na een half uurtje twee sloepen terugkeerden om naar overlevenden te zoeken, had het merendeel al het loodje gelegd. Maar dat was in de film. Hoe lang denk je dat je het in werkelijkheid volhoudt?, vroeg ik mijn Britse verloofde op de bank. Een kwartiertje?, antwoordde hij. Misschien iets langer? Je lichaamstemperatuur schiet omlaag. Je raakt eerst buiten bewustzijn and then your whole system slowly shuts down.
And then your whole system slowly shuts down, schoot het een dag later door mijn hoofd toen ik aan de twee jongens in het water dacht, al lag de temperatuur van het water in Noord-Italië natuurlijk wel wat hoger dan de oceeanwateren rond Groenland. Riccardo en Alessio hadden vermoedelijk luid geschreeuwd om hulp. Harder, harder, hardst. Maar niemand die ze hoorde. Langzaam maar zeker maakte de paniek plaats voor vermoeidheid en kramp, totdat ze helemaal niets meer voelden. En verdronken. Pas anderhalf uur later vond de trainer van de A1 twee hoopjes kleding in de kleedkamer en werd er groot alarm geslagen. Te laat. In een leeg en mistroostig Olympisch stadion verscheen rond negenen technisch directeur Alessio Secco voor de camera. De opvolger van Luciano Moggi stond er verslagen bij. De tranen welden op in zijn ogen terwijl hij in zakelijke bewoordingen het afschuwelijke persbericht voorlas: Juventus Football Club bevestigt het overlijden van Riccardo Neri en Alessio Ferramasca, twee spelers van la squadra Beretti, die vanavond tijdens een tragisch ongeval op het trainingscomplex van Juventus om het leven zijn gekomen. Ons medeleven gaat uit naar de nabestaanden. De wedstrijd tegen Cesena wordt tot nader order uitgesteld. De komende dagen werkt het eerste elftal de trainingen af in het Olympisch stadion. De politie is bezig met een onderzoek. Hij vouwde het A4'tje ineen en stak dat in zijn binnenzak. En stel me verder geen vragen, want ik ben er niet toe in staat...., snikte de 36-jarige Secco, die in zijn eerste jaar als direttore sportivo al heel wat voor zijn kiezen kreeg. Allereerst werd zijn club schuldig bevonden aan betrokkenheid bij het grootste omkoopschandaal uit de geschiedenis van het Italiaans voetbal, met terugzetting naar de Serie B als gevolg. En alsof dat niet vervelend genoeg was, ondernam team-manager en voormalig voetballer Gianluca Pessotto in juni een zelfmoordpoging door van het dak van het hoofdkantoor te springen. Pesso bracht het er gelukkig leven vanaf. Dat gold helaas niet voor Alessio en Riccardo. Reanimatie in het ziekenhuis mocht niet meer baten.
Ik zat geschokt voor de buis. Er gebeurden wel vaker tragische ongevallen. De krant stond er dagelijks vol van. Jongeren die na een avondje uit met de auto tegen een boom knalden, meisjes die in een park werden verkracht en vermoord. Ook erg, heel erg zelfs. En toch hakte dit erin. Ik dacht aan de ouders van Ricci en Alessio. Volgden die het nieuws nu ook via de tv? Er werd live naar het trainingscentrum van Juventus geschakeld. Politie-auto's en ambulances reden af en aan. Fans verzamelden zich bij de toegangspoort. Ondertussen legde een verslaggever van Sky uit dat Riccardo en Alessio als de nieuwe Gigi Buffon en Pavel Nedved golden, dat het tweetal al eens kampioen van Italië was geweest, dat beiden in beeld waren voor de squadra azzurra, dat de junioren vorige week - tijdens het jaarlijkse kerstdiner - nog hadden gedineerd met de helden van het eerste, dat de keepershandschoen van Ricci aan de rand van het meertje was gevonden, dat toen pas écht alle alarmbellen gingen rinkelen, dat veel omstanders zich afvroegen waarom het basin in Godshemelsnaam was aangelegd op slechts enkele meters van de voetbalvelden voor de jeugd, dat dat toch hartstikke gevaarlijk was, dat vanuit de hele voetbalwereld de condoléances binnenstroomden, dat de politie de komende dagen volop onderzoek zou doen naar de ware toedracht, dat zowel de spelersgroep als de begeleidingsstaf van Juventus geschokt hadden gereageerd en dat de Italiaanse voetbalbond had besloten om een minuut in stilte in acht te nemen voor aanvang van alle voetbalwedstrijden in de Serie A en B.
Daar stonden we dan, met z'n allen, opeengepakt in het stadio Artemio Franchi in Florence. Met het hoofd ten hemel gericht, of met het hoofd gebogen. Wat zouden we ons nog opwinden over binnenkant paal, buitenkant paal. Over wel of geen buitenspel. We dachten aan Riccardo en Alessio. Totdat Alberto Gilardino de 0-1 scoorde - vaffanculo! - want de wereld draait gewoon door en bal moet rollen.
Wednesday, December 13, 2006
Pasta Gattuso en Espresso Zambrotta
Mijn hart slaat bepaald niet sneller van Nike, lompe schoenen in lelijke kleurtjes, maar het moet gezegd: de nieuwe reclamecampagne van de Amerikaanse sportschoenenfabrikant is om van te smullen. Zeven spelers van de wereldkampioen staan centraal in een serie die de titel 'Produit en Italie' heeft meegekregen, oftewel: Made in Italy. Tijdens heerlijke vintage commercials die doen verlangen naar vroeger tijden, worden de Italiaanse voetbalhelden voorgesteld als ZAMBROTTA l'Espresso, Coppa CANNAVARO, Armadi MATERAZZI, Strumenti di precisione PIRLO, Pere IAQUINTA, Spumante GILARDINO, Motociclette ZACCARDO en - mijn persoonlijke favoriet - La Pasta di grano duro GATTUSO. 'Non scuoce mai, neanche ai supplementari', aldus een bijzinnetje: Kookt nooit over, zelfs niet tijdens de extra tijd. En onder de afbeelding van Zambrotta, de verdediger van FC Barcelona die in razende vaart uit een kopje espresso komt gespurt, valt te lezen: 'Difese di tutto il mondo, buongiorno!' De combinaties zijn goed gevonden. Cannavaro als vriendelijke stripheld (een soort Jerommeke) die tegen een grote bal van Italiaans schepijs trapt. Kinderkoortje op de achtergrond: Coppa Cannavaro ta-ta-ta-ta-ta! Zo naïef als wat, maar het idee werkt. Want natuurlijk: Italië is il Campione del Mondo, maar net zozeer land van espresso en cappuccino, ijs, prachtige designmeubelen, gedistingeerde auto's en motoren, spumante, verse groenten en fruit, pasta, pizza en spaghetti en nog veel en veel meer. Het moge duidelijk zijn: Italië wordt dit jaar gevierd. Ook door Nike. En dan vergeten we voor het gemak maar even dat la dolce vita zoals dat door Nike wordt gepresenteerd al lang niet meer bestaat en dat het de fabrikant natuurlijk maar om één ding te doen is: het verkopen van zoveel mogelijk gouden schoentjes van de Nike Celebration. Het allernieuwste model werd voor de verandering in Italië geproduceerd in plaats van Vietnam en kreeg vier sterren op de hiel of de tong mee. Quattro stelle die symbool staan voor de vier wereldtitels die door de azzurri in het verleden werden veroverd. De reclameposters, commercials én de schoenen zijn te bekijken via de website van Nike: www.nikefootball.nike.com
Sunday, December 10, 2006
Giglio d'Oro voor Bettini
Als er een feestje gevierd kan worden ben ik er gewoonlijk graag bij. Zo ging dat voorheen in Den Bosch en zo gaat dat nu in Florence. Vrijdag verzamelde wielrennend Italië zich in restaurant Carmagnini 500 in Calenzano, een gehucht net buiten de stad, voor de uitreiking van de Giglio d'Oro aan de beste wielrenner van het jaar. Nou moet ik zeggen dat ze er in de Orangerie in Den Bosch ook wat van kunnen als Peter Post namens de Club van 48 Michael Boogerd of Erik Dekker de zoveelste ereprijs op de borst speldt, maar een diner en prijsuitreiking op z'n Italiaans, tussen de Bettini's, Ballerini's, Alfredo Martini's, Tafi's, zonen en kleinzonen van Gino Bartali en neven en nichten van Fausto Coppi, is toch weer een andere sensatie.
In trattoria Carmagnini 500 schoof ik rond de middag aan tafel naast de 87-jarige Giovanni Corrieri, de voormalige gregario van Gino Bartali die Ginetaccio in 1948 aan de overwinning in de Ronde van Frankrijk hielp en zelf ook nog twee etappes meepikte (Metz en Parijs). Corrieri was een rijzige gestalte. Dat gold bepaald niet voor Andrea Bartali, oudste zoon van Gino Bartali, die de voormalige helper van zijn vader innig omhelsde en zoende. Bartali junior had een al even imposante krommende neus als de wijlen winnaar van de Giro en de Ronde van Franrkrijk. Of, zoals Paolo Conte het in zijn aan Bartali opgedragen liedje zo mooi verwoordde: quel naso triste come una salita, die melancholieke neus zoals een hellende klim. Ah, daar waren bondscoach Franco Ballerini, zijn voorganger Alfredo Martini en Pierino Coppi, neef van. Nog meer handengeschud en gezoen. Diego Ulissi, de piepjonge wereldkampioen junioren ging op een stoel zitten en daar kwam, als allerlaatste, de wereldkampioen zelve binnengestapt: een gebruinde Paolo Bettini, in het gezelschap van zijn echtgenote Monica. Een luid applaus steeg op vanuit de zaal. 'Paolo, Paolo!' Il Grillo glimlachte bescheiden en stak zijn hand op. Het was genieten geblazen tijdens deze incontro van de Italiaanse wielerfamilie.
Verderop in de zaal paradeerde Signore Carmagnini, de uitbater van het restaurant, driftig op en neer en rangschikte de prijzen, de bekers, fruitmanden, electrische boormachines, stofzuigers en andere kadootjes die lokale sponsoren voor de gelegenheid beschikbaar hadden gesteld. Twee valines, een brunette en een blonde miss, repeteerden de prijsuitreiking. In de openhaard werd het vuur nog wat opgestookt. Ondertussen werden de antipasti geserveerd: plakken salami en prosciutto, crostini toscani en lardo. Een goed glas Venetiaans wit en hupsakee, door naar de risotto met funghi, de tagliatelle met een sugo di cinghiale, de rosbief met spinazie en aardappelen en tot slot wat cantuccini di Prato die we overvloedig in de zoete vin santo doopten. Tussen de verschillende gangen door werden met plezier herinneringen opgehaald. Weet je nog? Toen en toen en toen. In dat opzicht verschillen Italiaanse wielrenners dus niet van hun Nederlandse collega's. Zo ging het er ook aan toe als je Peter Post, Gerben Karstens, Johan van der Velde en Jan Derksen aan een tafeltje zette. Dan werd er smakelijk verteld, nou! Corrieri begon tegenover Bartali junior maar weer eens over zijn etappe-overwinning in Parijs tijdens de Tour van 1948. 'Je babbo zei: Giovanni, ga jij maar voor de winst in Parijs maar hou Lucien Teissiere in de gaten, die is rap. Prompt kwam ik alleen aan met de Fransman, die ik in de sprint versloeg, nou nou nou'. Veel gebulderlach. Een enkeling sloeg zich van genot ende vermaeck op de buik. 1948, het was het jaar dat Bartali won en met zijn eindzege (hij won ook elf etappes en het bergklassement!) een revolutie in eigen land voorkwam. Terwijl communisten zich in de straten van Rome verzamelden om een moordaanslag op partijleider Togliatti te wreken, zat een ander deel aan de krakende radio gekluisterd om Gino's verrichtingen in de Tour te volgen. Toen het nieuws over diens geel bekend werd, brak een geweldig volksfeest los in Rome waardoor de burgeroorlog kon worden afgewend en Bartali voor altijd 'l'uomo chi ha salvato l'Italia' was.
Andrea Bartali kwam over het nieuwste boek over zijn vader te spreken, waarin aandacht wordt besteedt aan diens werk voor de ondergrondse tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bartali fietste tussen 1943 en 1944 gemiddeld driemaal per week van Florence naar Assisi, waar Joodse onderduikers zich in een kerk verborgen hielden. Zogenaamd voor een trainingsrit, maar ondertussen reed Gino met valse documenten rond die hij verstopte in de zadelpen. Geen zwarthemd die het in zijn hoofd haalde de grote Bartali, die al een Tour de France gewonnen had (1938), onderweg staande te houden en dus werden mede dankzij de legendarische kampioen zo'n vierhonderd Joden het land uitgesmokkeld.
En dan nog even over doping, pepmannen en pillen. 'Weet je wat voor mijn vader doping was?', zei Andrea Bartali. 'Una bistecca, een biefstuk'. We lachten. 'Maar hij heeft ook wel het een en ander uitgeprobeerd hoor, amfetaminen enzo. Oh ja'. Nu had Franco Calamai van de Gazzetta dello Sport nog wat te melden; 'Want was het niet zo Giovanni (Corrieri) dat hij jou er eens op uitstuurde om de inhoud van de vuilnisemmer van Coppi te controleren om erachter te komen wat hij tijdens de koers achterover had gedrukt?' Corrieri knikte. 'Si, si'. Ach, doping is van alle tijden. Twee medewerkers van de Giro d'Italia, verantwoordelijk voor de sponsoring en pr, begonnen naast me over Basso en Pantani en legden uit waarom veel renners hun schedel kaalscheren en (in sommige gevallen) het haar blonderen, zoals begin en halverwege de jaren negentig nogal eens gebeurde, men denke aan Pantani en Frank Vandenbroucke. 'Gebruik van EPO is het eenvoudigst te tracerenvia het haar. Door het scheren of blonderen wis je de sporen uit en verminder je de pakkans'. Ik dacht aan Pantani en zijn helpers van de Mercatone Uno-ploeg die na de overwinning van de Tour in 1998 met het collectief geblondeerde haar, baarden en sikjes over de Champs Elysees reden. Ik had dat nog kék en grappig gevonden ook. Over doping gesproken. Ook Bettini had nog wat te zeggen. Die zei opeens te willen stoppen met wielrennen als ze in de toekomst een dna-test verplicht stellen. Ik verslikte me bijna in de rosbief. 'Dat moeten ze maar doen bij renners waar thuis zakken bloed in de koelkast worden aangetroffen, maar niet bij mij. Het haalt niks uit in de strijd tegen doping'. Zo, die zat. Op volle maag nog wel. En hij haalde ook nog even voorzichtigjes uit naar landgenoot Ivan Basso, want: 'Die was een maand geleden nog tegen. Hij stuurde me als eerste een sms'je toen ik mijn standpunt had geformuleerd. 'Bravo, ik ben het volledig met je eens', zei Ivan maar nu hij een contract heeft getekend bij Discovery is hij dus ineens van gedachten veranderd. Gek. En waarom deed hij deze zomer dan geen dna-test om zichzelf vrij te pleiten in de zaak Fuentes?' Punto.
