Wednesday, March 24, 2010

primavera



Ontloken bloesem hult Lucca sinds deze week in de geur en kleur van de lente. Bij ijssalon Veneta wordt weer gelato besteld en geen bejaarde die in de stoel van barbier Giuliano durft te klagen over slipgevaar als over een maand de afgestorven Magnolia-bloesem de Corso Garibaldi bedekt en de ene na de andere oude vandagen op het glibberige asfalt de benen breekt.
Na een lange en natte winter kondigt zich eindelijk la primavera weer aan. Dat wil zeggen: meisjesbenen onder een opwapperende zomerrok, jongens in overhemd met gesteven kragen en Milano – Sanremo natuurlijk. Oftewel: La Classicissima, de voorjaarsklassieker die sinds 1907 wordt verreden door hengstige wielrenners met gladgeschoren en ingevette benen. Cipressa op, Poggio af, draaien, keren en dan in een lange sprint over de boulevard Lungomare Italo Calvino, richting de rondemissen in de voorjaarszon.
Toch jammer dat er voor morgen flinke regenval is voorspeld.
In 1991 kwam het ook met bakken uit de lucht en had je il Diavolo Claudio Chiappucci die tijdens een heroïsche ontsnapping ruim hondervijftig kilometer solo reed. En nog winnen ook. Op de mythische Via Roma. Maar het kon allemaal nog veel erger. Zoals tijdens de editie van 1910. Het pak sneeuw dat die dag uit de lucht kwam vallen had met la primavera niets te maken. Onder de top van de Turchino stapte de Fransman Eugène Christophe van ellende van zijn fiets en ging lopen. Met bevroren voeten. En daarna begon hij te rennen en te springen, om warmte op te wekken. De wind gíerde rond. Christophe passeerde Cyrille van Hauwaert, de winnaar van 1908, die met zijn fiets in handen stond en opgaf. Christophe kreeg maagkramp en knalde langs de kant van de weg op een boom. Het was ijskoud. Hij kon alleen zijn hoofd nog bewegen. De Fransman ijlde. Hij dacht aan de finish in Sanremo, aan de dubbele uitkering en de driehonderd franc voor de eerste plaats. Toen stopte er een man. Hij nam Christophe mee naar huis, kleedde de wielrenner uit en rolde hem in een warme deken. Daarna schonk hij aqua calda (heet water) en rum. Het was na een minuut of twintig dat Christophe zich weer mens begon te voelen. Er druppelden nog meer verkleumde renners binnen die hun bevroren vingers in het vuur staken.



Na een poos zei Christophe dat hij maar weer eens ging. De anderen verklaarden hem volkomen voor gek maar voorbij Savona, met nog zo’n honderd kilometer te gaan, vloeide er weer kracht in zijn benen en na ruim twaalf uur op de fiets bereikte de Fransman zowaar de finish in Sanremo. Van de 63 deelnemers bereikten slechts zeven renners de meet. De winst bleef evenmin voor Christophe zonder gevolgen. Hij lag ruim een maand met bevriezingsverschijnselen in het ziekenhuis en kon pas na twee jaar weer koersen op niveau.
Zo’n lot gun je een Bennati of Boonen gewoon niet. Daarom toch maar duimen. Voor een fijn lentezonnetje voor Daniele en Tom.

Tuesday, March 23, 2010

Moser in De Muur 28


Ik vroeg me af of het waar was wat ik zag. Of het klopte dat ik op een meter afstand tegen het achterwerk van Francesco Moser aan zat te kijken; de Italiaanse wielerlegende met meer profoverwinningen (273) achter zijn naam dan grote kampioenen als Costante Girardengo, Coppi en Cipollini; de Italiaanse monsieur Paris Roubaix die op de kasseien klasse koppelde aan grinta; met die karakteristieke donkere grimas in het met blubber besmeurde gelaat gebeiteld en de gehoekte Romeinse fok fier vooruitgestoken in de wind. Of, zoals wielerjournalist Mario Sconcerto zijn landgenoot ooit zo mooi omschreef: ‘Hij is zo gemeen dat je er bang van wordt maar hij is bellissimóóóó!’. Zowel op de weg als op de baan, tijdens klassiekers, wereldkampioenschappen, de Tour en de Giro d’Italia. Moser was geen uitgesproken ronderenner maar toch zeker een meestercoureur, een man op een fiets met een groot hart, die in het tijdperk van vóór de gangmakende treintjes en knellende tactische koerskorsetten, eendagskoersen won bij de vleet en in 1984 ook nog eens het onaantastbaar geachte werelduurrecord van Eddy Merckx uit 1972 uit de boeken reed. Afijn, die man dus: Francesco Moser.

Lees meer van pastasport op bezoek bij Francesco Moser in De Muur 28, binnenkort in de boekhandels.

http://www.demuur.nu/

Friday, March 05, 2010

Moviola

Zo’n verkeerde wissel had Kramer versus Kemkers in Italië moeten overkomen. De blunder zou nog dagen, zo niet weken lang in de moviola zijn afgedraaid. Play rewind en nog een keer, terwijl ontzettend gewichtige personen tijdens de uitzending van la Domenica Sportiva hun al even gewichtige mening zouden geven over Kramer zus en Kemkers zo. Het moment zou vanuit alle mogelijke camera-standpunten zijn herhaald. Beetje inzoomen, uitzoomen en liplezers in de studio om te achterhalen wat Kemkers nou precies zou hebben gezegd en Kramer tijdens zijn scheldkannonade na afloop. Voor je het weet zou de eerste de beste deskundige in de studio (journalist, politicus of model) zijn begonnen over een samenzweringstheorie tegen Kramer én de ganse Italiaanse natie. Want wie was eigenlijk die geheimzinnige man daar áchter Gerard Kemkers op de tribune? Een Zuid-Koreean soms? Zie je wel! En die zit op dat moment Kemkers misschien wel af te leiden. Of was het allemaal toch de schuld van het IOC dat opeens met die nieuwe spelregel kwam dat trainers tijdens deze Olympische Spelen verder uit elkaar moeten staan op de baan. Meer richting de ene bocht en met minder zicht op de andere. Heel verwarrend allemaal. Vooral als je als trainer tijdens een rondje 30,5 ook nog eens het verschil met Lee moet noteren en ondertussen niet vergeten het dopje op je whitemarker te doen, anders droogt ‘ie uit. Een neuropsycholoog zou in de studio mogen uitleggen dat je van al die toestanden vanzelf kortsluiting krijgt, waarna de vader des vaderlands himself, Silvio Berlusconi, ook nog even live inbelt om zijn mening te geven. En voor de ploegenachtervolging zou Silvio willen zeggen: ‘Forza Sven. Forza Italia!’

De moviola dus; een enorme hit sinds de invoering halverwege de jaren zestig. Toen begon pionier Carlo Sassi met een piepklein cameraatje in te zoomen op overtredingen, goals en randzaken en bewees al rap dat een belangrijke goal van Gianni Rivera tijdens een stadsderby tegen Inter niet zat. Op die dag moet zo ongeveer het getetter en gediscussieer op televisie begonnen zijn. Zoals tijdens het programma Il Processo di Biscardi waar de polemiek over sportzaken zó hoog kan oplopen dat voor- en tegenstanders elkaar soms bijna te lijf gaan. Allemaal vrij normaal. Hoe meer drama hoe beter. Italiaanse toestanden en je vraagt je af hoe het er in het geval Kramer vs Kemkers aan toe zou zijn gegaan.
Hoe dan ook is de impacht van de moviola enorm in het land van corrumperende machthebbers en omgekochte leidsmannen. Alleen de televisie spreekt de waarheid, al levert het verder niets op en heeft het de paranoïde fan alleen nóg wantrouwiger gemaakt. Die les leerde trainer Carlo Ancelotti van Chelsea inmiddels ook. Toen hem na afloop van Inter tegen Chelsea werd gevraagd of de overtreding op Kalou nou wel of geen penalty was, reageerde Carletto very British: ‘No comment. In Engeland bestaat de moviola niet’.

