
In trattoria Carmagnini 500 schoof ik rond de middag aan tafel naast de 87-jarige Giovanni Corrieri, de voormalige gregario van Gino Bartali die Ginetaccio in 1948 aan de overwinning in de Ronde van Frankrijk hielp en zelf ook nog twee etappes meepikte (Metz en Parijs). Corrieri was een rijzige gestalte. Dat gold bepaald niet voor Andrea Bartali, oudste zoon van Gino Bartali, die de voormalige helper van zijn vader innig omhelsde en zoende. Bartali junior had een al even imposante krommende neus als de wijlen winnaar van de Giro en de Ronde van Franrkrijk. Of, zoals Paolo Conte het in zijn aan Bartali opgedragen liedje zo mooi verwoordde: quel naso triste come una salita, die melancholieke neus zoals een hellende klim. Ah, daar waren bondscoach Franco Ballerini, zijn voorganger Alfredo Martini en Pierino Coppi, neef van. Nog meer handengeschud en gezoen. Diego Ulissi, de piepjonge wereldkampioen junioren ging op een stoel zitten en daar kwam, als allerlaatste, de wereldkampioen zelve binnengestapt: een gebruinde Paolo Bettini, in het gezelschap van zijn echtgenote Monica. Een luid applaus steeg op vanuit de zaal. 'Paolo, Paolo!' Il Grillo glimlachte bescheiden en stak zijn hand op. Het was genieten geblazen tijdens deze incontro van de Italiaanse wielerfamilie.
Verderop in de zaal paradeerde Signore Carmagnini, de uitbater van het restaurant, driftig op en neer en rangschikte de prijzen, de bekers, fruitmanden, electrische boormachines, stofzuigers en andere kadootjes die lokale sponsoren voor de gelegenheid beschikbaar hadden gesteld. Twee valines, een brunette en een blonde miss, repeteerden de prijsuitreiking. In de openhaard werd het vuur nog wat opgestookt. Ondertussen werden de antipasti geserveerd: plakken salami en prosciutto, crostini toscani en lardo. Een goed glas Venetiaans wit en hupsakee, door naar de risotto met funghi, de tagliatelle met een sugo di cinghiale, de rosbief met spinazie en aardappelen en tot slot wat cantuccini di Prato die we overvloedig in de zoete

Andrea Bartali kwam over het nieuwste boek over zijn vader te spreken, waarin aandacht wordt besteedt aan diens werk voor de ondergrondse tijdens de Tweede Wereldoorlog. Bartali fietste tussen 1943 en 1944 gemiddeld driemaal per week van Florence naar Assisi, waar Joodse onderduikers zich in een kerk verborgen hielden. Zogenaamd voor een trainingsrit, maar ondertussen reed Gino met valse documenten rond die hij verstopte in de zadelpen. Geen zwarthemd die het in zijn hoofd haalde de grote Bartali, die al een Tour de France gewonnen had (1938), onderweg staande te houden en dus werden mede dankzij de legendarische kampioen zo'n vierhonderd Joden het land uitgesmokkeld.
En dan nog even over doping, pepmannen en pillen. 'Weet je wat voor mijn vader doping was?', zei Andrea Bartali. 'Una bistecca, een biefstuk'. We lachten. 'Maar hij heeft ook wel het een en ander uitgeprobeerd hoor, amfetaminen enzo. Oh ja'. Nu had Franco Calamai van de Gazzetta dello Sport nog wat te melden; 'Want was het niet zo Giovanni (Corrieri) dat hij jou er eens op uitstuurde om de inhoud van de vuilnisemmer van Coppi te controleren om erachter te komen wat hij tijdens de koers achterover had gedrukt?' Corrieri knikte. 'Si, si'. Ach, doping is van alle tijden. Twee medewerkers van de Giro d'Italia, verantwoordelijk voor de sponsoring en pr, begonnen naast me over Basso en Pantani en legden uit waarom veel renners hun schedel kaalscheren en (in sommige gevallen) het haar blonderen, zoals begin en halverwege de jaren negentig nogal eens gebeurde, men denke aan Pantani en Frank Vandenbroucke. 'Gebruik van EPO is het eenvoudigst te traceren

Het was tijd voor de uitreiking van de Giglio d'Oro. Saverio Carmagnini stak de loftrompet over Bettini. Wat hadden we met allen van zijn overwinningen genoten, wat had hij veel grinta getoond en oh, wat hadden we met hem meegevoeld toen eind september Bettini's broer zijn auto de sloot instuurde en ter plekke aan de gevolgen overleed. Dat hij daarna op grandioze wijze de Ronde van

No comments:
Post a Comment