Het was tijd voor de uitreiking van de Giglio d'Oro. Saverio Carmagnini stak de loftrompet over Bettini. Wat hadden we met allen van zijn overwinningen genoten, wat had hij veel grinta getoond en oh, wat hadden we met hem meegevoeld toen eind september Bettini's broer zijn auto de sloot instuurde en ter plekke aan de gevolgen overleed. Dat hij daarna op grandioze wijze de Ronde van Lombardije wist te winnen was een onvergetelijk eerbetoon geweest, zei Carmagini. De emotie hing voelbaar in de lucht. Om me heen slikten stoere mannen hun tranen weg. Bettini hield het evenmin droog. En ook ik moest mijn best doen de waterlanders binnen te houden en goot snel een slok wijn naar binnen. Carmagnini riep Bettini naar voren die uit handen van Alfredo Martini voor de derde keer in zijn carriere de Giglio d'Oro, de Gouden Lelie, kreeg uitgereikt. Een bedankwoord en applaus, veel applaus. Snel nog even op de foto met de sponsor van de lokale ijzerwarenhandel en toen was Bettini al weer gevlogen. Op weg naar Livorno. Om de avond met vrouw en kind door te kunnen brengen, zei de kampioen. 'Want morgen begint de voorbereiding op het nieuwe seizoen al weer'.
In trattoria Carmagnini 500 schoof ik rond de middag aan tafel naast de 87-jarige Giovanni Corrieri, de voormalige gregario van Gino Bartali die Ginetaccio in 1948 aan de overwinning in de Ronde van Frankrijk hielp en zelf ook nog twee etappes meepikte (Metz en Parijs). Corrieri was een rijzige gestalte. Dat gold bepaald niet voor Andrea Bartali, oudste zoon van Gino Bartali, die de voormalige helper van zijn vader innig omhelsde en zoende. Bartali junior had een al even imposante krommende neus als de wijlen winnaar van de Giro en de Ronde van Franrkrijk. Of, zoals Paolo Conte het in zijn aan Bartali opgedragen liedje zo mooi verwoordde: quel naso triste come una salita, die melancholieke neus zoals een hellende klim. Ah, daar waren bondscoach Franco Ballerini, zijn voorganger Alfredo Martini en Pierino Coppi, neef van. Nog meer handengeschud en gezoen. Diego Ulissi, de piepjonge wereldkampioen junioren ging op een stoel zitten en daar kwam, als allerlaatste, de wereldkampioen zelve binnengestapt: een gebruinde Paolo Bettini, in het gezelschap van zijn echtgenote Monica. Een luid applaus steeg op vanuit de zaal. 'Paolo, Paolo!' Il Grillo glimlachte bescheiden en stak zijn hand op. Het was genieten geblazen tijdens deze incontro van de Italiaanse wielerfamilie.
Verderop in de zaal paradeerde Signore Carmagnini, de uitbater van het restaurant, driftig op en neer en rangschikte de prijzen, de bekers, fruitmanden, electrische boormachines, stofzuigers en andere kadootjes die lokale sponsoren voor de gelegenheid beschikbaar hadden gesteld. Twee valines, een brunette en een blonde miss, repeteerden de prijsuitreiking. In de openhaard werd het vuur nog wat opgestookt. Ondertussen werden de antipasti geserveerd: plakken salami en prosciutto, crostini toscani en lardo. Een goed glas Venetiaans wit en hupsakee, door naar de risotto met funghi, de tagliatelle met een sugo di cinghiale, de rosbief met spinazie en aardappelen en tot slot wat cantuccini di Prato die we overvloedig in de zoete vin santo doopten. Tussen de verschillende gangen door werden met plezier herinneringen opgehaald. Weet je nog? Toen en toen en toen. In dat opzicht verschillen Italiaanse wielrenners dus niet van hun Nederlandse collega's. Zo ging het er ook aan toe als je Peter Post, Gerben Karstens, Johan van der Velde en Jan Derksen aan een tafeltje zette. Dan werd er smakelijk verteld, nou! Corrieri begon tegenover Bartali junior maar weer eens over zijn etappe-overwinning in Parijs tijdens de Tour van 1948. 'Je babbo zei: Giovanni, ga jij maar voor de winst in Parijs maar hou Lucien Teissiere in de gaten, die is rap. Prompt kwam ik alleen aan met de Fransman, die ik in de sprint versloeg, nou nou nou'. Veel gebulderlach. Een enkeling sloeg zich van genot ende vermaeck op de buik. 1948, het was het jaar dat Bartali won en met zijn eindzege (hij won ook elf etappes en het bergklassement!) een revolutie in eigen land voorkwam. Terwijl communisten zich in de straten van Rome verzamelden om een moordaanslag op partijleider Togliatti te wreken, zat een ander deel aan de krakende radio gekluisterd om Gino's verrichtingen in de Tour te volgen. Toen het nieuws over diens geel bekend werd, brak een geweldig volksfeest los in Rome waardoor de burgeroorlog kon worden afgewend en Bartali voor altijd 'l'uomo chi ha salvato l'Italia' was.
Andrea Bartali kwam over het nieuwste boek over zijn vader te spreken, waarin aandacht wordt besteedt aan diens werk voor de ondergrondse tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bartali fietste tussen 1943 en 1944 gemiddeld driemaal per week van Florence naar Assisi, waar Joodse onderduikers zich in een kerk verborgen hielden. Zogenaamd voor een trainingsrit, maar ondertussen reed Gino met valse documenten rond die hij verstopte in de zadelpen. Geen zwarthemd die het in zijn hoofd haalde de grote Bartali, die al een Tour de France gewonnen had (1938), onderweg staande te houden en dus werden mede dankzij de legendarische kampioen zo'n vierhonderd Joden het land uitgesmokkeld.
En dan nog even over doping, pepmannen en pillen. 'Weet je wat voor mijn vader doping was?', zei Andrea Bartali. 'Una bistecca, een biefstuk'. We lachten. 'Maar hij heeft ook wel het een en ander uitgeprobeerd hoor, amfetaminen enzo. Oh ja'. Nu had Franco Calamai van de Gazzetta dello Sport nog wat te melden; 'Want was het niet zo Giovanni (Corrieri) dat hij jou er eens op uitstuurde om de inhoud van de vuilnisemmer van Coppi te controleren om erachter te komen wat hij tijdens de koers achterover had gedrukt?' Corrieri knikte. 'Si, si'. Ach, doping is van alle tijden. Twee medewerkers van de Giro d'Italia, verantwoordelijk voor de sponsoring en pr, begonnen naast me over Basso en Pantani en legden uit waarom veel renners hun schedel kaalscheren en (in sommige gevallen) het haar blonderen, zoals begin en halverwege de jaren negentig nogal eens gebeurde, men denke aan Pantani en Frank Vandenbroucke. 'Gebruik van EPO is het eenvoudigst te tracerenvia het haar. Door het scheren of blonderen wis je de sporen uit en verminder je de pakkans'. Ik dacht aan Pantani en zijn helpers van de Mercatone Uno-ploeg die na de overwinning van de Tour in 1998 met het collectief geblondeerde haar, baarden en sikjes over de Champs Elysees reden. Ik had dat nog kék en grappig gevonden ook. Over doping gesproken. Ook Bettini had nog wat te zeggen. Die zei opeens te willen stoppen met wielrennen als ze in de toekomst een dna-test verplicht stellen. Ik verslikte me bijna in de rosbief. 'Dat moeten ze maar doen bij renners waar thuis zakken bloed in de koelkast worden aangetroffen, maar niet bij mij. Het haalt niks uit in de strijd tegen doping'. Zo, die zat. Op volle maag nog wel. En hij haalde ook nog even voorzichtigjes uit naar landgenoot Ivan Basso, want: 'Die was een maand geleden nog tegen. Hij stuurde me als eerste een sms'je toen ik mijn standpunt had geformuleerd. 'Bravo, ik ben het volledig met je eens', zei Ivan maar nu hij een contract heeft getekend bij Discovery is hij dus ineens van gedachten veranderd. Gek. En waarom deed hij deze zomer dan geen dna-test om zichzelf vrij te pleiten in de zaak Fuentes?' Punto.
Het was tijd voor de uitreiking van de Giglio d'Oro. Saverio Carmagnini stak de loftrompet over Bettini. Wat hadden we met allen van zijn overwinningen genoten, wat had hij veel grinta getoond en oh, wat hadden we met hem meegevoeld toen eind september Bettini's broer zijn auto de sloot instuurde en ter plekke aan de gevolgen overleed. Dat hij daarna op grandioze wijze de Ronde van Lombardije wist te winnen was een onvergetelijk eerbetoon geweest, zei Carmagini. De emotie hing voelbaar in de lucht. Om me heen slikten stoere mannen hun tranen weg. Bettini hield het evenmin droog. En ook ik moest mijn best doen de waterlanders binnen te houden en goot snel een slok wijn naar binnen. Carmagnini riep Bettini naar voren die uit handen van Alfredo Martini voor de derde keer in zijn carriere de Giglio d'Oro, de Gouden Lelie, kreeg uitgereikt. Een bedankwoord en applaus, veel applaus. Snel nog even op de foto met de sponsor van de lokale ijzerwarenhandel en toen was Bettini al weer gevlogen. Op weg naar Livorno. Om de avond met vrouw en kind door te kunnen brengen, zei de kampioen. 'Want morgen begint de voorbereiding op het nieuwe seizoen al weer'.
Saturday, December 09, 2006
Keepen met koffie
Zomaar een aardigheidje over de doelman die de spitsen Ibrahimovic en Crespo van Inter dit weekend op hun weg vinden als ze ballen afvuren op het vijandelijke doel: Daniele Balli. De doelman van Empoli is niet alleen de minst gepasseerde keeper uit de Serie A, hij is tegelijkertijd een van de meest kleurrijke voetballers in de Italiaanse competitie. Zo één die zichzelf en de voetbalwereld om zich heen niet al te serieus neemt, zo één die ondertussen wel gewoon zijn doel proper houdt, kortom: zo één waar je er graag een paar meer van zou zien op de Italiaanse velden, maar tevergeefs. De Totti's, de Ibrahimovicen en de Vieri's vormen nog steeds de maat, niet bepaald de meest bescheiden sterren. Nee dan Balli. Niks geen poeha, gewoon ballen tegenhouden. En tussen de bedrijven door (lees: corners, vrije trappen en zweefduiken) gewoon een espressootje of acht achterover werken om te voorkomen dat je van pure ellende en verveling in slaap valt onder de lat. Echt waar? Echt waar. Het kan zomaar zijn dat je als aanvaller van de tegenpartij even moet inhouden omdat Balli nog wat dampende koffie uit de thermosfles schenkt. Hup, snel een slok en op naar de volgende redding. De keeper zweert bij een stevige espresso tijdens het doelverdedigen. Dat zit zo: 'Ik heb eigenlijk geen idee hoe ik ballen moet tegenhouden. Ik ben een matige keeper. Dankzij de koffie ben ik in ieder geval alerter, geconcentreerder en dan lukt het wel'. Keepen op koffie, lekker Italiaans. Zowaar dat Balli dit seizoen pas tien ballen doorliet. Beh, niet gek voor een gemankeerde doelman van 39.
Er is een probleem: hoe vat je op zondagavond de slaap, met al die sloten koffie in je lijf? Niet dus.
Balli zat na afloop van wedstrijden soms urenlang stuiterend voor de buis, terwijl de caffeïne door zijn aderen gierde. Niet in slaap te krijgen! Daar werd hij niet bepaald vrolijk van en de eindeloze samenvattingen op televisie, nou, die gingen dus ook vervelen. Na een poos was Balli het eindeloze gewoel in bed zo beu dat hij zijn vriend Guicciardo Del Rosso om raad vroeg. De verpleger van beroep kwam op het briljante idee om Balli naar de Pronto Soccorso, de Eerste Hulp van het streekziekenhuis in Fuccechio door te verwijzen. Niet zozeer voor hulp maar daar zaten ze volgens Guicciardo nogal om vrijwilligers voor in de nacht verlegen. Balli hoefde geen twee keer na te denken en is nu behalve doelman, ook part-time ziekenverzorger. 'Ik probeer de patienten vooral mentaal tot steun te zijn. Hartaanvallen, vergiftigingen, mensen worden met de meest uiteenlopende problemen binnengebracht. Ze laten me niet alles doen want ik ben natuurlijk niet opgeleid, maar ik kan me in ieder geval nuttig maken'. En zo werd van de nood een deugd gemaakt. Balli's nachtdienst begint om elf uur 's avonds en eindigt om half vijf in de ochtend. 'Ik help anderen maar ik help vooral mezelf. Ik kan me zo mentaal weer opladen en en voel me een stuk beter'. Bravo Balli.
Er is een probleem: hoe vat je op zondagavond de slaap, met al die sloten koffie in je lijf? Niet dus.
Balli zat na afloop van wedstrijden soms urenlang stuiterend voor de buis, terwijl de caffeïne door zijn aderen gierde. Niet in slaap te krijgen! Daar werd hij niet bepaald vrolijk van en de eindeloze samenvattingen op televisie, nou, die gingen dus ook vervelen. Na een poos was Balli het eindeloze gewoel in bed zo beu dat hij zijn vriend Guicciardo Del Rosso om raad vroeg. De verpleger van beroep kwam op het briljante idee om Balli naar de Pronto Soccorso, de Eerste Hulp van het streekziekenhuis in Fuccechio door te verwijzen. Niet zozeer voor hulp maar daar zaten ze volgens Guicciardo nogal om vrijwilligers voor in de nacht verlegen. Balli hoefde geen twee keer na te denken en is nu behalve doelman, ook part-time ziekenverzorger. 'Ik probeer de patienten vooral mentaal tot steun te zijn. Hartaanvallen, vergiftigingen, mensen worden met de meest uiteenlopende problemen binnengebracht. Ze laten me niet alles doen want ik ben natuurlijk niet opgeleid, maar ik kan me in ieder geval nuttig maken'. En zo werd van de nood een deugd gemaakt. Balli's nachtdienst begint om elf uur 's avonds en eindigt om half vijf in de ochtend. 'Ik help anderen maar ik help vooral mezelf. Ik kan me zo mentaal weer opladen en en voel me een stuk beter'. Bravo Balli.
Friday, November 24, 2006
Derby della Toscana
Zondag staat de Derby della Toscana op stapel. Siena tegen Fiorentina. Nou, dan vliegen de pannen hier van het dak. Daar hebben ze het al weken over in Siena én in Firenze. Dat zit dus zo: een echte Italiaan bestaat eigenlijk niet. Een Florentijn wel, of een Siënees. Een 'Italiaan' is bovenal trouw aan de eigen kerkklok (campanellismo), voelt zich daarna pas verbonden aan de regio en tot slot voelt een Italiaan zich één met alle andere Italianen, maar dat gebeurt maar een enkele keer en meestal dán als de squadra azzurra speelt. Ja ja, sport verbroedert. Op zich is het niet zo verwonderlijk dat nationalisme in Italië amper bestaat en dat men trotser gaat op het eigen dorp of stad. Italië is een relatief jonge republiek (1946) die na de Tweede Wereldoorlog werd gevormd door het samenvoegen van twintig verschillende regio's. Voor die tijd werden diezelfde regio's lange tijd autonoom bestuurd.