Clarence Clyde de curler zou meteen goud hebben gewonnen

Ze zouden hem, ondanks zijn jonge leeftijd, de opa van het curlen hebben genoemd vanwege het enorme zelfvertrouwen en zijn volwassen manier van spelen. Clarence Clyde de curler zou meteen goud hebben gewonnen en daarna tenminste nog drie plakken, tijdens de games van Lillehammer, Nagano en Turijn.

COLUMN Stel je nou voor dat Clarence Seedorf geen voetballer was geworden. Wat als Johan Seedorf zijn oudste zoon op 6-jarige leeftijd niet had ingeschreven bij AS'80 maar meegezeuld naar de kunstijsbaan in Almere.

Was Clarence Seedorf dan curler geworden? Goed beeld wel. Ik zie hem zo staan, met die dikke billen in een strak oranje trainingspak gehesen en met in zijn linkerhand de steen met strijkijzergreep. Clarence zou ook als curler een natuurtalent zijn geweest met een fabelachtige techniek. Wedden?

Je kunt je alleen maar voorstellen hoe Clarence Seedorf, de Shani Davis van het curlen, de loodzware steen met effect over de ijsbaan zou weten te caramboleren. Of bezemen. Als een bezetene. Voor extra curve en glijvermogen. Als Clarence een curler zou zijn geweest, dan had hij op zijn 16de al aan zijn allereerste Olympische Spelen meegedaan.

Ze zouden hem, ondanks zijn jonge leeftijd, de opa van het curlen hebben genoemd vanwege het enorme zelfvertrouwen en zijn volwassen manier van spelen. Clarence Clyde de curler zou meteen goud hebben gewonnen en daarna tenminste nog drie plakken, tijdens de games van Lillehammer, Nagano en Turijn.

En Seedorf zou zich als 33-jarige veteraan als vanzelfsprekend hebben weten te plaatsen voor Vancouver, al weer zijn vijfde Spelen op een rij. Na afloop van de zoveelste gouden wedstrijd zou niemand het over de eenvoudig olympisch kampioen Sven Kramer hebben, laat staan Mart Smeets, die vanachter zijn presentatordeskje wel zou hebben opgemerkt dat 'we' weer eens hebben gewonnen en dat 'we' dankzij het curlinggoud van Seedorf weer een plaatsje zijn gestegen in het medailleklassement.

Het Nederlandse volk zou hem even later stralend voor de camera van de NOS hebben zien staan, met die vrolijke kijkertjes en een glimlach van oor tot oor, ondanks verslaggever Bert Maalderink die voor het aangezicht van de vijfvoudig olympisch kampioen geen enkele zure vraag had durven te stellen. Ben je gek. Het zou juist een ongelooflijk gezellig goednieuwsgesprek zijn geworden en geen woord over een gebrek aan respect of twijfel over Seedorfs uitstraling als natuurlijk leider.

Als Clarence Seedorf een druistige curler in plaats van een wereldvoetballer was geweest, zouden we onze beste clubvoetballer aller tijden hebben omarmd als onze grootste olympiër.

Maar dan hadden we dus ook die wereldgoal van afgelopen dinsdag tijdens AC Milan tegen Manchester United gemist. Op aangeven van Ronaldinho en achter het standbeen langs. Wat kan het de echte voetbalfan eigenlijk schelen wat de uitslag was? De schoonheid zat 'm in de bal van Clarence Clyde.

Je vraagt je af wat trainer Leonardo heeft bezield om Seedorf op de bank te zetten. Ik vermoed dat Seedorf als curler een invalbeurt nooit zou zijn overkomen. Hoe dan ook was de goal goud waard. (RENATE VERHOOFSTAD)

Ballero

Sabrina Ballerini had een kassei bovenop de kist van haar overleden echtgenoot gezet. Ze zei dat hij er zo vredig bij lag. Dat het leek alsof hij sliep. Een geruststellende gedachte, maar ik dacht toch liever aan Franco Ballerini bij leven. Dan zag ik hem weer glimlachen. Of hoorde zijn vrolijke stem in mijn hoofd. En dan die sideburns van ‘m. Ook onvergetelijk. Echt de mooiste bakkebaarden ter wereld zaten op de slapen van Ballerini. Ik bekeek het stel eens van dichtbij tijdens een kermiskoers in Campi di Bisenzio. Het was eind mei, de Giro d’Italia zat er net op. De succesvolle bondscoach van de Italiaanse wielerploeg (4 wereldtitels en een gouden plak) stond er mooi opgeblonken bij. Gebruind gelaat in een hagelwit poloshirt. Van modderspatten en vermoeidheid uit Parijs - Roubaix geen spoor. Er speelde een bandje, de burgemeester schudde handen en een rondemiss in open auto reed in het rond. En de wielrenners hard trappen, achter het wapperende haar van het blondje aan. De bondscoach zag dat het goed was en nipte van zijn glas wijn.
En nu is hij dood. En dus dacht ik deze week veel en vaak aan Ballerini de wielrenner, die met kromgetrokken rug zo geweldig over de klinkers van Parijs - Roubaix knallen kon. En maar stampen op die pedalen, doorrammen in het bos. Het was lang niet altijd even pienter wat de vleesbonk liet zien maar dapper was ‘ie wel. En sterk! En ondertussen lekker winnen. Zoals tijdens de Hel van het Noorden in 1998.
Mán, zoals il Ballero in een flits voorbij denderde die dag. Ik stond erbij en ik keek ernaar. Naar de turbodijen van Ballerini in het Bos van Wallers. Het was een tel nadat Johan Museeuw zo’n beetje voor mijn neus op een scherpe kassei zijn knieschijf in twee delen brak. Lullig voor de Belg, maar Ballerini dacht: ‘E vaiiiii!!!’ En daar ging ‘ie. Hard en voortvarend. Trappen als een dolle en pas stoppen na de meet in Roubaix.
Snel, sneller, snelst. Ook na zijn carriere als wielrenner. Ballerini verzamelde motoren, ontwikkelde een passie voor de rallysport en won wereldtitels met de snelheid van het licht. Living in the fastlane. Overal en altijd. Zo ook afgelopen zondag toen de bondscoach als navigator meedeed aan de rally van Larciano en zijn leven in de hoogste versnelling opeens tot stilstand kwam, nogal bruusk en wreed, met een doffe knal in de Renault Clio tegen de muur van een villa op zijn eigen Toscaanse platteland.
Italiaanse toestanden afgelopen dinsdag tijdens de begrafenis. ‘E merci’, schreef de wielrenner op zijn shirt toen hij in 2001 in Roubaix afscheid nam van sport en publiek. ‘E Merci’, dachten de duizenden rouwenden in Casalguidi. En plengden een traan op Franco Ballerini’s graf.

Sunday, February 07, 2010

e morto Il Ballero




E morto Il Ballero; Franco Ballerini. Grande ciclista, grande citi, grande persona.
e Merci.

