Slechts negen speelronden had Juventus nodig om zich in de Serie B in de top van het klassement te nestelen. Als de ploeg zich maandag sterker toont dan Napoli en koploper Genua verspeelt drie punten, dan is een gedeelde eerste plaats een feit. De bianconeri hadden zich geen beter kado kunnen wensen in een week waarin het 109-jarige bestaan werd gevierd. De schande van voetballen in de tweede divisie moet zo snel mogelijk worden weggepoetst. In Turijn laten ze er geen gras over groeien. Nooit eerder speelde de club tijdens de roemruchte geschiedenis in de Serie B. Van een domper op de feestvreugde was afgelopen woensdag evenwel niets te merken. Voorafgaand aan het met 2-0 gewonnen duel tegen Brescia, maakten Giampiero Boniperti, Roberto Bettega, Antonio Cabrini, Michel Platini en andere sterren uit het verleden hun opwachting op het veld. Van Moggi en Giraudo, twee aanstichters van het fraudeschandaal, geen spoor. Marcello Lippi en Gianluca Pessotto waren er wel. Hinkend op een kruk, lachtte en zwaaide Pessotto naar het publiek. Dat was voor het eerst sinds de oud-speler zich afgelopen zomer tijdens een zelfmoordpoging van het hoofdkantoor van de club stortte. 'Pessottino' zei niet te weten wat hem toen heeft bezield, dat hij moet zijn gesprongen in een vlaag van totale verstandsverbijstering.
Felice Placido Borel, Renato Cesarini en Raimundo Orsi, helden uit een nog verder verleden, waren woensdag niet van de partij omdat helden nu eenmaal ook sterfelijk zijn. Toch heeft het huidige Juventus haar status als topclub vooral aan de driemansvoorhoede uit de jaren dertig te danken. Dankzij de voorzetten en dribbels van Orsi, de goals van Borel en de geniale ingevingen van acrobaat Cesarini, veroverde Juve tussen 1931 en 1935 vijf scudetti op een rij. Zodoende werd de club, die op 1 november 1897 door een paar puberende adolescenten werd opgericht, niet langer aangesproken met Signorina maar met Signora, dame. Pas jaren later veroverde de club bianconero zich de bijnaam la 'Vecchia' Signora, oftewel: Oude Dame. De artiest van het elftal van zowel Juventus als de squadra azzurra was zonder twijfel Orsi, een Argentijn van geboorte die werkelijk kon toveren met de bal en het publiek vermaakte met fabelachtig dribbels langs de zijlijn. Orsi, met het glimmende brillcream-haar steevast in een onverbiddelijke middenscheiding gekamd, was een solist van het zuiverste soort. Op het veld en daarbuiten. Mumo, zoals de spits door de fans in Turijn werd genoemd, was behalve voetballer ook muzikant. In Buenos Aires trad hij buiten het seizoen regelmatig op in nachtclubs. De spits en zijn viool waren onafscheidelijk. In de kleedkamer voorafgaand aan wedstrijden trok Orsi het instrument regelmatig uit zijn koffer en vermaakte zijn ploeggenoten dan met een korte voorstelling. Dat werkte zo lekker ontspannend en dan liep het binnen de lijnen meestal ook beter. Felice Borel was meer een voetballer uit een stuk, minder kleurrijk buiten het veld maar in het zestienmetergebied niet minder elegant. De midvoor kreeg de prachtige bijnaam Farfallino mee, omdat hij tijdens zijn opmars richting het doel zo heerlijk voorbij zijn opponenten kon fladderen, als een Farfallino, een vlinder. Borel was ook een figlio d'arte, zoals kinderen in Italië worden genoemd die in de voetsporen treden van hun ouders. Ook Pa Borel en broer Aldo Giuseppe speelden in het eerste van Juventus. Daarom werd Felice Placido Borel II genoemd. Renato Cesarini tot slot, was de meest excentrieke van het drietal. Wereldberoemd binnen en buiten de lijnen. De casanova wond de signorine tijdens de nachtelijke uurtjes in de kroeg bij bosjes om zijn vinger, om de dag erna te presteren op het veld. 'Zona Cesarini' is in Turijn een gevleugelde uitspraak en wordt gebruikt als in de allerlaatste minuut de winnende goal wordt gescoord, wat één van Cesarini's specialiteiten was. De spits stond bekend als geniaal, fantasierijk en moedig, karaktereigenschappen die ook van pas kwamen tijdens zijn werk als acrobaat en dompteur in een circus. Cesarini vergaarde in het shirt van Juve roem en rijkdom. Het stelde de rokkenjager in staat ten volle van de geneugten van la dolce vita te genieten, ook al bevond Italië zich halverwege de jaren dertig op de rand van de afgrond en heerstte er sociale en politieke wanorde.
De triomtocht van Juventus viel gelijk met de opmars van Benito Mussolini, die zijn imperium bouwde op de fundamenten van een bijna-failliete natie. De dictator zou Italië - met name tijdens de oorlogsjaren - aan een fascistisch schrikbewind onderwerpen. De leider van de zwarthemden beschouwde sport in zijn algemeenheid en de successen van Juve in het bijzonder, als een uitstekend propagandamiddel en liet in Turijn een prestigieus voetbalstadion verrijzen. Stadio Benito Mussolini, het huidige stadio Communale, werd in 1932 binnen zeven maanden uit de grond gestampt en bood plaats aan liefst negentigduizend toeschouwers, een absoluut record in die tijd. Il Duce zou voor zijn inspanningen door de spelers van Juventus worden beloond. De ploeg deed de dictator vier landstitels op een rij kado en met de bianconeri als hofleverancier van de nationale ploeg, werden in 1934 en 1938 bovendien twee wereldtitels veroverd. Wat kon Mussolini zich nog meer wensen? Nu kon de hele wereld zien waartoe Italianen in staat waren: winnen!
Hoe het met Benito afliep is bekend. De dicator die tijdens WOII tot een bondgenootschap met Hitler besloot, kreeg uiteindelijk een kogel door zijn kop gejaagd door een stel Partizanen en werd daarna opgespijkerd aan een houten stellage op de Piazzale Loreto in Milaan. Vanuit het hele land reisden Italianen naar de Lombardische hoofdstad om il Duce op zijn kop te zien bungelen, naast minnares Claretta Petacci en wat koudgestelde handlangers. Uit woede en frustratie werden vorken en messen in de koude lijven geprikt. Van Mussolini is anno 2006 vermoedelijk niet veel meer over. Dat geldt niet voor zijn protserige praalgraf in Predappio waar nog dagelijks de wacht wordt gehouden door overtuigde fascisten en voor de vele imposante bouwwerken die hij de natie na zijn dood achterliet. Zoals het Communale in Turijn, dat meer glanst en glimt dan ooit nadat het stadion deze winter werd opgeknapt voor de openingsceremonie van de Olympische winterspelen. Zowel Torino als Juventus spelen er hun thuisduels, nu het Delle Alpi wordt opgeknapt. Het had Mussolini allicht behaagd. Zoals het hem vermoedelijk ook had behaagd dat topscorer allertijden Alessandro Del Piero afgelopen woensdag voor de slagroom op de taart zorgde door zijn 201ste treffer in het shirt van Juventus te scoren. Op dezelfde plek waar Orsi, Cesarini en Borel ooit dribbelden, op het gras van het stadio Benito Mussolini.
No comments:
Post a Comment