Toscane bestaat uit tien verschillende provincies. Adellijke families uit bijvoorbeeld Lucca, Pisa en Siena bestreden elkaar eeuwenlang om de macht. Dat waren veelal bloedige veldslagen die hun sporen achterlieten op het collectieve geheugen van dé Toscaan (als die al bestaat). Uiteindelijk kregen de Medici's het tijdens de middeleeuwen voor het zeggen. Sindsdien is Firenze de hoofdstad van Toscane. Die overwinning én het feit dat in de stad aan de Arno de Renaissance haar oorsprong vond, maakt dat Florentijnen zich gewoonlijk wat 'verlicht' voelen ten opzichte van het gepeupel in de rest van de regio. Die enigzins arrogante houding wordt door de buren uit Siena niet bijster gepruimd. Er zit de Siënezen en Florentijnen over en weer wel wat meer dwars. Al dat soort sentimenten en frustraties komen tijdens de tweejaarlijkse derbies in de Serie A tot uiting. Strijdliederen klateren gewoonlijk van de tribunes als het tussen Fiorentina en Siena gaat. Derby. Mooi fenomeen en overal ter wereld in essentie hetzelfde. Of het nu gaat om Liverpool tegen Everton, Feyenoord tegen Sparta, WIllem II tegen NAC Breda of de derby der derbies: Celtic tegen Galsgow Rangers.
In Italië kunnen ze er ook wat van. En zoals het de liederlijke 'spaghetti's' betaamt werden voor de verschillende derbies prachtige bijnamen verzonnen. Zo bestaat de 'derby della Mole (mol)' tussen Juventus en Torino, de 'derby della Lanterna (lantaarn)' tussen Genua en Sampdoria, de hoofdstedelijke 'derby capitolino' tussen Lazio en AS Roma, de 'derby Scaligero' tussen Hellas en Verona, vernoemd naar een beroemde adellijke familie uit de stad, de 'derby del Sud' tussen Lazio en Napoli, 'derby della Madonnina' tussen AC Milan en Inter en tot slot: de 'derby d'Italia', tussen de klassieke rivalen Juventus en Internazionale. Lombardije tegen Piëmonte, bianconero tegen nerazzuro, FIAT tegen PIRELLI, voetbalgrootmacht tegen voetbalgrootmacht. Derby, mooi universeel woord. Volgens Britse etymologen wordt de term in 1844 voor het eerst in woordenboeken opgenomen. Derby zou verwijzen naar ene Lord Derby, Earl van Derby, die omstreeks 1780 paardenkoersen organiseerde. Ook de Italiaanse koning Umberto I liet volbloed Arabieren tegen elkaar aantreden en noemde zijn race 'Derby Reale'. Later werd verondersteld dat het woord derby werd gebruikt om races tussen driejarige veulens van één en dezelfde graaf aan te duiden. En daarmee is de moderne betekenis van het woord derby enigzins verklaard: een duel tussen twee ploegen uit één en dezelfde stad of regio.
Zondag gaat het dus tussen Siena en Fiorentina. Bianconero tegen Viola. Opdat de sterkste ploeg moge winnen.
Toscane bestaat uit tien verschillende provincies. Adellijke families uit bijvoorbeeld Lucca, Pisa en Siena bestreden elkaar eeuwenlang om de macht. Dat waren veelal bloedige veldslagen die hun sporen achterlieten op het collectieve geheugen van dé Toscaan (als die al bestaat). Uiteindelijk kregen de Medici's het tijdens de middeleeuwen voor het zeggen. Sindsdien is Firenze de hoofdstad van Toscane. Die overwinning én het feit dat in de stad aan de Arno de Renaissance haar oorsprong vond, maakt dat Florentijnen zich gewoonlijk wat 'verlicht' voelen ten opzichte van het gepeupel in de rest van de regio. Die enigzins arrogante houding wordt door de buren uit Siena niet bijster gepruimd. Er zit de Siënezen en Florentijnen over en weer wel wat meer dwars. Al dat soort sentimenten en frustraties komen tijdens de tweejaarlijkse derbies in de Serie A tot uiting. Strijdliederen klateren gewoonlijk van de tribunes als het tussen Fiorentina en Siena gaat. Derby. Mooi fenomeen en overal ter wereld in essentie hetzelfde. Of het nu gaat om Liverpool tegen Everton, Feyenoord tegen Sparta, WIllem II tegen NAC Breda of de derby der derbies: Celtic tegen Galsgow Rangers.
In Italië kunnen ze er ook wat van. En zoals het de liederlijke 'spaghetti's' betaamt werden voor de verschillende derbies prachtige bijnamen verzonnen. Zo bestaat de 'derby della Mole (mol)' tussen Juventus en Torino, de 'derby della Lanterna (lantaarn)' tussen Genua en Sampdoria, de hoofdstedelijke 'derby capitolino' tussen Lazio en AS Roma, de 'derby Scaligero' tussen Hellas en Verona, vernoemd naar een beroemde adellijke familie uit de stad, de 'derby del Sud' tussen Lazio en Napoli, 'derby della Madonnina' tussen AC Milan en Inter en tot slot: de 'derby d'Italia', tussen de klassieke rivalen Juventus en Internazionale. Lombardije tegen Piëmonte, bianconero tegen nerazzuro, FIAT tegen PIRELLI, voetbalgrootmacht tegen voetbalgrootmacht. Derby, mooi universeel woord. Volgens Britse etymologen wordt de term in 1844 voor het eerst in woordenboeken opgenomen. Derby zou verwijzen naar ene Lord Derby, Earl van Derby, die omstreeks 1780 paardenkoersen organiseerde. Ook de Italiaanse koning Umberto I liet volbloed Arabieren tegen elkaar aantreden en noemde zijn race 'Derby Reale'. Later werd verondersteld dat het woord derby werd gebruikt om races tussen driejarige veulens van één en dezelfde graaf aan te duiden. En daarmee is de moderne betekenis van het woord derby enigzins verklaard: een duel tussen twee ploegen uit één en dezelfde stad of regio.
Zondag gaat het dus tussen Siena en Fiorentina. Bianconero tegen Viola. Opdat de sterkste ploeg moge winnen.
Tuesday, November 21, 2006
Voetbal en Siffredi
Ik zat afgelopen zondag bij mijn beste vriend Andrea thuis voor de buis en volgde AS Roma tegen Catania. Het kwam buiten met bakken uit de lucht, de herst had zich nu ook in Toscane ingezet. Gelukkig speelde Roma dat het een lieve lust was. Perrotta, Totti, Montella, Mancini en al die anderen. De ene na de andere bal vloog erin. Rete, rete, rete! Ondertussen was Andrea met een bistecca Fiorentina in de weer. Hij stookte het vuur nog maar eens op, dat gezellig knisperde. Het was een luie zondagmiddag zoals luie zondagmiddagen in november bedoeld zijn. Voetbal, openhaard, glaasje Chianti erbij en klaar. Perrotta scoorde zijn tweede, terwijl Andrea de Toscaanse biefstuk op de geïmproviseerde barbeque gooide en uitlegde dat het bruin bakken van een bistecca niet aan iedereen gegeven is, ook al is het principe eenvoudig: vijf minuutjes aanbraden aan elke kant. Geen minuut meer of minder. Tussendoor omdraaien is uit den boze. Zoals het ook uit den boze is de steak vooraf te bewerken met peper en zout. Daar krijg je maar taaie, droge lappen van, een zogenaamde bistecca drogata. En dat soort gepekelde exemplaren blieft Andrea niet. Het verhaal van een man en zijn vlees.
Over een man en zijn vlees gesproken: Rocco Siffredi, wie kent hem niet? Of beter: wie kent zijn lap vlees van 24 centimeter niet? De Italian Stallion is een absolute legende binnen de internationale pornowereld en zelfs in het puriteinse Italië, land van paus en kerk, geniet Siffredi cultstatus. In Florence wordt de verpauperde buitenwijk Rifredi ook wel Firenze Siffredi genoemd. Als dat geen eerbetoon is! Het sex-icoon heeft meer dan 1500 adult movies op zijn naam staan en wordt de koning van de anale sex genoemd. 'I was born to be a porn star', zei hij ooit. Twee jaar geleden besloot Siffredi op 40-jarige leeftijd evenwel met pensioen te gaan. Hij had zijn fortuin gemaakt en het was wel mooi geweest met het van bil gaan. In plaats daarvan neemt Siffredi voortaan plaats achter de camera's en produceert nu zijn eigen pornofilms. Een uitzondering maakte hij onlangs voor Amica Chips. De Italiaanse producent van patatine vroeg de afgezwaaide pornoster voor de hoofdrol in een nieuwe commercial voor op televisie. Dat was slim bedacht van Amica Chips. In Italië wordt het vrouwelijk geslachtsdeel ook wel met patata aangeduid en wie kon je dan beter uitnodigen om je produkt aan te prijzen dan Rocco Siffredi, dé specialist. Het resultaat was een werkelijk hilarische spot die de afgelopen maanden voorbij trok op televisie. De kijkers kregen Rocco Siffredi te zien die in een rood met zwarte satijnen badjas aan de rand van het zwembad zit, omringd door dames in bikini. 'Di patate ne ho visto tante', begint Siffredi met een buil chips in handen. Oftewel: 'In mijn leven heb ik heel wat 'patate' voorbij zien komen'. In de achtergrond springen kirrende dames in het zwembad. 'Smakelijke, smeuïge. Ik kan gewoon niet zonder ze. Ik heb alle smaken geprobeerd. Amerikaanse, Duitse, Nederlandse. Grote of kleine. Ik nam ze soms wel met drie tegelijk'. (...) 'Maar er was er geen een zo lekker als deze'. Hup, en snel duwde Siffredi een handje chips naar binnen om te vervolgen: 'Vertrouw op iemand die ze allemaal heeft uitgeprobeerd: patate van Amica Chips zijn de allerlekkerste'. Bij mij thuis rolden we gewoonlijk van de bank van het lachen als Rocco op televisie weer eens over patatine begon, maar daar werd niet door iedereen hetzelfde over gedacht. De commercial riep in Italië zóveel weerstand op, dat Amica de spot na een poos van de buis besloot te halen. Maar dat gaf natuurlijk helemaal niets. Iedereen had het over Rocco en zijn patatine, wat wilde je als chipjesfabrikant nog meer? Bovendien valt de spot nog altijd te bekijken via internet, via Utube bijvoorbeeld (http://www.youtube.com/watch?v=Fl6xNo3ufOI)
De tafel was gedekt, de bistecca mals en gaar. Op televisie schoot Totti de 7-0 erin. De aanvoerder van Roma viel zijn ploeggenoten ergens halverwege het veld euforisch in de armen. In de achtergrond schoten reclameborden voorbij. Amica Chips vierde het succes van Totti mee. Van Rocco Siffredi geen spoor.
Over een man en zijn vlees gesproken: Rocco Siffredi, wie kent hem niet? Of beter: wie kent zijn lap vlees van 24 centimeter niet? De Italian Stallion is een absolute legende binnen de internationale pornowereld en zelfs in het puriteinse Italië, land van paus en kerk, geniet Siffredi cultstatus. In Florence wordt de verpauperde buitenwijk Rifredi ook wel Firenze Siffredi genoemd. Als dat geen eerbetoon is! Het sex-icoon heeft meer dan 1500 adult movies op zijn naam staan en wordt de koning van de anale sex genoemd. 'I was born to be a porn star', zei hij ooit. Twee jaar geleden besloot Siffredi op 40-jarige leeftijd evenwel met pensioen te gaan. Hij had zijn fortuin gemaakt en het was wel mooi geweest met het van bil gaan. In plaats daarvan neemt Siffredi voortaan plaats achter de camera's en produceert nu zijn eigen pornofilms. Een uitzondering maakte hij onlangs voor Amica Chips. De Italiaanse producent van patatine vroeg de afgezwaaide pornoster voor de hoofdrol in een nieuwe commercial voor op televisie. Dat was slim bedacht van Amica Chips. In Italië wordt het vrouwelijk geslachtsdeel ook wel met patata aangeduid en wie kon je dan beter uitnodigen om je produkt aan te prijzen dan Rocco Siffredi, dé specialist. Het resultaat was een werkelijk hilarische spot die de afgelopen maanden voorbij trok op televisie. De kijkers kregen Rocco Siffredi te zien die in een rood met zwarte satijnen badjas aan de rand van het zwembad zit, omringd door dames in bikini. 'Di patate ne ho visto tante', begint Siffredi met een buil chips in handen. Oftewel: 'In mijn leven heb ik heel wat 'patate' voorbij zien komen'. In de achtergrond springen kirrende dames in het zwembad. 'Smakelijke, smeuïge. Ik kan gewoon niet zonder ze. Ik heb alle smaken geprobeerd. Amerikaanse, Duitse, Nederlandse. Grote of kleine. Ik nam ze soms wel met drie tegelijk'. (...) 'Maar er was er geen een zo lekker als deze'. Hup, en snel duwde Siffredi een handje chips naar binnen om te vervolgen: 'Vertrouw op iemand die ze allemaal heeft uitgeprobeerd: patate van Amica Chips zijn de allerlekkerste'. Bij mij thuis rolden we gewoonlijk van de bank van het lachen als Rocco op televisie weer eens over patatine begon, maar daar werd niet door iedereen hetzelfde over gedacht. De commercial riep in Italië zóveel weerstand op, dat Amica de spot na een poos van de buis besloot te halen. Maar dat gaf natuurlijk helemaal niets. Iedereen had het over Rocco en zijn patatine, wat wilde je als chipjesfabrikant nog meer? Bovendien valt de spot nog altijd te bekijken via internet, via Utube bijvoorbeeld (http://www.youtube.com/watch?v=Fl6xNo3ufOI)
De tafel was gedekt, de bistecca mals en gaar. Op televisie schoot Totti de 7-0 erin. De aanvoerder van Roma viel zijn ploeggenoten ergens halverwege het veld euforisch in de armen. In de achtergrond schoten reclameborden voorbij. Amica Chips vierde het succes van Totti mee. Van Rocco Siffredi geen spoor.