Friday, January 29, 2010

San Siro Alex



Sir Alex hing over een Chesterfield-stoel in de lobby van het hotel. In een iets te ruim zittende overjas en een rode shawl om de Schotse nek geknoopt. Op een televisiescherm in de achtergrond schoten herhalingen van de derby tussen Inter en Milan voorbij. Ferguson, als spion in San Siro aanwezig om AC Milan aan het werk te zien, bekeek de beelden opnieuw met veel interesse. De goal van Milito, de rode kaart voor Sneijder en mompelde dat de scheidsrechter een twat (oelewapper) was. Inmiddels zoemden opgewonden Italiaanse tifosi om de manager van Manchester United heen en vroegen in hun beste Engels om een handtekening en een foto. Ik besloot mijn camera er ook maar eens bij te pakken. Gewoon, je komt in Italië niet zo vaak een Sir tegen. Laat staan Sir Alex. Of, zoals mijn Britse vriendje de ontmoeting later op Facebook zou omschrijven: ‘...Meeting Sir Alex, y'know, outside of meeting Jesus Christ…’ En alhoewel ik Fergie voornamelijk kende als die man met dat norsige kauwgomkauwende drankhoofd die Ruud en Jaap ooit wegstuurde, stond de Schot er bijzonder fris en vriendelijk bij. En zonder bril. We schoven dichterbij, trokken allebei onze charmantste glimlach en - klik! - zei toen de camera. Het liep inmiddels tegen middernacht en we kregen het over Macclesfield, een arbeidersdorpje onder de rook van Manchester waar een deel van mijn Britse schoonfamilie vandaan komt en waar Ferguson vijf mijl vandaan woont, vooral vanwege de prachtige Engelse countryside. Nee, Sir Alex hoefde geen pint. Thanks. Ondertussen begon collega Emile Schelvis van Sport1 over Wayne Rooney, die vorige week weer zo verschrikkelijk goed was tegen Hull City. En Ferguson maar knikken. ‘Yeah, he’s a good lad. Wayne’s good, yeah. A good lad’, klonk het als het refrein van een aanstekelijk nieuw popliedje over de witte Pele. Plots kwam de naam van David Beckham uit de lucht vallen. Sir Alex trok een gezicht alsof hij met zijn voet in een enorme Italiaanse hondendrol was getrapt. Ik vermoedde dat het er niet goed uitzag voor Becks, de middenvelder van AC Milan die onlangs aangaf zijn carrière het liefst te willen afsluiten bij zijn jeugdliefde ManU. Pfffffff… was het enige dat Ferguson in eerste instantie uitbracht en daarna mompelde hij opnieuw binnensmonds over de invloed van vrouwtje Victoria; ‘that thing’. Het werd tijd om naar bed te gaan, zei Sir Alex. Maar niet voordat hij het verhaal had verteld over een neef van ‘m uit Glasgow; een beeldend kunstenaar die in Canada vijfenveertig jaar geleden als een blok viel voor de charmes van een Nederlands meisje en haar uiteindelijk volgde tot aan Den Haag, waar ze al die tijd gelukkig hebben geleefd, totdat de vrouw drie jaar geleden helaas overleed. ‘Dat is pas echte liefde’, dacht ik. En Sir Alex vermoedelijk ook.

Friday, January 22, 2010

Top-3 knappe voetballers




De knapste voetballer waar ik ooit zelf met mijn neus bovenop heb gestaan, is niet David Beckham. Maar de Engelsman staat op de objectieve lijst van voetballende knapzakken natuurlijk wel in de top drie (op de subjectieve lijst van ‘mooie’ mannen doen de broertjes Phil en Gary Neville het erg goed, Berry van Aerle en John Feskens, die vanwege een uit de kluiten gewassen onderkin ook wel d’n Beitel van Willem II werd genoemd). Afijn, het gebeurde dus tijdens het EK van 2000 in Nederland dat Becks na afloop van het groepsduel tegen Portugal (3-2 verlies voor Engeland) zijn middelvinger opstak naar eigen publiek; een soort toegift voor de hoolies die hun glamourmiddenvelder een wedstrijd lang hadden uitgejouwd. Beckham was not amused en stapte na afloop als een van de eersten en met een indrukwekkend chagrijnig gezicht in de spelersbus aan de Frederik Hendriklaan in Eindhoven. Daar stond ik toevallig ook geparkeerd en zag hoe de Engelsman plaatsnam ergens halverwege in de bus. En daar zat de ongeëvenaarde beauty dan; de metroman van het mondiale voetbal. Stoïcijns voor zich uitstarend. Hij zei niets, deed niets, bewoog niet. Totdat een medewerker van de Engelse ploeg voor de onbeminde schoonheid een koelverse bejaardenmaaltijd in de magnetron schoof – ping! - en Beckham van ellende dan maar aan het kanen sloeg.

Andere scene, zelfde EK. De training in de Amsterdam Arena zat er ongeveer een uurtje op of de gladgeschoren en opgeblonken mannen van de Italiaanse voetbalploeg trokken aan hongerige journalisten in de mixed zone voorbij - in een wolk van Acqua di Giò. Ik zag Totti, Del Piero en levende legende Gigi Riva, maar de knapste van het stel was toch Alessandro Nesta – de centrale verdediger met het engelengezicht. Nesta droeg op zijn rechterkuit een agressieve tattoo van een vuurspuwende draak (of was het een slang?) maar staat voor het overige bekend als saai. Hoe dan ook: Nesta op 2.

* Tromgeroffel

AC Milan heeft dus een nieuwe Marco. Hij is nog bello ook en regelmatig te bewonderen tijdens trainingen op Milanello. Marco Borriello is al jaren beroemd vanwege zijn looks maar tobde vaak met blessures en werd in 2006 betrapt en geschorst vanwege doping. Alsof dat niet erg genoeg was verklaarde Belen Rodriguez, Borriello’s verloofde, dat het allemaal kwam doordat zij met een cortisonencrème’pje tegen een vaginale infectie had gesmeerd. ‘Begrijpjewel’, zei Belen. Maar men begreep er in Italië helemaal niets van, laat staan Marco Borriello, die helemaal de kluts kwijt leek toen Belen hem een tel later voor een societyfotograaf verliet. In Italië werd al voor de carrière van mooie Marco gevreesd maar de Serie A beleeft dit seizoen de wederopstandig van het knapste jongetje van de klas. Borriello scoort weer en hoe! Alla Van Basten. En daarom: Borriello op 1.



De complete top 3 komt aanstaande zondag in actie tijdens de stadsderby tussen Internazionale en AC Milan, dat op de schaal van schoonheid dus eigenlijk al gewonnen heeft. Al was het maar omdat de bevallige Leonardo in zijn onafscheidelijke trenchcoat het volgens de Gazzetta dello Sport wint - zij het nipt - van de al even welgevormde en de doorgaans goed geklede José Mourinho. Lekker belangrijk zou je zeggen, maar het zijn zelfs dat soort subjectieve feitjes die er in het land van calcio, moda en fare la bella figura (er goed uit zien) in de aanloop naar de derby toe doen.

Wednesday, January 20, 2010

Secretariat




In Italië wisten ze het al veel langer maar de bevestiging kwam deze week vanuit Amerika waar Varenne, een beroemde Italian stallion met de status van een profvoetballer met duizenden groepies (vooral abonnees van de Penny) een plaatsje in de Horse Hall of Fame kreeg toebedeeld. Ja, zoiets bestaat dus écht. Viervoeters zijn soms net filmsterren en ieder land zijn eigen heldenpaard. Zoals Red Rum in Engeland een household-name is en Sebiscuit in Amerika hadden wij vroeger Yellowa en Yzeren Hein. Maar de grootste ster van allemaal is wellicht Secretariat; op nummer 35 het hoogst genoteerde paard in de ESPN top 100 van beste atleten van de vorige eeuw. Ik heb het levensverhaal van the miracle horse er tijdens het Kerstreces nog eens op nagelegzen. De Amerikanen noemden hem The Big Red. Hij was geen paard maar een personality die begin jaren zeventig zelfs op de voorpagina’s stond van the Times, Sports Illustrated en Newsweek. Secretariat was een soort Usain Bolt op vier benen die met ultra-uitgestrekte passen over de renbaan kon galopperen, steeds sneller en sneller, als een vuurpijl voorbij zijn rivalen Sham en Our Native, zoals tijdens de Kentucky Derby van 1973, om met een niet eerder vertoonde turbo-injectie richting finish te denderen. Het was alsof Secretariat vlóóg die dag. Zeventigduizend fans op de tribunes van Belmont Park veerden nerveus op van hun stoeltje bij het ingaan van de laatste bocht en luisterden naar de stem van spreekstalmeester Chick Anderson die op z’n Hans Eijsvogel’s in de microfoon tetterde: "Secretariat is alleen. Hij rent als een niet te stoppen machine. Unbelievable! Hij ligt 31 lengtes voor’. Bij de finishlijn stond op dat moment Eddie Sweet, Secretariat’s verzorger, al klaar. Die dacht: ‘Dit kan niet. Dit gaat te hard. Hij valt zo dood neer’. Het tegenovergestelde gebeurde. ‘The horse just kept running and running’. Als een soort Forrest Gump. Secretariat legde de mijl uiteindelijk af in een tijd van 1 minuut en 59 seconden, ruim twee seconden sneller dan de oude toptijd en een record dat tot op de dag van vandaag staat. Op de tribunes zakten mensen van ongeloof terug in hun stoeltje. Omdat men wíst dat hier sportgeschiedenis was geschreven. Reden voor sommige winnaars om het prijzengeld niet te gaan innen aangezien het ticket als aandenken aan een historische race van meer waarde was.