Wednesday, November 15, 2006
Santo Lippi
Ik liep Marcello Lippi deze week tegen het lijf. Hij knipoogde op afstand, ik zwaaide terug. Oe-la-la, zoals de voetbaltrainer in de chiqueste winkelstraat van Florence aan het palazzo Strozzi en de etalages van Dolce en Gabbana en Louis Vuitton voorbij flaneerde, op een kilometer afstand van het nationale trainingscentrum in Coverciano waar hij de basis legde voor het WK-succes. Hier liep niet zomaar iemand, hier liep Marcello Lippi. Zoals hij daar in al zijn zelfverzekerdheid door Florence kuierde. Zo zag succes er dus uit, in zijn puurste vorm, in dit geval gestalte gegeven door de afgezwaaide bondscoach van de wereldkampioen. Italianen zijn een meester in het fingeren van nonchalance. Alsof 'fare una bella figura' ze geen enkele moeite kost. Alsof stijl vanzelfsprekend is. Lippi had die ochtend besloten zich in een prachtig, strak gesneden donkerblauw maatkostuum te hijsen, mooi contrasterend overhemd en een paar lichtbruine loafers aan de voeten. Een hand bungelde losjes in de broekzak, met de andere hield hij een sigaar beet. Dit was 'una passeggiata' op z'n Italiaans. Zien en gezien worden, en dan vooral dat laatste. Lippi nam een paar trekjes van zijn sigaar, vermoedelijk een Toscano. De rook kringelde omhoog - zijn neus naar binnen en langs de slapen - en gaf de charmante grijsaard het aureool van een heilige, een voetbalheilige. In de Via Tornabuoni kwam niemand qua onaantastbaarheid in de buurt van Lippi. Glimlachend ging hij alleen over straat, in dezelfde stad waar rond 1400 al een eerste vorm van het moderne voetbal werd gespeeld - het Calcio Fiorentino - en waar naamgenoot Filippino Lippi tijdens de middeleeuwen ook al werd bewierookt. Grande Marcello zou niet hebben misstaan in de eregalerij van Renaissance-kunstenaar Filippino, die in zijn tijd (1457-1504) Madonna's en andere bijbelse figuren in vochtig pleister frescoëde, onder andere te bewonderen in de kathedralen van Spoleto, Padua en Prato. Voetbaltrainers bestonden nog niet.
Was Lippo Lippi vooral een genie in het mixen van kleuren en een inspiratiebron voor latere Renaissance-meesters, die andere Lippi, Marcello, is een meester als het de bal aangaat en inspireert evenzeer, maar dan voetballers en collega-trainers. Dat bewees de Toscaan tien jaar geleden al in Turijn, waar hij als trainer van Juventus vijfmaal het scudetto won en eenmaal de Champions League. Ik herinner me hoe Lippi ooit op Schiphol werd opgevangen door een kluster Nederlands-Italiaanse Juvefans (of andersom, of misschien waren het wel Duitsers, want Juve is ook razend-populair bij de Oosterburen) die uit volle borst zongen: 'Marcello Lippi e un gran' allenatore...lalalala'. De trainer bedankte koeltjes voor de moeite en stapte de bus in, op weg naar de Amsterdam Arena, voor een duel tegen Ajax. Het was een mooi schouwspel, al verstond ik geen bal van wat ze zongen. Het was nog voordat ik een Italiaanse talencursus zou volgen en pas later zou ik begrijpen dat 'allenatore', trainer betekent en dat Lippi door zijn fans dus een 'grande', een hele grote werd gevonden. En dat is 'ie natuurlijk ook.
Lippi. Gedistingeerd aan de buitenkant, maar enigzins een boerenkinkel zodra hij zijn waffel opentrekt. Hij godvert er tijdens persconferenties en interviews gewoonlijk vrolijk op los als iets of iemand hem niet bevalt. Ook deze zomer galmde het cazzo, coglioni, vaffanculo of nog erger, geregeld door de aula van de voetbalbond als Lippi weer eens antwoorden moest op vragen over het fraudeschandaal, zijn mogelijke inmenging daarin, of anders de betrokkenheid van zijn zoon Davide, een spelersmakelaar in dienst van de Moggi's. De in de badplaats Viarreggio geboren en getogen Lippi draagt de zee in die zin met zich mee dat zijn karakter als dat van een zeevaarder is. Ongepolijst. Type ruwe bolster, blanke pit. Rechtdoor zee, dat wel. Of het je nou belieft of niet. En zoals het een stoere zeebonk betaamt, een zwak voor de vrouwtjes natuurlijk. Of, zoals Moggi en Giraudo hem tijdens een onderschept telefoongesprek ooit omschreven: 'Bij Lippi gaat het negen van de tien keer over boten of over vrouwen'. In elke haven een ander schatje. Legio en kleurrijk zijn de anecdotes over Lippi's escapades. Een uitstekend sportjournaliste van La Nazione belde eens met de bondstrainer. Of ze voor een interview in Viarreggio langskomen mocht? 'Non c'e problema', antwoordde Lippi die de knappe reporter subiet bij hem thuis uitnodigde voor een espresso, een gesprek en wie weet voor een beetje meer? Toen een mannelijke collega de volgende dag plots moest invallen voor zijn zieke collega, werd hij door Lippi naar een bar om de hoek gedirigeerd. Want zijn privacy was hem veel waard, weet je wel. Een jaar geleden mocht ik Lippi vijf vragen stellen tijdens een interview voor de NOS. Het was een paar dagen voor de vriendschappelijke interland Nederland-Italië. Staand naast de camera, met Lippi voor mijn neus en een bataljon hijgende Italiaanse journalisten in mijn nek, brak het angstzweet me bijna uit. 'Wat als hij me niet verstond? Stelde je voor dat ik mijn vragen vergat!', schoot het door mijn hoofd. Goed ar-ti-cu-le-ren, Renate, sprak ik mezelf moed in. En vooral niet tutoyeren, had de perschef gezegd. Lippi is geen tu, maar Lei, een U dus! Allemachtig. Daar gingen we. Vijf vragen later was het al weer afgelopen en verdomd dat het nog goed was gegaan ook. 'Grazie mille', zei ik en drukte Lippi de hand. 'Niente', antwoordde de bondscoach die mijn toegestoken hand een fractie langer vasthield dan nodig was en een vliegensvlugge vingerbeweging maakte aan de binnenkant. Nog een knipoog als toegift. Ik stond nergens meer versteld van. Dit was Italië niet waar? Een paar jaar geleden had Gigi Lentini me al iets soortgelijks geflikt. Toen ik voor Sportpaleis De Jong in de hekken rondom het trainingsveld van Torino hing om een afspraak voor de Massagetafel te bevestigen, toucheerde Lentini in het voorbijgaan quasi erotisch mijn hand. Ik wiebelde van ontsteltenis van het opstapje, vanwege zoveel misplaatst macho-gedrag. Cameraman Rob Hodselmans en Wilfried de Jong deden het in hun broek van de lach.
Een jaar later is de succescoach annex womanizer het aardse definitief ontstegen. Met het fraudeschandaal als handicap maakte hij van de azzurri één squadra azzurra, met de wereldtitel tot gevolg. Santo Lippi kan in Italië nooit meer stuk. Vandaag verscheen zijn biografie: 'La Squadra'. Lippi doet in het boek zijn geheim enigzins uit de doeken, maar eigenlijk is het al lang geen geheim meer dat in de wereld van Lippi alles om het collectief draait, omdat: 'Een vedette weliswaar een wedstrijd voor je kan winnen, maar nooit de titel, die win je dankzij de kracht van een sterk collectief'. In het boek komt ook naar voren dat Lippi geen manager is van het dictatoriale type, maar iemand die assistenten en spelers op hun eigen verantwoordelijkheid aanspreekt. Hij omringt zich met sterke karakters in plaats van ja-knikkers. Hij wil niet de baas zijn, hij IS de baas. Vandaar dat de spelers hem tijdens de WK 'il condottiero' noemden, de leider, een bijnaam waar Lippi zeer verguld mee is. 'Omdat ik liever een leider ben dan een vaderfiguur. Ik wil rationeel, helder en objectief kunnen denken. Bovendien: een vader hebben ze al'. Ook Lippi privé komt in het boek aan bod. Dan gaat het over de man en zijn gezin, over smakelijke avontuurtjes gaat het uiteraard niet. Evenmin onthult hij details uit de kleedkamer: 'Omdat dat privédingen zijn tussen mij en de spelers'. 'La Squadra', opgeschreven door Rosa Alberoni, gaat wel over Lippi's moraal, zijn principes en geeft bovendien technische tips waar Marcello Lippi in ieder geval een 'gran' allenatore' mee geworden is.
Was Lippo Lippi vooral een genie in het mixen van kleuren en een inspiratiebron voor latere Renaissance-meesters, die andere Lippi, Marcello, is een meester als het de bal aangaat en inspireert evenzeer, maar dan voetballers en collega-trainers. Dat bewees de Toscaan tien jaar geleden al in Turijn, waar hij als trainer van Juventus vijfmaal het scudetto won en eenmaal de Champions League. Ik herinner me hoe Lippi ooit op Schiphol werd opgevangen door een kluster Nederlands-Italiaanse Juvefans (of andersom, of misschien waren het wel Duitsers, want Juve is ook razend-populair bij de Oosterburen) die uit volle borst zongen: 'Marcello Lippi e un gran' allenatore...lalalala'. De trainer bedankte koeltjes voor de moeite en stapte de bus in, op weg naar de Amsterdam Arena, voor een duel tegen Ajax. Het was een mooi schouwspel, al verstond ik geen bal van wat ze zongen. Het was nog voordat ik een Italiaanse talencursus zou volgen en pas later zou ik begrijpen dat 'allenatore', trainer betekent en dat Lippi door zijn fans dus een 'grande', een hele grote werd gevonden. En dat is 'ie natuurlijk ook.
Lippi. Gedistingeerd aan de buitenkant, maar enigzins een boerenkinkel zodra hij zijn waffel opentrekt. Hij godvert er tijdens persconferenties en interviews gewoonlijk vrolijk op los als iets of iemand hem niet bevalt. Ook deze zomer galmde het cazzo, coglioni, vaffanculo of nog erger, geregeld door de aula van de voetbalbond als Lippi weer eens antwoorden moest op vragen over het fraudeschandaal, zijn mogelijke inmenging daarin, of anders de betrokkenheid van zijn zoon Davide, een spelersmakelaar in dienst van de Moggi's. De in de badplaats Viarreggio geboren en getogen Lippi draagt de zee in die zin met zich mee dat zijn karakter als dat van een zeevaarder is. Ongepolijst. Type ruwe bolster, blanke pit. Rechtdoor zee, dat wel. Of het je nou belieft of niet. En zoals het een stoere zeebonk betaamt, een zwak voor de vrouwtjes natuurlijk. Of, zoals Moggi en Giraudo hem tijdens een onderschept telefoongesprek ooit omschreven: 'Bij Lippi gaat het negen van de tien keer over boten of over vrouwen'. In elke haven een ander schatje. Legio en kleurrijk zijn de anecdotes over Lippi's escapades. Een uitstekend sportjournaliste van La Nazione belde eens met de bondstrainer. Of ze voor een interview in Viarreggio langskomen mocht? 'Non c'e problema', antwoordde Lippi die de knappe reporter subiet bij hem thuis uitnodigde voor een espresso, een gesprek en wie weet voor een beetje meer? Toen een mannelijke collega de volgende dag plots moest invallen voor zijn zieke collega, werd hij door Lippi naar een bar om de hoek gedirigeerd. Want zijn privacy was hem veel waard, weet je wel. Een jaar geleden mocht ik Lippi vijf vragen stellen tijdens een interview voor de NOS. Het was een paar dagen voor de vriendschappelijke interland Nederland-Italië. Staand naast de camera, met Lippi voor mijn neus en een bataljon hijgende Italiaanse journalisten in mijn nek, brak het angstzweet me bijna uit. 'Wat als hij me niet verstond? Stelde je voor dat ik mijn vragen vergat!', schoot het door mijn hoofd. Goed ar-ti-cu-le-ren, Renate, sprak ik mezelf moed in. En vooral niet tutoyeren, had de perschef gezegd. Lippi is geen tu, maar Lei, een U dus! Allemachtig. Daar gingen we. Vijf vragen later was het al weer afgelopen en verdomd dat het nog goed was gegaan ook. 'Grazie mille', zei ik en drukte Lippi de hand. 'Niente', antwoordde de bondscoach die mijn toegestoken hand een fractie langer vasthield dan nodig was en een vliegensvlugge vingerbeweging maakte aan de binnenkant. Nog een knipoog als toegift. Ik stond nergens meer versteld van. Dit was Italië niet waar? Een paar jaar geleden had Gigi Lentini me al iets soortgelijks geflikt. Toen ik voor Sportpaleis De Jong in de hekken rondom het trainingsveld van Torino hing om een afspraak voor de Massagetafel te bevestigen, toucheerde Lentini in het voorbijgaan quasi erotisch mijn hand. Ik wiebelde van ontsteltenis van het opstapje, vanwege zoveel misplaatst macho-gedrag. Cameraman Rob Hodselmans en Wilfried de Jong deden het in hun broek van de lach.
Een jaar later is de succescoach annex womanizer het aardse definitief ontstegen. Met het fraudeschandaal als handicap maakte hij van de azzurri één squadra azzurra, met de wereldtitel tot gevolg. Santo Lippi kan in Italië nooit meer stuk. Vandaag verscheen zijn biografie: 'La Squadra'. Lippi doet in het boek zijn geheim enigzins uit de doeken, maar eigenlijk is het al lang geen geheim meer dat in de wereld van Lippi alles om het collectief draait, omdat: 'Een vedette weliswaar een wedstrijd voor je kan winnen, maar nooit de titel, die win je dankzij de kracht van een sterk collectief'. In het boek komt ook naar voren dat Lippi geen manager is van het dictatoriale type, maar iemand die assistenten en spelers op hun eigen verantwoordelijkheid aanspreekt. Hij omringt zich met sterke karakters in plaats van ja-knikkers. Hij wil niet de baas zijn, hij IS de baas. Vandaar dat de spelers hem tijdens de WK 'il condottiero' noemden, de leider, een bijnaam waar Lippi zeer verguld mee is. 'Omdat ik liever een leider ben dan een vaderfiguur. Ik wil rationeel, helder en objectief kunnen denken. Bovendien: een vader hebben ze al'. Ook Lippi privé komt in het boek aan bod. Dan gaat het over de man en zijn gezin, over smakelijke avontuurtjes gaat het uiteraard niet. Evenmin onthult hij details uit de kleedkamer: 'Omdat dat privédingen zijn tussen mij en de spelers'. 'La Squadra', opgeschreven door Rosa Alberoni, gaat wel over Lippi's moraal, zijn principes en geeft bovendien technische tips waar Marcello Lippi in ieder geval een 'gran' allenatore' mee geworden is.
Sunday, November 12, 2006
Collina vindt Van Basten niet goed wijs
De wedstrijd van Parma tegen Inter was vanavond amper samengevat of Sky Italia liet al beelden zien van een zegevierende Ruud van Nistelrooy die namens Real Madrid vier treffers liet aantekenen tegen Osasuna. In de studio keken Pierluigi Collina en José Altafini mee. 'Che grande attacante', zei Altafini, een mooi compliment uit de mond van de geboren Braziliaan, zelf toch ook niet de eerste de beste als het op scoren van goals aankwam. 'Snap jij nou waarom Van Basten hem niet meer selecteert?', legde voormalig top-scheidsrechter Collina een retorisch bedoelde vraag voor aan de dienstdoende presentator. 'Forse stava male?' (misschien was hij niet in goede doen?), antwoordde die op zijn beurt tamelijk serieus. 'Ma chi?', antwoordde Collina met een vileine glimlach om de mond. Met andere woorden: 'Wie is hier nou niet in goede doen?'. Of, wat vrijer vertaald: 'Wie is hier nou niet goed wijs? Van Nistelrooy of Van Basten?' Het antwoord liet zich raden.
Tuesday, November 07, 2006
Vino Fiorentina
Dat ook de liefde voor een voetbalclub door de maag gaat bleek vanmiddag toen ik in Via Pisana mijn lege wijnflessen liet bijvullen met fris en fruitige vino nuovo, persing 2006. Terwijl de mevrouw van de vino sfuso-winkel op haar hurken onder de tap zat, maakte ik een rondje langs de rijk gevulde stellages met flessen olio olivo, limoncello en nog veel meer alcoholische varia zoals vino Violone. Ik bekeek de fles wijn met het opvallende paarse etiket waarop het logo van voetbalclub Fiorentina was gedrukt. 'Goede wijn?', vroeg ik de verkoopster. 'Oh jazeker, een lekker volle Chianti met een alcoholpercentage van 13,5%. Ik geloof niet dat dat bevordelijk is voor de prestaties op het veld maar het is heerlijk in combinatie met wild of een bistecca Fiorentina', antwoordde ze enthousiast. Ik las de regels op de achterkant van het etiket: 'Deze Chianti is gemaakt om de historische promotie van Fiorentina naar de Serie A in 2004 te vieren. De wijn is een produkt van de oogst van 2004 en is gebotteld door de fattoria dell'Entrata. Een deel van de opbrengst wordt gebruikt om Fiorentina's nieuwe traininsgcomplex te financieren'. Daar wilde ik mijn steentje wel aan bijdragen en kieperde twee flessen in mijn mandje.
Vino Violone
11€ per fles of 30€ voor drie flessen.
Te bestellen via: www.campusviola.com
Vino Violone
11€ per fles of 30€ voor drie flessen.
Te bestellen via: www.campusviola.com
Monday, November 06, 2006
Maratona all'Italiana
Het ging gisteren over Lance Armstrong, de oud-winnaar van de Tour die de marathon van New York op het nippertje binnen de drie uur aflegde, ruim tien minuten langzamer dan Laurent Jalabert. En het ging over de enigzins teleurstellende zevende plaats van Stefano Baldini, de Olympisch kampioen op de klassieke afstand. Ik zag de beelden op televisie voorbij flitsen en probeerde mijn vier vrienden van La Vecchia Bettola in het feestgedruis te herkennen. Wat zouden de obers van een van mijn favoriete trattorie in Florence hebben klaargespeeld op het asfalt van la grande mela, oftewel: the big apple? Maandenlang zag ik het smakelijke viertal obers tijdens ochtelijke trainingssessies aan mijn appartement voorbij rennen en dan stak ik mijn hand maar weer eens uit het raam om er een paar aanmoedigingen tegen aan te kletsen: 'Dai!!! Forza ragazzi!'. Al wekenlang ging het over niets anders als ik in het restaurant bij mij om de hoek aanschoof voor een tagliata di manzo of een bordje ribollita. Hele discussies aan tafel over tijden en tactieken, over het verbeteren van persoonlijke records. Net professionals. De maratona is in La Vecchia Bettola (voor de lekkerbek op reis: gaat er hene, gaat er hene!) een serieuze aangelegenheid. De baas wil zijn knecht verslaan en andersom. En dus gooide Massimiliano de boel begin vorige week op slot en kneep er met het voltallige personeel van tussen voor een speciale missie. Gemiste inkomsten? Ma chi se ne frega? Wat kan het schelen? Werken om te leven en niet andersom is een belangrijke Italiaanse levensles waar wij Nederlanders nog wat van kunnen leren. Op weg naar de edicola van Andrea voor de Gazzetta dello Sport, passeerde ik de trattorie vanochtend en zag dat er twee oranje A4-tjes op de ruit van de voordeur waren geplakt. 'Gesloten wegens stress. We verontschuldigen ons bij de klant. Wij zijn weer geopend vanaf 7 november, sicuramente een stuk relaxter. Grazie'. En: 'Gesloten wegens een gebrek aan conditie'. Ik moest grinniken en bedacht dat knappe Italiaanse macho-mannen dus ook grappig kunnen zijn. Morgenavond is het weer tijd voor een bistecca Fiorentina. Dan kunnen we hopelijk toasten op de goede afloop, en op toptijden! Kom maar door met de Chianti. Ik kan niet wachten.
Saturday, November 04, 2006
109 jaar Oude Dame
Slechts negen speelronden had Juventus nodig om zich in de Serie B in de top van het klassement te nestelen. Als de ploeg zich maandag sterker toont dan Napoli en koploper Genua verspeelt drie punten, dan is een gedeelde eerste plaats een feit. De bianconeri hadden zich geen beter kado kunnen wensen in een week waarin het 109-jarige bestaan werd gevierd. De schande van voetballen in de tweede divisie moet zo snel mogelijk worden weggepoetst. In Turijn laten ze er geen gras over groeien. Nooit eerder speelde de club tijdens de roemruchte geschiedenis in de Serie B. Van een domper op de feestvreugde was afgelopen woensdag evenwel niets te merken. Voorafgaand aan het met 2-0 gewonnen duel tegen Brescia, maakten Giampiero Boniperti, Roberto Bettega, Antonio Cabrini, Michel Platini en andere sterren uit het verleden hun opwachting op het veld. Van Moggi en Giraudo, twee aanstichters van het fraudeschandaal, geen spoor. Marcello Lippi en Gianluca Pessotto waren er wel. Hinkend op een kruk, lachtte en zwaaide Pessotto naar het publiek. Dat was voor het eerst sinds de oud-speler zich afgelopen zomer tijdens een zelfmoordpoging van het hoofdkantoor van de club stortte. 'Pessottino' zei niet te weten wat hem toen heeft bezield, dat hij moet zijn gesprongen in een vlaag van totale verstandsverbijstering.
Felice Placido Borel, Renato Cesarini en Raimundo Orsi, helden uit een nog verder verleden, waren woensdag niet van de partij omdat helden nu eenmaal ook sterfelijk zijn. Toch heeft het huidige Juventus haar status als topclub vooral aan de driemansvoorhoede uit de jaren dertig te danken. Dankzij de voorzetten en dribbels van Orsi, de goals van Borel en de geniale ingevingen van acrobaat Cesarini, veroverde Juve tussen 1931 en 1935 vijf scudetti op een rij. Zodoende werd de club, die op 1 november 1897 door een paar puberende adolescenten werd opgericht, niet langer aangesproken met Signorina maar met Signora, dame. Pas jaren later veroverde de club bianconero zich de bijnaam la 'Vecchia' Signora, oftewel: Oude Dame. De artiest van het elftal van zowel Juventus als de squadra azzurra was zonder twijfel Orsi, een Argentijn van geboorte die werkelijk kon toveren met de bal en het publiek vermaakte met fabelachtig dribbels langs de zijlijn. Orsi, met het glimmende brillcream-haar steevast in een onverbiddelijke middenscheiding gekamd, was een solist van het zuiverste soort. Op het veld en daarbuiten. Mumo, zoals de spits door de fans in Turijn werd genoemd, was behalve voetballer ook muzikant. In Buenos Aires trad hij buiten het seizoen regelmatig op in nachtclubs. De spits en zijn viool waren onafscheidelijk. In de kleedkamer voorafgaand aan wedstrijden trok Orsi het instrument regelmatig uit zijn koffer en vermaakte zijn ploeggenoten dan met een korte voorstelling. Dat werkte zo lekker ontspannend en dan liep het binnen de lijnen meestal ook beter. Felice Borel was meer een voetballer uit een stuk, minder kleurrijk buiten het veld maar in het zestienmetergebied niet minder elegant. De midvoor kreeg de prachtige bijnaam Farfallino mee, omdat hij tijdens zijn opmars richting het doel zo heerlijk voorbij zijn opponenten kon fladderen, als een Farfallino, een vlinder. Borel was ook een figlio d'arte, zoals kinderen in Italië worden genoemd die in de voetsporen treden van hun ouders. Ook Pa Borel en broer Aldo Giuseppe speelden in het eerste van Juventus. Daarom werd Felice Placido Borel II genoemd. Renato Cesarini tot slot, was de meest excentrieke van het drietal. Wereldberoemd binnen en buiten de lijnen. De casanova wond de signorine tijdens de nachtelijke uurtjes in de kroeg bij bosjes om zijn vinger, om de dag erna te presteren op het veld. 'Zona Cesarini' is in Turijn een gevleugelde uitspraak en wordt gebruikt als in de allerlaatste minuut de winnende goal wordt gescoord, wat één van Cesarini's specialiteiten was. De spits stond bekend als geniaal, fantasierijk en moedig, karaktereigenschappen die ook van pas kwamen tijdens zijn werk als acrobaat en dompteur in een circus. Cesarini vergaarde in het shirt van Juve roem en rijkdom. Het stelde de rokkenjager in staat ten volle van de geneugten van la dolce vita te genieten, ook al bevond Italië zich halverwege de jaren dertig op de rand van de afgrond en heerstte er sociale en politieke wanorde.
De triomtocht van Juventus viel gelijk met de opmars van Benito Mussolini, die zijn imperium bouwde op de fundamenten van een bijna-failliete natie. De dictator zou Italië - met name tijdens de oorlogsjaren - aan een fascistisch schrikbewind onderwerpen. De leider van de zwarthemden beschouwde sport in zijn algemeenheid en de successen van Juve in het bijzonder, als een uitstekend propagandamiddel en liet in Turijn een prestigieus voetbalstadion verrijzen. Stadio Benito Mussolini, het huidige stadio Communale, werd in 1932 binnen zeven maanden uit de grond gestampt en bood plaats aan liefst negentigduizend toeschouwers, een absoluut record in die tijd. Il Duce zou voor zijn inspanningen door de spelers van Juventus worden beloond. De ploeg deed de dictator vier landstitels op een rij kado en met de bianconeri als hofleverancier van de nationale ploeg, werden in 1934 en 1938 bovendien twee wereldtitels veroverd. Wat kon Mussolini zich nog meer wensen? Nu kon de hele wereld zien waartoe Italianen in staat waren: winnen!
Hoe het met Benito afliep is bekend. De dicator die tijdens WOII tot een bondgenootschap met Hitler besloot, kreeg uiteindelijk een kogel door zijn kop gejaagd door een stel Partizanen en werd daarna opgespijkerd aan een houten stellage op de Piazzale Loreto in Milaan. Vanuit het hele land reisden Italianen naar de Lombardische hoofdstad om il Duce op zijn kop te zien bungelen, naast minnares Claretta Petacci en wat koudgestelde handlangers. Uit woede en frustratie werden vorken en messen in de koude lijven geprikt. Van Mussolini is anno 2006 vermoedelijk niet veel meer over. Dat geldt niet voor zijn protserige praalgraf in Predappio waar nog dagelijks de wacht wordt gehouden door overtuigde fascisten en voor de vele imposante bouwwerken die hij de natie na zijn dood achterliet. Zoals het Communale in Turijn, dat meer glanst en glimt dan ooit nadat het stadion deze winter werd opgeknapt voor de openingsceremonie van de Olympische winterspelen. Zowel Torino als Juventus spelen er hun thuisduels, nu het Delle Alpi wordt opgeknapt. Het had Mussolini allicht behaagd. Zoals het hem vermoedelijk ook had behaagd dat topscorer allertijden Alessandro Del Piero afgelopen woensdag voor de slagroom op de taart zorgde door zijn 201ste treffer in het shirt van Juventus te scoren. Op dezelfde plek waar Orsi, Cesarini en Borel ooit dribbelden, op het gras van het stadio Benito Mussolini.
Felice Placido Borel, Renato Cesarini en Raimundo Orsi, helden uit een nog verder verleden, waren woensdag niet van de partij omdat helden nu eenmaal ook sterfelijk zijn. Toch heeft het huidige Juventus haar status als topclub vooral aan de driemansvoorhoede uit de jaren dertig te danken. Dankzij de voorzetten en dribbels van Orsi, de goals van Borel en de geniale ingevingen van acrobaat Cesarini, veroverde Juve tussen 1931 en 1935 vijf scudetti op een rij. Zodoende werd de club, die op 1 november 1897 door een paar puberende adolescenten werd opgericht, niet langer aangesproken met Signorina maar met Signora, dame. Pas jaren later veroverde de club bianconero zich de bijnaam la 'Vecchia' Signora, oftewel: Oude Dame. De artiest van het elftal van zowel Juventus als de squadra azzurra was zonder twijfel Orsi, een Argentijn van geboorte die werkelijk kon toveren met de bal en het publiek vermaakte met fabelachtig dribbels langs de zijlijn. Orsi, met het glimmende brillcream-haar steevast in een onverbiddelijke middenscheiding gekamd, was een solist van het zuiverste soort. Op het veld en daarbuiten. Mumo, zoals de spits door de fans in Turijn werd genoemd, was behalve voetballer ook muzikant. In Buenos Aires trad hij buiten het seizoen regelmatig op in nachtclubs. De spits en zijn viool waren onafscheidelijk. In de kleedkamer voorafgaand aan wedstrijden trok Orsi het instrument regelmatig uit zijn koffer en vermaakte zijn ploeggenoten dan met een korte voorstelling. Dat werkte zo lekker ontspannend en dan liep het binnen de lijnen meestal ook beter. Felice Borel was meer een voetballer uit een stuk, minder kleurrijk buiten het veld maar in het zestienmetergebied niet minder elegant. De midvoor kreeg de prachtige bijnaam Farfallino mee, omdat hij tijdens zijn opmars richting het doel zo heerlijk voorbij zijn opponenten kon fladderen, als een Farfallino, een vlinder. Borel was ook een figlio d'arte, zoals kinderen in Italië worden genoemd die in de voetsporen treden van hun ouders. Ook Pa Borel en broer Aldo Giuseppe speelden in het eerste van Juventus. Daarom werd Felice Placido Borel II genoemd. Renato Cesarini tot slot, was de meest excentrieke van het drietal. Wereldberoemd binnen en buiten de lijnen. De casanova wond de signorine tijdens de nachtelijke uurtjes in de kroeg bij bosjes om zijn vinger, om de dag erna te presteren op het veld. 'Zona Cesarini' is in Turijn een gevleugelde uitspraak en wordt gebruikt als in de allerlaatste minuut de winnende goal wordt gescoord, wat één van Cesarini's specialiteiten was. De spits stond bekend als geniaal, fantasierijk en moedig, karaktereigenschappen die ook van pas kwamen tijdens zijn werk als acrobaat en dompteur in een circus. Cesarini vergaarde in het shirt van Juve roem en rijkdom. Het stelde de rokkenjager in staat ten volle van de geneugten van la dolce vita te genieten, ook al bevond Italië zich halverwege de jaren dertig op de rand van de afgrond en heerstte er sociale en politieke wanorde.