Lang niet gek voor een paard waar amper wat van verwacht werd. Gewoon. Omdat hij te vriendelijk was. En zelfs te knap om een échte topper te zijn, beweerden de kenners: ‘You can’t have all the luck’. Dat bleek toen in 1989 een hoefziekte werd geconstateerd bij de pas 19-jarige dekhengst, wat uiteindelijk leidde tot zijn dood. De dierenarts zette een spuitje in Secretariat’s vlezige bil en daar zakte The Big Red definitief door de benen. Dood. Het was een tragisch maar ook wel weer een passend einde voor de James Dean van de rensport en goed voor een ere-plaats in de Horse Hall of Fame.

Saturday, January 09, 2010

Het trieste lot van Maickel en Mario

Op een bepaald moment tijdens de wedstrijd werd op de curva een pop heen en weer gejonast, zo'n exemplaar van papier maché zoals je die tijdens carnaval op praalwagens wel ziet. Maar dit waren de straten van Oeteldonk niet, dit was de stadsderby tussen Chievo en Hellas Verona. Van leut was geen sprake.

De tifosi van Hellas meenden het serieus. Ze hadden het gezicht van de pop zwart geverfd en op het shirt stond: Negro go away. Maar er was iets dat nog meer indruk maakte: de pop droeg een strop om zijn nek en werd met een touw aan de ballustrade van de tribune opgeknoopt. En daar hing de marionet van de ultràs dan, bungelend aan een koord in het Bentegodi-stadion, opdat iedereen het goed kon zien.

Als in een neo-fascistische choreografie stelden skinheads in Ku Klux Klan-outfit zich naast elkaar op en klapten met de handen op de maat van militaire marsen. Daarna werd een spandoek uitgerold: Laat die zwarte het stadion maar schoonmaken. Met 'die zwarte' werd de Nederlander Maickel Ferrier bedoeld, ook wel de nieuwe Rijkaard genoemd. Het was april 1996 en de speler van Volendam stond op het punt een contract te tekenen bij Verona. Maar een zwarte speler bliefde het extreem-rechtse deel van de aanhang niet.

Het nazistische handgeklap hield een helft aan terwijl de pop bungelde in de wind. Iedereen zag wat er gebeurde, niemand die wat deed. De bal bleef gewoon rollen. Datzelfde gebeurde deze week toen tijdens het door Inter met 1-0 gewonnen uitduel met Chievo Verona oerwoudgeluiden neerdaalden op Chievo-middenvelder Luciano en doelpuntenmaker Mario Balotelli.

Met name de talentvolle Italiaanse spits, die in Palermo werd geboren uit Ghanese ouders, is sinds zijn debuut voor Inter geregeld slachtoffer van racisme. 'Schande', zegt het ene deel van de parochie. 'Eigen schuld', zeggen de anderen, zoals Mimmo Di Carlo. De trainer van Chievo vindt dat de wel erg zelfbewuste jongeman van Inter de spreekkoren voornamelijk aan zichzelf te danken heeft en dat hij iets zou moeten doen aan dat provocerende gedrag van 'm.

Voorzitter Campedelli zei zelfs dat hij helemaal geen spreekkoren had gehoord. Zoiets heet: je kop in het zand steken. Precies wat collega-president Alberto Mazzi van Hellas in 1996 deed toen Ferrier alleen zijn handtekening nog maar hoefde te zetten. De deal zou er nooit komen. 'Omdat het zo beter was.'

Het is de wereld op z'n kop. Zoals het ook de wereld op z'n kop is dat een Italiaanse sportrechter Mario Balotelli donderdag een boete van zevenduizend euro oplegde omdat de spits bij het verlaten van het veld provocerend applaudisseerde naar het Veronese publiek, dat hij 'om van te kotsen' vond. Bepaald geen flatteuze opmerking, maar wel begrijpelijk. helaas leidde de jonge spits met zijn uitspraak ongewild de aandacht af van het werkelijke probleem.

Renate Verhoofstad schrijft elke vrijdag een column voor AD Sportwereld

Thursday, January 07, 2010

50 jaar zonder Coppi

Op 2 januari om kwart voor negen ‘s ochtends is het dus al weer vijftig jaar geleden dat je dood ging. Je zou zeggen dat het leven inmiddels doorging, dat je in de vergetelheid zou raken, dat de wielerfans je anno 2010 zouden hebben ingeruild voor een nieuwe kampioen. Niet in Italië. De legende is springlevend, vooral in de harten van de nostalgische wielerfans. Verhalen over de kampioen der kampioenen gaan van generatie op generatie zoals met grootmoeders recept voor een traditioneel bordje ribollita gebeurd. Coppi is Coppi. En er is maar één Campionissimo.
Ik was ooit aanwezig bij een feestje in Montecatini Terme waar oude wielerkampioenen in het zonnetje werden gezet. De zoon van Gino Bartali zat aan een tafeltje vooraan en de neef van Fausto Coppi was er ook. Andrea Bartali en Pierino Coppi raakten zelf nooit een trapper aan maar ze werden door het publiek uitbundig gevierd. Daar werden de zoon en de neef gedenkbeeldig op de schouders genomen en onder luid applaus door het restaurant gehost. De nazaten moesten op de foto en er werd om handtekeningen gevraagd. Ik vond het een wat vreemde toestand en het feestje deed wat potsierlijk aan, maar dat was nog voordat ik de ziel van de Italiaanse wielerfan wat beter leerde doorgronden.
Een Italiaan conserveert graag; of het nou om kunst, cultuur of verhalen over wielerkampioenen gaat. Het heeft vast te maken met een heimelijk verlangen naar het verleden, naar de tijd van Fausto en Gino, toen alles beter was. En misschien worden daarom zoveel musea, granfondo’s, gran premio’s, bokalen, bergtoppen, plaquettes, bustes, standbeelden, feestdagen, fanclubs, websites, wijken, straten en pleinen naar wielerhelden vernoemd. Alsof een museum (in Castellania) niet genoeg was, heeft Coppi ook in het nationale wielermuseum van Madonna di Ghisallo een belangrijke hoek. Alsof een buste (boven op de Stelvio) niet genoeg was werd het hoofd van Coppi ook op de Passo della Bocchetta gezet om zijn laatste overwinning tijdens de Giro dell’Appennino te herdenken, en God weet waar in Italië nog meer bronzen Coppi’s staan. Alsof ik aan twee boeken over Fausto Coppi (een van Gianni Brera en een van Martin Ros) niet genoeg had, heb ik deze maand nóg maar een boekje van Brera over Coppi gekocht (Coppi e il diavolo) en daarna nog één (Un uomo solo al commando van Paolo Alberati). Via de websites van amazon.com en bol.it ook nog het een en ander besteld en om mezelf helemaal te verwennen deze week een niemendalletje laten inpakken waarin Andrea Bartali en Marina Coppi uitleggen hoe het was om de zoon/dochter van een kampioen te zijn. Ik heb altijd een soort mededogen gevoeld met Marina, Coppi’s enige dochter uit diens eerste huwelijk met jeugdliefde Bruna, die in 1953 zonder vader verder moest omdat de Campionissimo zijn hart verloor aan la Dama Bianca. Fausto Coppi liet in 1953 zijn gezin voor Giulia Occhini in de steek, toen Marina pas vijf was. ‘Als de mensen me vragen naar herinneringen aan mijn vader, schiet ik vaak te kort’, zei ze daarover onlangs tegenover de Gazzetta. Coppi zette voor de liefde zijn reputatie als wielerheld op het spel en Occhini belandde zelfs in de cel. Het stel zou uitgroeien tot het meest controversiële koppel van de natie maar hun affaire staat vijftig jaar na dato symbool voor de ultieme liefde. Coppi en zijn dame in het wit waren zeg maar, de Romeo en Giulietta van hun tijd.
De Italiaanse wielerfan kan van de l'indimenticabile (onvergetelijke) Coppi maar geen genoeg krijgen. Diens wielerheldendaden zijn ieder jaar weer goed voor nieuwe uitgaves op DVD en op internet zwelt het aantal hits aan: websites, fangroepen op Facebook, filmpjes op youtube en bids op Ebay voor vergeelde tijdschriften met Coppi op de cover. De Gazzetta dello Sport stelde zich onlangs de vraag hoe het kan dat een sportman vijftig jaar na zijn dood nog steeds zo inspireert en wat maakte Coppi eigenlijk zo speciaal? De ontelbare overwinningen, de tweestrijd met Bartali of het feit dat hij de sport als eerste op een bijna wetenschappelijke manier benaderde? Zeker is dat het drama in zijn privéleven (zoals de tragische dood van zijn broer Serse), zijn affaire met Occhini, de maatkostuums, wollen overjassen, hippe zonnebrillen en Lancia Aurelia voor buiten de koers en zijn vroege en bijna absurde dood (op 40-jarige leeftijd, aan de gevolgen van een onbeduidende maar miskende malaria) de mythe naar nog grotere hoogte hebben gestuwd.
Sinds zijn overlijden op 2 januari 1960 wordt Coppi ieder jaar nog herdacht door vrienden en familie. Als engel Fausto Coppi vanaf een wolkje hoog in de wielerhemel kan meekijken, zal het hem wellicht verbazen dat op zijn sterfdag voormalige tegenstanders en gregario’s op de fiets stappen voor een bedevaart naar Castellania. Sinds een paar jaar zijn zowel Faustino als Marina Coppi bij de plechtigheden aanwezig en treuren de halfbroer en –zus sámen aan het graf van hun vader. De tijd heelt alle wonden en dat zal de kampioen der kampioenen vermoedelijk weer wel goed doen.

Friday, December 18, 2009

Naish



Het vriest dat het kraakt. Ook in Italië. In mijn slecht geïsoleerde flat staan de bloemen 's ochtends op de ruiten en ik vermoed dan ook dat de eerste Europese marathon op natuurijs in Lucca wordt verreden en niet in, pak 'm beet, Haaksbergen, Veenoord of Noordlaren.

Op de Piazza Napoleone wordt elke nacht heel zorgvuldig een laagje warm water op het ijs gespoten. En de ijsmeesters uit Lucca maar hopen op een aangroei van drie centimeter per nacht. Ze doen geen oog dicht.
Stel je voor, straks komt Enrico Fabris ook nog even aanwaaien voor een duurtraining in de Toscaanse buitenlucht. Wel gezellig voor de tweevoudig olympisch kampioen, met al die kerstlampjes in de platanen rond het plein en de geur van geroosterde kastanjes. En goed voor het moreel.

De Nederlandse schaatsfans zullen zich in februari vertwijfeld afvragen waar de Italiaan opeens die rondjes van 27 seconden vandaan haalt terwijl onze eigen Svenergy, doodmoe van alle 153 olympische kwalificatietoernooien, met zijn tong op zijn knieën de finish van de olympische vijf kilometer haalt.
Terug naar de werkelijkheid, waarin ik deze week langs het ijsbaantje van Lucca stond en aan de praat raakte met een Amerikaan. Die begon plots over water in plaats van ijs en had het over de monstergolven zoals die deze dagen te pletter slaan voor de kust van Hawaii. Er klonk weemoed door in zijn stem.

Werd voor het eerst in vijf jaar weer eens The Eddy Aikau Memorial gehouden (een soort Elfstedentocht voor coole surfdudes die zich met uitgebleekt haar en zongebruinde lijven van vijftien meter hoge golven storten) stond de geboren Hawaiiaan in halfbevroren toestand in Lucca op een plein.

Ik moest in een vlaag van nostalgie aan mijn eigen windsurfperiode in Waalwijk denken. Het waren de mid-eighties en alles draaide om surfboards, -boys en bikini's van O'Neill. En maar duckgijpen en headdippen met je zinkertje, op de tonen van Sweet Freedom van Michael McDonald. Ah... those were the days.

In Nederland had je Stephan van den Berg, de olympisch kampioen windsurfen van 1984. Die was best cool en knap maar Robby Naish was pas echt dé man. Geboren op Hawaii en wereldkampioen op z'n dertiende. Het was fenomenaal zoals Naish tsunami's kon temmen.

Wij, windsurfers uit Waalwijk, verafgoden Naish en als in Scheveningen een World Cup werd georganiseerd dan moést je daar bij zijn. Stonden er zomaar honderdduizend fans op het strand en had Naish dertig man personeel nodig om zijn surfplank te bereiken.

De living legend heeft de plank inmiddels verruild voor de stoel van directeur van een enorm surf- en kiteimperium maar zodra de wind aanzwelt wordt Naish naar het strand gezogen. Dan gooit de Hawaiiaan er een paar ouderwetse forward loops uit of oefent stand-up-paddling, de nieuwste surftechniek op een soort oversized board en met een roeispaan in je handen. In het leven van Robby Naish gaan de golven altijd voor, water hoort vloeibaar te zijn en niet bevroren.

Friday, December 11, 2009

Gullit op een onbewoond eiland

Het leukste bericht in de Gazzetta dello Sport ging deze week over Ruud Gullit. De roddel gaat namelijk dat il tulipano nero nee heeft gezegd tegen een aanbod van de Nigeriaanse voetbalbond omdat hij vanaf februari gaat meedoen aan Isola dei Famosi, een soort Expeditie Robinson maar dan op de Italiaanse staatstelevisie. Het is maar een gerucht maar ik verheug me nu al. Het beeld van Ruud Gullit snorkelend voor de kust van een onbewoond eiland, op zoek naar een lekker visje. Of; drinkt met z’n billen bloot, melk uit de cocosnoot. Het is weer eens wat anders dan het aanprijzen van een WK. Ik moest aan Totò Schillaci denken. De vergeten held van het wereldkampioenschap van 1990 deed in 2004 aan het televisieprogramma mee. De omstandigheden waren spartaans. Te zien was hoe een groep van twaalf modellen, acteurs, televisiepresentatoren en één sportman elkaar soms naar de strot vlogen voor een extra hap rijst, hoe men werd lek gestoken door muskieten en hoe de deelnemers bijna van het strand werden geblazen tijdens de zoveelste tropische regenstorm. De ene na de andere VIP verloor de zelfbeheersing en werd naar huis gestemd. En Schillaci? Die niet. Daar waar de meesten de zelfcontrole kwijtraakten bleef Schillaci de eenzaamheid de baas. Door een citroen als een bal hoog te houden bijvoorbeeld, met het trainingsjack van Italia ’90 om de schouders. Zoals we de sportman in hem herkenden zei Schillaci ‘ook deze wedstrijd te willen winnen’. Alleen toen zijn zoontje hem tijdens een live-show vanuit de studio in Rome te kennen gaf trots te zijn, brak Totò en vulden zijn zwarte kraaloogjes zich met tranen. Na Schillaci deed ook oud-Juventino Antonio Cabrini aan Isola dei Famosi mee en voormalig wielrenner Claudio Chiappucci, de nummer twee van de Tour de France van 1990 en 1992. Zoals de Italiaanse klimgeit vroeger in zijn eentje tegen berghellingen omhoog kon rock ‘ rollen, met de miniscule bilpartij in een soort stonewashed wielerbroek verpakt, zo stond hij op het onbewoonde eiland in eenzaamheid visjes binnen te hengelen of bouwde hutten van aangespoeld zwerfhout en bananenblad. Shapushi, zoals de Fransen hem noemden, verloor tien kilo maar je hoorde de renner niet klagen. Hoezo afzien? Dit was niets vergeleken met de beklimming van de Mortirolo. Zowel Schillaci als Chiappucci waren vastberaden om te winnen maar eindigden uiteindelijk als tweede. Weer tweede, weer nét niet. Als ik Gullit was zou ik meedoen. Il tulipano nero was de laatste jaren weliswaar ook vaak nét niet maar als sportman is Gullit een echte winnaar. ‘Op een onbewoond eiland, loopt niemand voor je neus. Ja, je voelt je d'r blij want, lekker leven is de leus’, zongen de Kinderen voor Kinderen al. Drie maanden op een onbewoond eiland en Gullit zal straks als een jonge God aan de start van het WK voetbal verschijnen; evenwichtig, tien kilo lichter en met een aangegroeid rastakapsel tot op de schouders. Net als in zijn beste jaren. Dan neemt Van Marwijk Gullit mee, in plaats van Seedorf en worden we eindelijk wereldkampioen.