De triomtocht van Juventus viel gelijk met de opmars van Benito Mussolini, die zijn imperium bouwde op de fundamenten van een bijna-failliete natie. De dictator zou Italië - met name tijdens de oorlogsjaren - aan een fascistisch schrikbewind onderwerpen. De leider van de zwarthemden beschouwde sport in zijn algemeenheid en de successen van Juve in het bijzonder, als een uitstekend propagandamiddel en liet in Turijn een prestigieus voetbalstadion verrijzen. Stadio Benito Mussolini, het huidige stadio Communale, werd in 1932 binnen zeven maanden uit de grond gestampt en bood plaats aan liefst negentigduizend toeschouwers, een absoluut record in die tijd. Il Duce zou voor zijn inspanningen door de spelers van Juventus worden beloond. De ploeg deed de dictator vier landstitels op een rij kado en met de bianconeri als hofleverancier van de nationale ploeg, werden in 1934 en 1938 bovendien twee wereldtitels veroverd. Wat kon Mussolini zich nog meer wensen? Nu kon de hele wereld zien waartoe Italianen in staat waren: winnen!
Hoe het met Benito afliep is bekend. De dicator die tijdens WOII tot een bondgenootschap met Hitler besloot, kreeg uiteindelijk een kogel door zijn kop gejaagd door een stel Partizanen en werd daarna opgespijkerd aan een houten stellage op de Piazzale Loreto in Milaan. Vanuit het hele land reisden Italianen naar de Lombardische hoofdstad om il Duce op zijn kop te zien bungelen, naast minnares Claretta Petacci en wat koudgestelde handlangers. Uit woede en frustratie werden vorken en messen in de koude lijven geprikt. Van Mussolini is anno 2006 vermoedelijk niet veel meer over. Dat geldt niet voor zijn protserige praalgraf in Predappio waar nog dagelijks de wacht wordt gehouden door overtuigde fascisten en voor de vele imposante bouwwerken die hij de natie na zijn dood achterliet. Zoals het Communale in Turijn, dat meer glanst en glimt dan ooit nadat het stadion deze winter werd opgeknapt voor de openingsceremonie van de Olympische winterspelen. Zowel Torino als Juventus spelen er hun thuisduels, nu het Delle Alpi wordt opgeknapt. Het had Mussolini allicht behaagd. Zoals het hem vermoedelijk ook had behaagd dat topscorer allertijden Alessandro Del Piero afgelopen woensdag voor de slagroom op de taart zorgde door zijn 201ste treffer in het shirt van Juventus te scoren. Op dezelfde plek waar Orsi, Cesarini en Borel ooit dribbelden, op het gras van het stadio Benito Mussolini.
Tuesday, October 31, 2006
Scheids geeft Seedorf pak rammel
Het is in Italië niet anders dan in Nederland. Afgelopen zaterdag ging het in café Megara in Florence weer eens over Clarence Seedorf. De Nederlander had tijdens de zojuist door Inter met 4-3 gewonnen klassieker tegen Milan a. de pannen van het dak gespeeld en b. voor ophef gezorgd. Terwijl de aanwezige Interisti in Megara het glas hieven op de overwinning en de Milanisti beschaamd onder tafel kropen, zond Sky Italia beelden uit van een ruziënde Seedorf in de catacomben van San Siro. Wat was daar aan de hand? 'Ssssssttttt!', riepen de onpartijdigen in het café op tot stilte. De barman draaide aan de volumeknop zodat flarden van wat Seedorf scheidsrechter Farina te zeggen had door de kroeg galmden. De scene had zich volgens de commentatoren van Sky na afloop van de eerste helft afgespeeld in de spelerstunnel. Het stond inmiddels 2-0 voor Inter. Of die achterstand Seedorf tot woede had gedreven werd niet duidelijk. Duidelijk werd wel dat hij ontevreden was over het beleid van de scheidsrechter. Reden om verhaal te halen, moet Seedorf hebben gedacht. 'Je moet wel consequent zijn', beet de middenvelder Farina toe terwijl de twee als kemphanen tegenover elkaar stonden. Er werd wel meer over en weer geroepen. Marco Materazzi bemoeide zich ermee, Maicon gaf Seedorf een soort van bemoedigende tik tegen zijn schouder. Farina probeerde van de speler weg te lopen en gebaarde dat hij zijn mond moest houden maar Seedorf hield vol. 'Oh, mag ik niks zeggen? En wil je me nu een kaart geven voor praten, soms?', bitste een zichtbaar boze Seedorf. In de achtergrond passeerden spelers van Inter en Milan onderweg naar de kleedkamer.
Een dag later gaf Seedorf tekst en uitleg tijdens een studio-uitzending van - opnieuw - Sky. Op de vraag van presentatrice Ilaria d'Amico of de Nederlander soms ontevreden was over de scheidsrechter antwoordde Seedorf dat Farina duidelijk geen Collina is. Dat er eigenlijk maar drie scheidsrechters in Italië rondlopen die stevig genoeg zijn voor het fluiten van een derby tussen Inter en Milan. Dat hij Farina om uitleg had gevraagd met betrekking tot een aantal - volgens hem - discutabele beslissingen. Dat dat toch heel normaal was? Dat een dialoog in het veld volgens hem noodzakelijk is en dat hij Farina gewoon één en ander had willen verduidelijken. Waarom begreep die man dat nou niet? Mario Sconcerti en Massimo Mauro zaten erbij en keken ernaar, naar Seedorf die er prachtig opgeblonken bijzat in het clubkostuum van Milan. Het woord respect ontbrak er nog maar aan, maar dat werd even later goed gemaakt toen het over Seedorf's baas Berlusconi ging. 'Hij verdient veel meer R-E-S-P-E-C-T voor alles wat hij voor Milan, Milaan en heel Italië gedaan heeft', zei Seedorf. 'Vooral wat hij voor de Milanisti gedaan heeft, zul je bedoelen', lispelde d'Amico. Ondertussen kletste Seedorf verder over de toekomst. Over de toekomst in Milaan welteverstaan. Over een rentree in Oranje geen woord. Seedorf zei veel positieve dingen te hebben gezien tijdens de derby tegen Inter. Zijn ploeg had veel kansen gecreeërd, Gilardino had het doel weer eens weten te vinden en Milan toonde de juiste spirit. 'De titel kunnen jullie nu wel vergeten...', zei d'Amico. 'Ma stai scerzando? Maak je een grap, soms?', antwoordde Seedorf en trok een serieus gezicht. D'Amico stond even met de mond vol tanden, Clarence niet: 'Noi ci crediamo. Wij geloven er in'.
Aan de toog van bar Beconcini sloeg ik vanochtend de Gazzetta dello Sport open. Cappuccino en een broodje mela crema erbij. Op pagina 10 ging het opnieuw over de ruzie tussen Seedorf en scheidsrechter Farina. 'Borelli stelt een onderzoek in', aldus de kop boven het verhaal. Ik las over de eerste regels heen. Hier zat een relletje aan te komen, dat voelde je op je klompen aan. Ik dacht aan wat Seedorf twee dagen eerder had gezegd. Dat dit soort akkefietjes bij het voetbal hoorden, dat het alleen om wat verbaal vuurwerk ging.Wat Seedorf er niet bij had verteld in de studio van Sky was dat Farina hem buiten het zicht van de camera een oplawaai had verkocht. 'Mi ha messo le mani adosso', werd Seedorf in de Gazzetta geciteerd. Oftewel: 'Farina heeft me geslagen toen ik hem om uitleg vroeg'. Oei! Dat klonk heftig, ook al liet scheidsrechter Farina (die vanavond het Champions League-duel tussen Barcelona en Chelsea fluit), vanuit Spanje weten de Nederlander met geen vinger te hebben aangeraakt. 'Ik kon het me al niet voorstellen', kreeg de leidsman bijval van Stefano Tedeschi, de voorzitter van de Italiaanse scheidsrechtersbond. Tsja. Van een dialoog naar een pak rammel in twee dagen en een typisch gevalletje van mijn woord tegen het zijne. Dat moet ook de rechter van het Italiaanse sporttribunaal hebben gedacht die vandaag tot een onderzoek in de zaak Seedorf-Farina besloot. Wordt vast vervolgd.
Een dag later gaf Seedorf tekst en uitleg tijdens een studio-uitzending van - opnieuw - Sky. Op de vraag van presentatrice Ilaria d'Amico of de Nederlander soms ontevreden was over de scheidsrechter antwoordde Seedorf dat Farina duidelijk geen Collina is. Dat er eigenlijk maar drie scheidsrechters in Italië rondlopen die stevig genoeg zijn voor het fluiten van een derby tussen Inter en Milan. Dat hij Farina om uitleg had gevraagd met betrekking tot een aantal - volgens hem - discutabele beslissingen. Dat dat toch heel normaal was? Dat een dialoog in het veld volgens hem noodzakelijk is en dat hij Farina gewoon één en ander had willen verduidelijken. Waarom begreep die man dat nou niet? Mario Sconcerti en Massimo Mauro zaten erbij en keken ernaar, naar Seedorf die er prachtig opgeblonken bijzat in het clubkostuum van Milan. Het woord respect ontbrak er nog maar aan, maar dat werd even later goed gemaakt toen het over Seedorf's baas Berlusconi ging. 'Hij verdient veel meer R-E-S-P-E-C-T voor alles wat hij voor Milan, Milaan en heel Italië gedaan heeft', zei Seedorf. 'Vooral wat hij voor de Milanisti gedaan heeft, zul je bedoelen', lispelde d'Amico. Ondertussen kletste Seedorf verder over de toekomst. Over de toekomst in Milaan welteverstaan. Over een rentree in Oranje geen woord. Seedorf zei veel positieve dingen te hebben gezien tijdens de derby tegen Inter. Zijn ploeg had veel kansen gecreeërd, Gilardino had het doel weer eens weten te vinden en Milan toonde de juiste spirit. 'De titel kunnen jullie nu wel vergeten...', zei d'Amico. 'Ma stai scerzando? Maak je een grap, soms?', antwoordde Seedorf en trok een serieus gezicht. D'Amico stond even met de mond vol tanden, Clarence niet: 'Noi ci crediamo. Wij geloven er in'.
Aan de toog van bar Beconcini sloeg ik vanochtend de Gazzetta dello Sport open. Cappuccino en een broodje mela crema erbij. Op pagina 10 ging het opnieuw over de ruzie tussen Seedorf en scheidsrechter Farina. 'Borelli stelt een onderzoek in', aldus de kop boven het verhaal. Ik las over de eerste regels heen. Hier zat een relletje aan te komen, dat voelde je op je klompen aan. Ik dacht aan wat Seedorf twee dagen eerder had gezegd. Dat dit soort akkefietjes bij het voetbal hoorden, dat het alleen om wat verbaal vuurwerk ging.Wat Seedorf er niet bij had verteld in de studio van Sky was dat Farina hem buiten het zicht van de camera een oplawaai had verkocht. 'Mi ha messo le mani adosso', werd Seedorf in de Gazzetta geciteerd. Oftewel: 'Farina heeft me geslagen toen ik hem om uitleg vroeg'. Oei! Dat klonk heftig, ook al liet scheidsrechter Farina (die vanavond het Champions League-duel tussen Barcelona en Chelsea fluit), vanuit Spanje weten de Nederlander met geen vinger te hebben aangeraakt. 'Ik kon het me al niet voorstellen', kreeg de leidsman bijval van Stefano Tedeschi, de voorzitter van de Italiaanse scheidsrechtersbond. Tsja. Van een dialoog naar een pak rammel in twee dagen en een typisch gevalletje van mijn woord tegen het zijne. Dat moet ook de rechter van het Italiaanse sporttribunaal hebben gedacht die vandaag tot een onderzoek in de zaak Seedorf-Farina besloot. Wordt vast vervolgd.
Monday, October 30, 2006
Italie boos op Simon Kuper
Ik werd afgelopen donderdag gebeld door Simon Kuper, auteur van het voetbalmeesterwerk 'Football against the enemy' en tevens journalist van de Financial Times die zijn wekelijkse column dit keer wilde wijden aan de opmars van voetbalclub Palermo in de Serie A. We kwamen over de selectie van de Siciliaanse ploeg te spreken, over de invloed van trainer Guidolin en de Dirk Scheringa-achtige ambities van voorzitter Zamparini. Het ging over Marcello Lippi die belangrijk is geweest voor het collectieve Siciliaanse zelfvertrouwen door het talent van Toni, Zaccardo, Barzagli en Grosso op tijd te erkennen, stuk voor stuk spelers of oud-spelers van de Siciliaanse ploeg én uitblinkers tijdens het afgelopen WK. Nooit eerder selecteerde een bondscoach zoveel voetballers van Palermo voor zijn nationale ploeg. En of dat vertrouwen zich uitbetaalde. Tegen de achtergrond van het grootste omkoopschandaal uit de geschiedenis van het Italiaanse voetbal werd de squadra azzurra zowaar wereldkampioen. 'Siciliaan' Fabio Grosso groeide uit tot absolute uitblinker wat voor Palermo een mooie opsteker was. Tot slot vertelde ik Simon over mijn zeilvakantie in augustus langs de hemeltergend mooie kust van Sicilië en de Isole Egadi. Simon vroeg hoe het voetbal er beleefd werd? Ik antwoordde dat ik dat niet goed wist, dat ik het tijdens mijn vakantie nauwelijks over voetbal had gehad (het ging meestal over eten) maar dat de vader van mijn beste vriend Andrea deze zomer op elke Palermitaanse hoek van de straat werd aangehouden voor een foto of handtekening omdat de voormalige prof zo'n dertig jaar geleden tijdens een oefenduel tegen Milan (het kan ook Juventus zijn geweest) de bal tweemaal achter elkaar vanuit een corner in het doel trapte. Ik zei dat het wel wat zei over hoe fier ze in Palermo gaan op de lokale rosa dat Guido Magherini in Palermo vanwege twee tamelijk onbelangrijke doelpunten ook anno 2006 nog als een absolute held wordt beschouwd. Kuper zei dat hij dol was op Sicilië.