Deze column verscheen eerder in de sportbijlage van het Algemeen Dagblad: www.sportwereld.nl

Tiger

http://www.break.com/games/tiger-woods-wife-outrun.html

Het is dertien jaar geleden dat Earl Woods het tijdens de prijsuitreiking voor de beste college-golfer van het jaar over de uitverkorene had. Earl doelde daarbij niet op Jezus Christus of de profeet Mohammed maar had het over zijn bloedeigen zoon. Af en toe haperde zijn stem om er vervolgens weer een paar prachtige Amerikaanse volzinnen uit te persen, zoals: ‘My heart fills with so much joy when I realize that this young man is going to help so many people’. (…) ‘He will bring the world humanitarism’. (…) ‘He is the bridge between East and West’. En tot slot, als uitsmijter: ‘The world will be a better place to live in’. Daarna hield Earl Woods het niet meer. Dikke tranen biggelden over de wangen van de 64-jarige Afro-Amerikaan (met Chinees- en Cherokee bloed in de aderen) terwijl de uitverkorene een arm om hem heensloeg. Vanuit de zaal steeg een oorverdovend applaus op. Slechts een enkeling dacht: ‘Dit is waanzin’. Je zult maar de zoon van Earl Woods zijn, een oorlogsveteraan met een moeilijke jeugd die Tiger et zes maanden al in de palm van zijn hand zette om hem te leren balanceren en die hem als 3-jarige golfattractie liet opdraven in The Mike Douglas Show. ‘Komt dat zien, dames en heren’. Ook moeder Tida, een geboren Thaise (met Nederlandse roots), gelooft dat haar zoon is voorbestemd. Dat heeft de hoogste boeddhistenmonnik van Thailand haar namelijk zelf verteld. Je zult van je beide ouders maar een levenlang te horen krijgen dat je het universele kind bent en dat je ze uiteindelijk allemaal zult overstijgen: Ali, Jacky Robinson, Joe Louis, Michael Jordan en al die anderen. Valt het Eldrick ‘Tiger’ Woods kwalijk te nemen dat hij er vanzelf in is gaan geloven en dat hij op zijn 33ste is uitgegroeid tot de beste (en de best betaalde) golfer allertijden? Persoonlijk heb ik niets met hem. Hij is té goed, té rijk, té Nike, heeft té witte tanden en zijn enige imperfectie is dat hij er af en toe eentje laat vliegen zoals tijdens de Buick Open van dit jaar (http://www.youtube.com/watch?v=kL3nZJeHIIE&feature=related). Ik zit bij Woods altijd te hopen op een mispeer. Dat ‘ie de bal een keer vreselijk de bosjes inslaat en dan zijn golfclub op z’n John McEnroe’s door midden hakt. No way. De uitverkorene verliest nooit de controle. Tot deze week. Eerst knalde Woods met een SUV tegen een eik en daarna gaf hij op zijn website toe zijn vrouw en kinderen in de steek te hebben gelaten. Het schijnt dat Tiger een overspelige echtgenoot is geweest. Heel puriteins Amerika viel over de mythe heen maar ik voel me in zekere zin opgelucht. Hoera, de uitverkorene gaat vreemd. Hoera, de übergolfer blijkt een mens van vlees en bloed te zijn.

Saturday, November 28, 2009

Toni

Probeer aan een Italiaan maar eens uit te leggen waarom Luca Toni bij Bayern niet eens op de bank zit, met Robben en Ribéry geblesseerd. Is Van Gaal nou degene die zo slim is en Luca Toni zo dom? En wat men zich ook afvraagt: Waarom klikt het eigenlijk niet tussen die twee? Vertoont Toni in Beieren opeens sterrentrekjes of lapt hij Louis’ 10 Geboden aan zijn laars (met op nummer 8: ‘Gij zult de Alleanz Arena nimmer vroegtijdig verlaten, zeker niet tijdens de rust en zelfs niet in geval van grote teleurstelling na een wissel zoals onlangs tegen Schalke 04’). Föhnt hij in de kleedkamer zijn haar net iets te lang waardoor Arjen Robben steeds moet wachten op zijn beurt en dan weer een spierscheuring of een liesblessure oploopt en moet de Italiaan dáarom sorry zeggen soms?

Spatjes zijn Italiaanse voetballers niet vreemd, maar het gekke is dat uitgerekend Toni bekend staat als een serieuze prof, een vakidioot die jarenlang met een voetbalplaatje van Marco van Basten in zijn portefeuille rondliep, drie keer raden waarom. Van Gaal zou Cesare Prandelli van Fiorentina eens over de GVR (Grote Vriendelijke Reus) moeten horen of de gehandicapten langs het veld in Florence. Nee, over ToniGol niets dan goeds. Over Herr Van Gaal zijn ze in Italïe minder te spreken, al kan het akkefietje uiteindelijk nog tot wat moois leiden, namelijk: de vroegtijdige terugkeer van Toni in Italië, precies op tijd voor het WK.

Tot zover de saga Louis en Luca.

Er liep deze week nog een lijntje van Duitsland naar Italië want op het moment dat ‘Lucky Luciano’ Moggi weer eens voor de rechter stond vanwege betrokkenheid bij Calciopoli werden door het Openbaar Ministerie en de polizei in Bochum de contouren van een wellicht nóg omvangrijker omkoopschandaal blootgelegd. Het zou gaan om zo’n tweehonderd duels in negen verschillende Europese competities, waarvan de uitslag werd gemanipuleerd. Italië doet ook mee, túúrlijk. Niemand die vreemd opkijkt. In de laars is het allengs bij de rijke traditie van het voetbal gaan horen om af en toe een wedstrijdje te fixen.

Het begon allemaal in 1927 toen Torino de landstitel moest inleveren omdat een bestuurslid van die club een verdediger van Juventus voor vijftigduizend lire zou hebben omgekocht. Later had je de Golden Fix en ook tussen 1979 en 1980 werd op grote schaal met uitslagen van wedstrijden gerommeld. Manipuleren is trouwens moeilijker dan je denkt. Vaker gaat het mis. Zoals in januari 1999 toen Bari en Venezia een gelijkspel hadden afgesproken maar de Braziliaanse nieuwkomer Tuta van Venezia, met zijn gebrekkige Italiaans, had van die hele deal niets gesnopen. In de 90ste minuut en bij een 1-1 stand scoorde Tuta doodleuk de winnende. Geen teamgenoot die de Braziliaan kwam feliciteren en in de spelerstunnel braken zelfs gevechten uit. De Italiaanse voetbalbond startte een onderzoek maar het bewijs werd nooit geleverd. Wellicht omdat de belangrijkste getuige, te weten Tuta, op dat moment al weer in het vliegtuig zat richting Brazilië.