Dol op Sicilië of niet, drie dagen later stond Italië vanwege Kuper's column behoorlijk op zijn kop, of tenminste (nooit overdrijven), het voetbalminnende, voetbaljournalistieke en - sopratutto - het Siciliaanse deel van de natie. Verontwaardiging alom tijdens sportuitzendingen op televisie en in de kolommen van de krant, die flarden van Kuper's verhaal afdrukten in de zondagedities (corriere dello sport). Boze fans, opgewonden journalisten en voetbalcommentatoren. Zelfs de anders zo stoïcijnse Andrea wond zich vanochtend tamelijk op, terwijl we in bar Beconcini simultaan een cappuccino achterover werkten. Wat was nu het geval? Welnu, Kuper had het zomaar aangedurfd het succes van Siciliaanse clubs in zijn algemeenheid en Palermo in het bijzonder af te zetten tegen de algehele malheur waarin het Italiaanse voetbal zich bevindt. Met andere woorden: het succes van Palermo had volgens Kuper niet kunnen bestaan zonder het fraudeschandaal. De opmars valt volgens hem niet toevallig samen met de val van 'Noord-Italiaanse' clubs als AC Milan en Fiorentina, de afwezigheid van Juventus in de Serie A en het feit dat veel andere clubs zich op de rand van de financiële afgrond bevinden. En het betekent volgens Kuper al helemaal niet dat Sicilië een renaissance-esque voetbalwedergeboorte meemaakt. Een waarheid als een koe, althans, voor een groot deel.
Maar in Italië denken ze daar dus heel anders over. Hoe haalde Kuper het in zijn hoofd het succes van Palermo te bagatelliseren? Had die ploeg zich de afgelopen twee seizoenen niet voldoende bewezen als subtopper, als reuzendoder? Was het noodzakelijk de ontmaskering van maffia-baas Provenzano erbij te halen, om het over bommen en granaten te hebben en wat wist een Engelse hoogleraar criminologie nou van het uitvechten van vendetta's tijdens lokale Siciliaanse derbies? Werd er in de rest van de wereld niet geknokt op de tribunes soms? Een hoop ophef. Om niks, kan ik na het lezen van Kuper's column alleen maar bevestigingen. De schrijver heeft zich niet vergrepen aan allerlei voor de hand liggende stereotyperingen. Hij heeft hoogstens nagelaten te schrijven over de intrinsieke kwaliteit waarover Palermo als ploeg dit seizoen wel degelijk beschikt, en Messina en Catania in mindere mate. Hoe dan ook werden Kuper's uitlatingen in het land van de wereldkampioen als een regelrechte belediging opgevat, als een dolksteek in de rug van Sicilianen. Had Kuper iets tegen de mezzogiorno soms? Wellicht stond de boog al iets gespannen en had de enigzins overspannen reactie met uitspraken van Sepp Blatter te maken, die deze week verklaarde dat Italië nooit in de finale van het WK had mogen staan omdat de ploeg tegen Australië een onterechte penalty te nemen kreeg. Hoe haalde die vaffanculo het in zijn zelfingenomen hoofd?! Een beetje meer respect voor de wereldkampioen, graag. De voorzitter van de FIFA staat er bij de Italianen toch al niet te best op sinds hij in juli het Olympisch stadion in Berlijn verliet nog voordat de scheidsrechter voor het einde van de finale had gefloten. De prijsuitreiking liet hij aan Lennart Johansson en Franz Beckenbauer over. Zoiets was in de geschiedenis van het mondiale voetbal nog nooit vertoond en werd in Italië opgevat als een totaal gebrek aan respect. Ja ja, we hebben het hier over een trots voetbalvolkje. Je mag jezelf als Italiaan, als Toscaan of als Siciliaan in de maling nemen, maar o wee als een buitenstaander dat doet. In hun drang om als voetbalnatie serieus genomen te worden, tonen Italianen zich zeldzaam verenigd.
'Dan hebben ze me toch verkeerd begrepen', schreef Kuper vanmiddag. Dat hebben ze ook, denk ik. Jammer. Zoals het ook jammer is dat Kuper in zijn column met geen woord rept over de heerlijke lange ballen van Corini of de geniale ingevingen van Amauri. Al was het maar in een bijzinnetje. Minchia, had een hoop gedoe gescheeld. En als voetbalsprookjes dan toch bestaan laat Palermo dit seizoen dan in Godshemelsnaam in de voetsporen treden van Hellas Verona en Cagliari, twee provincieclubs die in respectievelijk 1985 en 1970 het scudetto wonnen. Forza!
Friday, October 27, 2006
Ajax toch in Paniniboek Champions League
Ondanks de afwezigheid van Ajax en Juventus in de Champions League, kunnen fans dit seizoen toch voetbalplaatjes sparen van de spelers uit Amsterdam en Turijn. Beide ploegen zijn opgenomen in de speciale uitgave 'Champions League 2006-2007 Stars and Legends' van het Italiaanse voetbalplaatjesconcern Panini. Het boek besteedt aandacht aan de tweeëntwintig beste teams van Europa die deelnemen aan het kampioenenbal van de UEFA. Juventus ontbreekt in de Champions League omdat het in verband met betrokkenheid bij het fraudeschandaal werd teruggezet naar de Italiaanse Serie B. Ajax werd tijdens de voorrondes uitgeschakeld door het Deense Kopenhagen. Volgens een woordvoerder van het bedrijf is in de gids aandacht besteed aan Juventus als een soort eerbetoon aan de club bianconero. 'Bovendien wilden we ons solidair verklaren met de fans die er niets aan kunnen doen dat de club nu in de Serie B voetbalt', aldus directeur Umberto Leone van Panini. 'Om diezelfde reden hebben we Ajax opgenomen in de gids. Die ploeg maakt misschien een moeilijke periode door maar heeft als club veel voor de geschiedenis van het Europese voetbal betekent'.
Wednesday, October 25, 2006
Homo's in de Serie A
De Italiaanse sportkrant la Gazzetta dello Sport besteedde deze week aandacht aan het onderwerp homoseksualiteit in de Serie A. In het kader van een serie over 'voetballers en sex' liet de krant het woord aan Franco Grillini, de president van Arcigay, de Italiaanse belangenvereniging voor homo's en lesbiennes. In het über-macho Italië wordt er gewoonlijk gegniffeld als homoseksualiteit binnen het voetbal ter sprake komt, maar Grillini wond er in de krant geen doekjes om: 'Er zijn op dit moment ongeveer twintig homo's actief in de Serie A'. Hoe Grillini aan dat cijfer komt? Heel eenvoudig: 'We hebben een methode ontwikkeld om individuen met een bepaalde seksuele voorkeur te kunnen herkennen. Wij noemen dat systeem 'gaydar' of 'radar gay'. Werkt in 99 procent van de gevallen'. Volgens Grillini is het helemaal niet vreemd dat er ook in de wereld van het voetbal homo's rondlopen. 'Het is een universeel fenomeen. In elke sector is gemiddeld genomen 5% tot 10% van de mannen gay. Waarom zouden homo's in het voetbal dan niet bestaan? Kijk alleen al eens naar de manier van juichen. Dat zijn zeer homoseksueel getinte toestanden. Jongens die elkaar kussen, omarmen, betasten en elkaar soms zelfs in het kruis grijpen'. Namen wenstte Grillini uiteraard niet te noemen. 'Omdat die spelers in het stadion kapot gemaakt zouden worden. De angst voor de reacties van ultra's is ontzettend groot'. Ach, wordt het niet eens tijd om met homofobie af te rekenen? Om homoseksualiteit bespreekbaar te maken? Juist in Italië. Want waren het niet de Romeinen die in het badhuis veelvuldig en in alle openheid met de buurman van bil gingen? De Romeinen hebben het zo ongeveer uitgevonden! Uiteraard had niemand het daar over toen tijdens het WK in 1982 hardnekkige geruchten de ronde deden over een pikante liaison tussen Antonio Cabrini en Paolo Rossi. Als we de roddels moesten geloven waren de twee in Spanje meer dan zomaar kamergenoten. Italië sprak er schande van, totdat de azzurri de wereldtitel veroverden. Ook anno 2006 wordt over de affaire tussen Bel' Antonio en Pablito Rossi liever niet gesproken. Dat bleek toen collega Hugo Borst me een paar maanden geleden vroeg om eens te onderzoeken wat daar nou van waar was en ik belde met de chef sport van de Gazzetta. Hoe ik het in mijn hoofd haalde daar over te beginnen, vroeg meneer Cazzetta (what's in a name) van de Gazzetta. Ik legde uit dat Hugo van plan was geweest een column over homoseksualiteit in de sport te schrijven voor de Nederlandse Esquire, maar kon mijn zin amper afmaken. Ik nam mezelf als journalist toch wel serieus? Tuut-tuut-tuut. Tsja. Later ging het wel eens over Gianluca Vialli, die tijdens zijn periode bij Sampdoria regelmatig in de gayscene werd gesignaleerd. De spits zou tussen de bedrijven door wel eens een smakelijk matroosje oppikken in de haven van Genua. Ach, homoseksualiteit is van alle tijden. Een medewerker van AC Milan - wiens naam uiteraard geheim moet blijven - vertelde me niet zo lang geleden dat ook Andrey Shevchenko er wel pap van lust met de mannen. Niet dat zijn echtgenote Kristin daar van af weet. Oh nee, stel je voor. Ook Antonio Cabrini, Gianluca Vialli en Paolo Rossi zijn of waren keurig getrouwd. Datzelfde geldt voor die top-scheidsrechter uit de Serie A die Franco Grillini deze week opvoerde in zijn verhaal in de Gazzetta: 'Ik ben heel goed met hem bevriend. Hij is al jaren getrouwd, heeft kinderen, alles er op en er aan. Keurig zoals het in de wereld van het voetbal hoort. Arme ziel. Hij vertelt me dat hij regelmatig flirt met een vrouw. Niet van harte, maar gewoon, om te doen alsof. Om de aandacht af te leiden. Hij is echt wanhopig'. Ik dacht aan Justin Fashanu, de speler die het lef had om voor zijn homoseksuele geaardheid uit te komen. Ook hij was wanhopig en pleegde uiteindelijk zelfmoord in de garage achter zijn huis. Het wordt onderhand tijd met de taboes en vooroordelen af te rekenen.
Museum voor Pantani
Op initiatief van oud-coureur Fiorenzo Magni werd twee weken geleden voor aanvang van de 100ste Ronde van Lombardije het nationale Italiaanse wielermuseum geopend in Ghisallo. Fietsen, tricots en nog veel meer parafernalia van legendarische Italiaanse wielerhelden verenigd in een museum in de buurt van Como. In Cesenatico vonden ze dat hún held, voormalig Tour-winnaar Marco Pantani, een museum voor zichzelf alleen verdiende. Volgende week zaterdag wordt daarom het museum 'lo Spazio Pantani' geïnaugureerd. In een hal waar voorheen goederentreinen werden gestald, zijn ontelbare fietsen, trofeeën, tricots en andere relikwiën verzameld. Het museum meet ongeveer driehonderd vierkante meter. Er worden ook films en documentaires over Il Pirata vertoond. De directie is in handen van Thomas Casali, een neef van de op 14 februari 2004 overleden klimgeit.
Monday, October 23, 2006
Inno Fiorentina
Er gaat niets boven een gang naar het stadion. Meegezogen worden in een stroom van mannen in jagersjas, het liefst terwijl het zachtjes miezert. Het programmaboekje in de binnenzak gestoken, het toegangskaartje veilig opgeborgen in de portemonnee. In de verte zijn de masten van het stadion zichtbaar, de lampen zijn al ontstoken. Laat de voetballers nu maar komen. Daar klinken de eerste maten van het clublied, geen vreemde houseversie of Eye of the Tiger maar gewoon een ouderwetse voetbalmars. Tattatattatataaaa.... Zo ging dat vroeger bij Willem II en zo gaat dat nog steeds bij Fiorentina. Heerlijk dat soms alles bij het oude blijft. 'Hup Willem II stoere kerels, trots van het voetballand. Denk aan je roem en glorie, denk aan de vriendschapsband!', zong ik de eerste regels van de Tilburgse hymne gewoonlijk uit volle borst mee terwijl de spelers het veld betraden. Zat de stemming er meteen in. Gisterenmiddag zat ik in Florence op de tribune tijdens Fiorentina tegen Reggina, de nummer laatst tegen de nummer één na laatst op de ranglijst maar aan de sfeer in het stadion viel niets te merken. Ik stond ingeklemd tussen mijn vrienden Andrea en Massimiliano. Een geur van olijven en plakken salami verspreidde zich door het vak nadat de buurman zijn lunchpakketje aanbrak. Er werden wat spandoeken uitgerold op de Curva Fiesole. Tifosi van de supportersgroep Ultras Viola 73 verklaarden zich solidair met een fan die onlangs werd opgepakt door de politie, klaarblijkelijk zonder iets te hebben misdaan. 'Is dat justitie, terwijl gedrogeerde ministers niet worden gearresteerd?', aldus de kritische boodschap. Verder een heerlijk najaarszonnetje, een gevuld stadion Artemio Franchi en een Toscaans heuvellandschap dat zich aftekende tegen de achtergrond, met hier en daar een cipresse en een middeleeuws kasteel. Luca Toni en Adrian Mutu staken hun hoofden uit de spelerstunnel, waarna i Viola in het spoor van aanvoerder Dainelli het veld op marcheerde. Prachtig zoals de mannen er in het paars opgeblonken bij stonden. Wat gekraak uit de speakers en daar gingen we. Opstaan, meeklappen én zingen met het inno Fiorentina van Carlo Buti: 'Oh Fiorentina....di ogni squadra ti vogliam regina....!!' Rattattataaa! Forza Fiorentina!!!!! Alè Viola!!!! Applaus! Ik genóót. Nog even zwaaien naar de jongens op het veld en de wedstrijd kon beginnen. Dat kon nu toch niet meer mis? Dat ging het ook niet. 3-0 voor de paarshemden. Met dank aan het inno Fiorentina.
Voor de liefhebbers hieronder de tekst van het clublied.
(De mp3 volgt hopelijk later)
INNO DELLA FIORENTINA
Garrisca al vento il labaro Viola,
sui campi della sfida e del valor,
una speranza viva ci consola,
abbiamo undici atleti e un solo cuore:
"Oh, Fiorentina,
di ogni squadra ti vogliam regina,
oh, Fiorentina,
combatti ovunque ardita e con valor,
nell'ora di sconforto e di vittoria,
ricorda che del calcio hai tu la storia.
Maglia Viola lotta con valore,
per esser di Firenze vanto e gloria,
sul tuo vessillo scrivi: "Forza e Cuore",
e nostra sarà sempre la vittoria:
"Oh, Fiorentina..."
Forza Fiorentina!!!!! Alè Viola!!!
Voor de liefhebbers hieronder de tekst van het clublied.
(De mp3 volgt hopelijk later)
INNO DELLA FIORENTINA
Garrisca al vento il labaro Viola,
sui campi della sfida e del valor,
una speranza viva ci consola,
abbiamo undici atleti e un solo cuore:
"Oh, Fiorentina,
di ogni squadra ti vogliam regina,
oh, Fiorentina,
combatti ovunque ardita e con valor,
nell'ora di sconforto e di vittoria,
ricorda che del calcio hai tu la storia.
Maglia Viola lotta con valore,
per esser di Firenze vanto e gloria,
sul tuo vessillo scrivi: "Forza e Cuore",
e nostra sarà sempre la vittoria:
"Oh, Fiorentina..."