Ik heb zelf ooit ook een Italiaans gevalletje van omkoping meegemaakt. Zo kon het gebeuren dat ik me op een warme lentedag in mei, zo’n beetje als enige op de tribune, levensgevaarlijk zat op te winden tijdens de kampioenswedstrijd van één van mijn beste vrienden uit Florence totdat Andrea’s vader me kwam vertellen dat ik beter kon beginnen met relaxen aangezien de boel toch was verkocht. ‘Kunnen de voorbereidingen voor het kampioensfeest tenminste op tijd beginnen’, zei Guido zonder een spier te vertrekken terwijl in de verte bistecche Fiorentine op de grill werden gegooid.

Valsspelen is fout natuurlijk, maar hoort nu eenmaal bij sport en heus niet alleen in Italië. Dat bleek deze week. In Duitsland, China, Kroatië, Slovenië, Turkije, Oostenrijk, Bosnië, Hongarije, België, Duitsland en Zwitserland kunnen ze er ook wat van. En in Spanje misschien ook wel. Dinsdag Ivica Dragutinovic van Sevilla nog in eigen doel zien schoppen, waardoor het Roemeense Unirea Urziceni won met 0-1?

Vond ik ook verdacht.

Columns van de auteur van Pastasport worden elke vrijdag gepubliceerd in de sportbijlage van het Algemeen Dagblad. Columns over wielrennen verschijnen maandelijks in Wieler Revue.

www.sportwereld.nl
www.wielerrevue.nl

Friday, November 20, 2009

Bobo Vieri


Christian Vieri had zojuist zijn Porsche dubbelgeparkeerd in het centrum van de stad maar ach, dit was Milano niet waar? Een stad waar heldenverering bestaat, waar voetballers over privileges beschikken en waar de wijkagent weet welke luxe auto bij Bobo Vieri hoort.

Binnen, op het hoofdkantoor van Vieri's kledingmerk Sweet Years, schuifelde de baas van bureau naar bureau. De geblesseerde spits, die met een paar extra kilo's in een joggingpak meer weg had van een gehavende rugby-forward dan een voetballer op de weg terug, bekeek prototypes voor truitjes, onderbroeken, traveltrolleys en baseballcaps. Hij knikte, haalde zijn wenkbrauwen op, gaf wat aanwijzingen, maar leek op het oog toch zeker tevreden.

Waarom zou je ook níet tevreden zijn als één van de succesvolste spitsen aller tijden, als rijkste Italiaanse voetballer ooit, als geboren Toscaan, als zoon van Bob Vieri, als zakenpartner van Paolo Maldini, als vriendje van Melissa Satta, als ex van Elisabetta Canalis en als baas van een razend populair kledingmerk? Mij leek het dat Vieri's kostje gekocht was en dat zijn leven na het voetbal nadrukkelijk lonkte.

Mis.

Met Christian Vieri ging het helemaal niet zo goed. Winter 2007 vertelde de voetballer dat hij aan depressies leed. Had te maken met het WK van 2006, waar Vieri tot zijn grote verdriet niet bij was vanwege een blessure. Hij had er alles aan gedaan. Verhuisde van Inter naar AC Milan en daarna naar Monaco om maar aan spelen toe te komen en toen zei de knie plots krak en lag zijn jongensdroom aan duigen.

Jarenlang had hij zich met ziel en zaligheid gegeven voor de squadra azzurra, want voetballen voor je land vond hij het mooiste wat er bestond. Nu eindelijk de wereldtitel gewonnen werd, zat hij thuis. Vieri kon het niet verkroppen. Als Italië speelde, zette hij de tv uit. Of ging naar het strand.

De depressie werd heviger en later kwamen daar slapeloosheid en achtervolgingswaan bij, toen bekend werd dat de voetballer door zijn voormalige werkgever Inter maandenlang was bespioneerd en dat telefoongesprekken waren afgetapt. Vieri stond al een paar maanden droog en voorzitter Massimo Moratti wilde weten of het waar was dat zijn duurbetaalde spits iets te vaak in de disco zat.

,,Ik begon me op te sluiten, kwam mijn huis niet meer uit, kreeg met angsten te maken en begon iedereen te verdenken,'' was Vieri onlangs openhartig. De aanvaller, die een rechtszaak heeft aangespannen tegen Inter en de Italiaanse Telecom, eist miljoenen schadevergoeding, gewoon: 'omdat je niet mag spelen met het leven van mensen'. Met wisselend succes voetbalde hij de afgelopen seizoenen voor Atalanta Bergamo en Fiorentina, maar was vaker geblesseerd.

Vieri had eigenlijk het einde van zijn carriere al aangekondigd, toen hij deze week plots op het vliegtuig stapte richting Rio. En al is de ene depressie de andere niet, toch benieuwd of hij hoog boven de Atlantische Oceaan nog aan Robert Enke heeft gedacht. Vieri zoekt zijn heil in Brazilië. De president van Boavista, derde club in Rio, wil hem graag hebben en Vieri, 36 inmiddels, denkt serieus over dat voorstel na. Ik zou het wel weten. Lekker ballen in het Maracana, luizenleven op het strand en samba dansen tot diep in de nacht.

Volgens mij is het einde van de tunnel al in zicht

Thursday, November 19, 2009

Grande Sneijder


Ilario Gori is zo’n gezworen Inter-fan die tijdens wedstrijden van zijn favoriete club, vrouw, kinderen, kleinkinderen en huisdieren de woonkamer uitcommandeert. Dan zet hij zich op een stoel recht voor de buis, komen de sigaretjes tevoorschijn en begint het grote genieten in eenzaamheid. Of het grote lijden in eenzaamheid, kan ook. Zoals gisteren. Het zweet gutste uit alle hoeken en gaten. Vloekend en tierend zat Ilario voor de televisie. Er móest gewonnen worden en Eto’o had toch zeker drie kansen verprutst en Balotelli daarna ook. In gedachten had hij Cambiasso al drie keer de nek omgedraaid en Julio Cesar, de kluns, had bij de tegengoal van Shevchenko natuurlijk veel te ver voor zijn doel gestaan. De spelers van Inter stonden als verstijfd in de vrieskou van Kiev, vooral de Zuid-Amerikanen bibberden uit hun broek. Ilario kende heel even een opleving nadat Diego Milito (op aangeven van Wesley Sneijder) vijf minuten voor tijd met een bevroren teen de gelijkmaker erin tikte, maar ondertussen tikte de klok door. Porca miseria, galmde het tot in de keuken. En nog een keer, luider. Echtgenote Lia keek er niet van op. Die was de scheldkannonades van Ilario wel gewend, vooral met Inter op tv. Ze ging verder met haar werk. Twee minuten voor het einde van de wedstrijd hield hij het niet meer. Ilario stapte het terras op. Om af te koelen. En toen gebeurde het. Zomaar. Milito, Sneijder, goal! 1-2 voor Inter in de 89ste minuut. Mijn telefoon ging. Ilario aan de andere kant van de lijn. Zijn stem haperde. Er klonk een stilte. En toen kwam het. ‘Renate, bedankt. En de rest van het Nederlandse volk ook. Duizendmaal grazie voor Wesley Sneijder. Che grande giocatore!’, zei Ilario. Daarna hing hij op.
Ik moest terugdenken aan augustus toen Ilario en zijn Inter-kameraden uit bar Stella Polare in Lucca de voormalige Ajacied als een arrogante tuinkabouter afschilderden omdat hij treuzelde met tekenen. Was het rekken tactiek om er bij Moratti nog een miljoentje aan salaris bij te snoepen soms of bleef hij werkelijk liever in Madrid? Ilario zei dat Sneijder nog het meeste weghad van een opgeschoten puber met puistjes in het gezicht die het knapste meisje uit de klas achterna loopt terwijl hij weet dat de liefde niet beantwoordt zal worden. ‘Dat is toch dom? Dan kies je toch voor het meisje dat wél met je naar bed wil?’, zei Ilario. Wat dacht die verwaande kwast eigenlijk wel niet om het grote Inter, hún Inter, en toch niet bepaald de eerste de beste club, zo lang te laten wachten? En wat had Wesley Sneijder tijdens zijn korte kabouterleven nu helemaal gepresteerd, behalve een paar jaar in het eerste van Ajax? De kritiek verstomde snel. Vooral na de derby. De Nederlander had zich amper voorgesteld aan zijn ploeggenoten of hij werd tegen Milan, zonder een minuut groepstraining in de benen, al opgesteld door José Mourinho. Het was blufpoker van de zuiverste soort maar het ging goed, heel goed zelfs. Sneijder schoot, passte, pingelde, pakte ballen af en Inter won. Zoals het daarna vaak won, met Sneijder in de ploeg. In Italië zijn ze al lang om. Of beter, vóór. Paolo Rossi noemde Sneijder gisteren het type speler waar Inter al jaren op zat te wachten en Gianluca Vialli vond hem ‘the man of the match’. In Lucca zijn de mannen van Inter tevree. Ze dromen weer van het winnen van de Champions League. Mij hoor je evenmin mopperen. Dankzij de goal van landgenoot Sneijder werd voor mij vanochtend de cappuccino betaald. ‘Grande giocatore, Sneijder!’