Forza Fiorentina!!!!! Alè Viola!!!
Friday, October 20, 2006
Knoote 1e Nederlander in Serie A
Clarence Seedorf is op dit moment de enige Nederlandse voetballer in de Serie A. Hoe anders was dat in het verleden toen voetballen in de Italiaanse competitie nog reuze trendy en hip was. Italië was niet alleen het land van pasta, pizza en wijn, het was hét voetbalmekka. Daar kon je je als topspeler wekelijks meten met de allerbesten, daar kon je je zakken vullen, daar was het belastingklimaat ideáál! Vanaf de jaren tachtig maakten heel wat Nederlanders hun debuut in de Serie A. Niet alleen Gullit, Rijkaard en Van Basten, maar ook Ruud Krol, Jan Peeters, Wim Kieft, Michel van de Korput, Aron Winter en Mario Been pakten hun spullen. Een decenium later, tijdens een soort tweede exodus, volgden spelers als Kluivert, Davids, Bogarde, Reiziger, Stam en Van der Sar. Nederlandse spelers waren als handelswaar reuze populair. Die kon je voor een prikkie aanschaffen en ze pasten zich zo lekker aan! Geen gedoe met te laat uit bed of communicatieproblemen (al sloeg Edgar Davids af en toe met een boksbeugel om zich heen). Het was overigens niet altijd een onverdeeld succes met gli Olandesi. Van der Sar, toch algemeen beschouwd als één van de beste doelmannen ter wereld, maakte in Italië vooral naam als grabbelaar. Fans van Juventus herinneren zich nog altijd Sar's 'papere', oftewel: blunders. Ze vroegen zich af of hij misschien een brilletje nodig had? En Carlo Ancelotti houdt tot op de dag van vandaag vol dat Van der Sar hem twee scudetti gekost heeft. Enfin, het liep vaker goed af. Over Van Basten raken ze nog steeds niet uitgepraat en ook Faas Wilkes was een absolute cultheld tijdens de jaren vijftig. Hij speelde voor Inter de pannen van het dak. Als 'Il Tulipano Volante' het op zijn heupen kreeg en kunstzinnig door de linies dribbelde, stond het publiek op de banken. De Nederlander kwam in drie seizoenen tot een totaal van 95 duels waarin hij 47 keer scoorde. Een puik gemiddelde, waarvoor Wilkes tot op de dag van vandaag geëerd wordt. Al was het maar doordat veel mannen van in de vijftig met de voornaam Faas door het leven gaan en ook op die manier de herinnering aan de legendarische middenvoor levend houden. In de jaren daarna speelden nog wat Nederlanders in Italië. Karel Voogt kwam in de Serie B uit voor het Siciliaanse Messina, Willem Lakenberg speelde voor Pro Patria en Piet Kruiver kwam tot zeventien duels voor Vicenza. Het had niet veel gescheeld of een andere vedette uit die tijd had ook in de Serie A gespeeld, maar Abe Lenstra bleef uiteindelijk liever in Friesland. Om te vissen. Daarop trok Fiorentina de in 2002 overleden Piet Roosenburg aan, een speler met een flink onderstel, die snoeihard kon uithalen vanuit stand. Tijdens zijn allereerste duel in dienst van i Viola gaf de midhalf zijn tegenstander van Torino een tik op de lever, waarna Roosenburg de bijnaam 'Il Pugile', de bokser, kreeg. Een kapotte meniscus betekende het einde van zijn carriere in Florence, maar nog steeds is Roosenburg de enige Nederlander die het paarse shirt van i gigliati droeg. Niet dat daarmee de geschiedenis van Nederlanders in de Serie A is verteld. In het seizoen 1905/1906 komt een Nederlander met de naam Menno Knoote al in de annalen voor. Knoote was een Hagenees die aan het begin van de vorige eeuw naar Milaan trok om te kunnen schaven aan diens zangtechniek. In zijn vrije tijd speelde hij voetbal voor de in 1899 opgerichte Milan Football and Cricket Club, het huidige AC Milan. Voetbal was in die tijd alles behalve een Italiaanse sport. Er stonden meer Zwitsers, Duitsers en Engelsen in het veld dan Italianen. Knoote mocht dan Nederlander zijn, hij was met recht een 'goed weer voetballer'. Hij kwam alleen in actie als de zon scheen want stel je voor dat hij een verkoudheid zou oplopen en zo zijn stem zou veruïneren? Voetbal was vooral een spelletje. Op vrijdagen voor de wedstrijd bezocht Knoote steevast la Galleria di Milano in het centrum van de stad. Daar, hoog boven de ingang van een van Europa's eerste overdekte winkelcentra, hing een imposante barometer waarop Knoote de weersverwachting controleren kon. Werd er regen voorspeld, dan bleef Menno lekker thuis. Kopje thee erbij en klaar. Kwam het tijdens een duel tóch onverwacht met bakken uit de lucht, dan sprintte de middenvelder tijdens de wedstrijd zonder pardon van het veld en kon Milan FC het duel gewoon met tien man volbrengen. In boca al lupo. Crepi!
Thursday, October 19, 2006
Adriano in de problemen
De Braziliaanse website Globoesporte.com heeft foto's gepubliceerd van Inter-spits Adriano die een sigaret rookt in het gezelschap van sexy dames. De foto's zijn afgelopen zomer gemaakt tijdens een feestje in zijn huis in Como. Een paar weken na de geboorte van zijn zoon Adrianinho. De publicatie van de foto's, die in Europa door de Deense krant Aftonbladet Bild werden geplaatst, komt voor de Braziliaan op een zeer ongelegen moment. De spits kampt al maanden met een vormcrisis en ligt in Italië enorm onder vuur. Hij wist voor zijn club Inter al meer dan 200 dagen het doel niet te vinden. Trainer Roberto Mancini gaf afgelopen woensdag de voorkeur aan Cruz en Recoba in de spits tijdens het Champions League-duel tegen Spartak Moskou. Adriano schitterde evenmin tijdens de afgelopen WK. Volgens de website Globeosport was hij in Duitsland minstens vijf kilo te zwaar. Volgens de zaakwaarnemer van Adriano gaat het om een storm in een glas water. 'Adriano is 24. Het is normaal dat hij af en toe een feestje viert', aldus Gilmar Rinaldi.
De slip van Seedorf
Voetballers als modellen, we raken er steeds meer aan gewend. Freddie Ljungberg in een sexy pose voor Calvin Klein. Kaka en Shevchenko voor Armani, Giorgio Chiellini en Fabrizio Ravanelli voor Dirk Bikkembergs. Niets mis met de prachtig gebeeldhouwde lijven van de spelers, maar ik zie ze toch het liefst op het voetbalveld. Shirtje in de broek, opgetrokken sokken. Al bladerend door de Italiaanse Sportweek stuitte ik afgelopen weekend op Clarence Seedorf in een wel erg strakke onderbroek en verslikte me bijna in de espresso. De meest succesvolle Nederlandse clubvoetballer allertijden als muse voor John Richmond, het übertrendy Italo-Engelse modemerk. Het is weer eens wat anders...
Arme Adriano
Ik heb met Adriano te doen. Even snel opgehemeld als afgeschreven. Vorig seizoen nog opgepoetst als een Godsgeschenk. Hij was een wonder der natuur, een Goddelijke kanarie. De Braziliaan had amper dertien goals gescoord of hij werd al l'Imperatore genoemd, een verwijzing naar de Romeinse keizer Hadrian. Prompt droogden zijn goals op. Opportunisme is Italianen niet vreemd. De spits wordt amper een jaar later al weer voor oud vuil versleten, afgebrand, uitgejouwd. Op de tribunes wordt om Crespo, Julio Cruz en Recoba geschreeuwd. Tellertjes in de krant geven aan hoeveel dagen achtereen de Braziliaan al droog staat: 205. Van zo'n getal wordt je als spits bepaald niet vrolijk. Hij zou te dik zijn, te weinig gedisciplineerd, té gevoelig. Maar waardoor raakte Adriano werkelijk van de leg? Is het de vloek die op Inter rust? Was het vanwege het plotselinge overlijden van zijn vader in de zomer van 2005? Zijn de Argentijnen de boosdoeners, die de Braziliaan tijdens de training als pispaal gebruiken? Of tenminste, dat deed Juan Sebastian Veron vorig jaar. Of had het te maken met de geboorte van zijn zoon Adrianinho die door moeder Daniela lange tijd in Brazilië werd gehouden, ver weg van de jonge vader, omdat ze niet zeker van haar relatie was? Echt de meest zinnige en onzinnige scenario's worden opgevoerd. Trainers, commentatoren, journalisten, psychologen: iedereen heeft een mening over Adriano die nu een 'caso', een zaak
geworden is. Ik moest aan de grote Socrates denken die verpieterde in Florence en zich elke dag klem zoop aan het bier en aan Oscar Alberto Dertycia, de Argentijnse aanvaller die in 1989 als de Verlosser naar Fiorentina werd gehaald. Roberto Baggio zou voor de assists zorgen, Dertycia voor de goals. De assists kwamen, de doelpunten nooit. 'De paal, de lat, naast, hoog over. Als Dertycia de bal had, wist je één ding zeker: die gaat er niet in', vertelde mijn krantenboer Andrea. Hij grinnikte. Er werden grappen over gemaakt, over gezongen. Dertycia was de lul. Uiteindelijk brak stress de Argentijn op. Hij verloor niet alleen zijn neusje voor de goal, maar ook zijn haar. Echt waar. De speler die aan het begin van het seizoen niet had misstaan in een shampoo-reclame, was aan het einde van het seizoen volledig kaal. Stad en land liep de speler af om een specialist te vinden die hem met zijn haaruitval afhelpen kon, maar steeds was het antwoord hetzelfde: 'Niks aan te doen. Komt door de stress.' Arme Adriano. Voetballers uit vorm zijn als aangeschoten wild, klaar om opgestroopt te worden door pers en publiek. Bedankt en tot ziens. Wacht de Braziliaan hetzelfde lot als Dertycia? Een typisch gevalletje: 'Niks aan te doen, komt door de stress?' Of treedt hij alsnog in de voetsporen van de Romein Adriano wiens carriere uiterst succesvol was, al kwam ook de keizer uit de oudheid tamelijk tragisch aan zijn einde.
Wednesday, October 18, 2006
Eendagsvliegen in Serie A
Bidoni is de titel van het onlangs verschenen boek van Furio Zara over honderd eendagsvliegen in het Italiaanse voetbal. Edmundo, Maradona (Hugo, broer van...), Vampeta, Ortega, Rivaldo, Edmundo, Esajas, Bogarde en Bergkamp. Onder luid tromgeroffel stapten ze de Serie A binnen, maar de hooggespannen verwachtingen werden zelden ingelost. Geestig, vermakelijk en soms triest zijn de anecdotes over spelers die hun dromen in rook zagen opgaan. Of dat ook voor Winston Bogarde gold, wordt door de auteur betwijfeld: 'We hebben het hier over de grootste smiecht van het mondiale voetbal, de ultieme Dagobert Duck, de meeste overschatte voetballer allertijden', schrijft Zara over de Nederlander die in de zomer van 1997 door AC Milan van Ajax werd overgenomen. Samen met maatje Michael Reiziger die 'over meer tanden dan adequate tackles beschikte'. Vier maanden, drie duels en een enorme blunder (die Milan de winst kostte tegen Udinese) later, zat het avontuur er al weer op en vertrok Bogarde naar Barcelona en later naar Chelsea. In Londen kwam de speler slechts twaalf keer in actie maar kreeg in vijf jaar tijd wel twaalf miljoen gulden op zijn bankrekening bijgeschreven. 'Dat is 240.000 euro per maand, 8571 euro per dag. Elke dag een nieuwe Fiat Punto!', verbaast Zara zich. Hoe anders was dat in het geval Bergkamp. 'Zijn dribbels stierven vaak in schoonheid. Zijn acties waren vragen, zonder antwoord. Na elke weergaloze rush leek hij zich vertwijfeld af te vragen: 'Wat doe ik hier in Godsnaam?' Bergkamp werd in Italie slachtoffer van een knellende tactisch voetbalcorset. In de Serie A gaan goals boven alles. 'In Engeland groeide hij dankzij zijn filosofische dribbels gelukkig wel uit tot idool'. Daar worden vragen zonder antwoorden ook gewaardeerd. Zara schrijft ook over Harvey Esajas. De oud-Feyenoorder zette een punt achter zijn carriere nadat een hardnekkige blessure hem lange tijd aan de kant hield. De verdediger belandde in Spanje waar hij zich aansloot bij een rondreizend circus. Totdat beste vriend Clarence Seedorf hem twee jaar geleden naar AC Milan haalde voor een doorstart van zijn loopbaan. 'Het verhaal van Doornroosje', aldus Zara over Esajas. Het ontbrak de Nederlander niet aan goede wil - Esajas viel onder andere twintig kilo af - maar na één seizoen was het sprookje al weer ten einde. Ook het trieste lot van Mickail Ferrier komt aan bod. Het was april 1996, de speler van Volendam stond op het punt een contract te tekenen bij Verona. Ferrier werd de nieuwe Rijkaard genoemd, alleen de handtekening hoefde nog maar gezet. Het zou er nooit van komen omdat de club de oren liet hangen naar een stel imbecielen op de tribune. Fascistische fans die tijdens de derby Hellas tegen Verona hun ongenoegen uitten over de geplande nieuwe aankoop. Een opblaaspop met een zwart geverfd gelaat en een strop om de nek werd door mannen in Ku Klux Klan-outfit aan het hek van de Curva gebonden, naast een spandoek met opdruk: 'Laat die zwarte die ze jullie kado willen doen, het stadion maar schoonmaken'. Achtendertig minuten lang schalden spreekkoren van de tribunes. Niemand die wat deed. Uit lafheid. Foto's van het incident zorgden een dag later voor veel ophef binnen en buiten Italië. En wat deed Verona? De club blies de zaak Ferrier af. De speler van Volendam week daarop uit naar het bescheiden Salernitana en speelde later ook nog voor Catania. Een illusie armer, dat wel. Zara heeft ook een hoofdstukje aan Mardona gewijd, maar heeft het uiteraard niet over Diego Armando maar over diens broer Hugo Hérnan die in 1987 een blauwe maandag voor Ascoli speelde. 'Hij had het fysiek van een weekdier. Een verwend keffertje, met vlezige korte beentjes, een verzadigde dikke buik, een te groot ego en veel te lange tenen', aldus Zara. Op het eerste gezicht gelijkend op zijn beroemde broer, had Diego meer talent in zijn kleine teen dan Hugo in zijn hele lijf. Na twaalf duels was het over met de pret. 'Maradona II verliet Italië als een dief in de nacht, terwijl hij met veel bombastisch spektakel en gelul zijn entree had gemaakt'. Meer verhalen over eendagsvliegen in de Serie A in 'Bidoni' van Furio Zara, 10 euro. Uitgeverij Kowalski. ISBN 8874967195
Subscribe to:
Posts (Atom)