Saturday, November 07, 2009

Tamiflu


Zal ik nou Tamiflu bestellen of niet? Voor de hele provincie Toscane zijn slechts dertigduizend vaccins beschikbaar en ik kom voor een prikje niet in aanmerking. Dus snel wat rondgesurft op internet. Bij Prima-med kun je voor 90 pond 10 capsules bestellen. Pharmacyescrow is net iets voordeliger, maar je moet wel haast maken: 'stock is running out!'

Doe ik nou mee aan de gekte of moeten we ons werkelijk druk maken over de Mexicaanse griep? Volgens mijn moeder wel. Die belt elke dag gemiddeld twee keer en klinkt dan in grote paniek. Of ze in Italië al aan het inenten zijn. Nee dus. Volgens mijn moeder is het maar goed dat in Nederland de vaccins klaarliggen. De Nederlander hoeft niet te vrezen. Ergens in een geheim depot liggen miljoenen spuitjes die de komende weken in de billen van bejaarden, jonge kinderen en olympische sporters worden geprikt. Stel je voor dat het goud van Sven Kramer in gevaar komt. Laat staan dat ie doodgaat. Dat kun je in zo'n olympisch jaar helemaal niet hebben natuurlijk.

Bij het NOS Journaal zag ik woensdag Susan Pot van het Nederlands Vaccin Instituut voorbij komen. Pot stond als een soort 007 in haar depot. Het zag er allemaal heel top-secret uit. In de achtergrond werden bestelbusjes met doosjes Tamiflu volgeladen. Niet in gepantserde voertuigen van De Nederlandsche Bank, maar in tamelijk inbraakgevoelige bestelbusjes van het type Opel Combo. Pot legde uit waarom het zo belangrijk is dat de lokatie van het depot geheim blijft, want stel je nou voor dat écht de pleuris uitbreekt en het wanhopige gepeupel staat straks bij mevrouw Pot aan de poort. 'Dat wíl je gewoon niet'. Het klonk alsof Susan Pot er al rekening mee houdt dat de Nederlandse bevolking zo rond Sinterklaas zal zijn gehalveerd en dat alle nog in leven zijnde Zwarte Pieten in blinde paniek de Tamiflu-bastille zullen komen bestormen. Tragische toestanden zoals beschreven in het boek de Pest van Albert Camus. Als je jezelf écht de stuipen op het lijf wilt jagen stel ik voor de literaire klassieker uit 1947 er de komende dagen eens bij te pakken. Fijne kost, vooral als je thuis met het H1N1-virus op bed ligt. De existentionalistische moraal? Je wordt geboren, je snapt er niks van en je gaat weer dood.

Ik snap er geen snars van. Als ons werkelijk de grootste pandemie sinds de Spaanse griep te wachten staat, waarom zijn we dan nog vrolijk aan het voetballen, honkballen, rugbyen, skischansspringen en schaatsen met z'n allen? Er gaat weinig boven een middagje als haringen in een ton op de tribune van San Siro, maar je kucht een keer naar links, je scheldt een keer naar rechts en je hebt in een klap de hele Curva Sud besmet. Tijdens het meeblèren met De Blauhúster Dakkapel zag je de speekselklodders afgelopen weekend door Thialf vliegen. Lévensgevaarlijk spul, dat spuug. De Britse Health Protection Agency riep voetballers uit de Premier League al op om het kwatten voortaan te laten, aan schorsen wordt voorlopig niet gedacht. In Kiev deden ze dat wel, maar uiteindelijk ging Dynamo tegen Inter gewoon door. Met mondkapjes.

In mijn eigen dorp Lucca is het opvallend rustig op straat. Acht basisspelers van de lokale voetbalclub liggen inmiddels hoestend en proestend op bed, maar van paniek is geen sprake. Tja, wat nu? Er zit niets anders op dan te vertrouwen op een oud recept van de opa van Carlo Ancelotti. Die was boer in Reggiolo en dronk een glaasje hete melk met rode wijn als ie zich niet lekker voelde en dan ging het een dag later weer als een speer met het hooien en poten. Laat de Mexicaanse griep maar komen

Thursday, November 05, 2009

Il bello dello Sport




Het was op een frisse herstdag in 2007 dat 42.000 fans van Fiorentina en Inter een minuut lang de adem inhielden om de laatste eer te bewijzen aan Manuela Prandelli. De echtgenote van de trainer van Fiorentina was een paar dagen voordien, na een lang ziekbed, aan de gevolgen van borstkanker overleden. En daar stonden we dan met z’n allen, voor- en tegenstanders, tijdens een indrukwekkende minuut stilte. Je kon een speld horen vallen. Er werden spandoeken uitgerold: 'Cesare: verenigd in de overwinning, maar nog meer in het verdriet'. Fans gooiden bossen bloemen op het veld. Witte rozen boven op de dug-out. Geen misselijkmakende spreekkoren vanuit het uitvak zoals in het geval Van Gaal, maar Marco Materazzi die Prandelli langs de zijlijn een knuffel kwam geven. Hier stond geen spijkerharde verdediger maar een klein jongetje dat zelf zijn moeder op jonge leeftijd kwijtraakte. De rillingen liepen over mijn rug. Prandelli hief zijn hoofd ten hemel en pinkte een traan weg. Tsja, wie eigenlijk niet? Dat de wedstrijd tegen Inter verloren ging, interesseerde die dag helemaal niemand. Voetbal is in Italië heilig, maar gelukkig niet altijd. Daar kwam Prandelli achter toen de ziekte van zijn vrouw zich voor het eerst openbaarde. De kroonprins van het Italiaanse trainersgilde had net een lucratieve verbintenis afgesloten met AS Roma. De toekomst lonkte, de voetbalwereld lag aan zijn voeten en tóch liet Prandelli het contract na een paar weken ontbinden. Hij wilde bij zijn vrouw zijn. Het gezin ging voor. Voetbal, toch zeker zijn tweede liefde, kon hem even gestolen worden. Prandelli’s gebaar werd binnen de wereld van het voetbal opgevat als een zeldzame daad van onbaatzuchtigheid. Manuela, Cesare's jeugdliefde, zou de beslissing van haar echtgenoot later omschrijven als een groots liefdesgebaar. Zijn dochter Carolina zei: 'Ik ben ontzettend trots op papa'. En in Rome werd Prandelli tot Ave Cesare benoemd.
Ook in Florence wordt de trainer op handen gedragen, geadoreerd, geliefkoosd. Vooral omdat Fiorentina onder Prandelli weer weet wat winnen is, maar ook omdat hij niet ruziet met scheidsrechters of trainers van de tegenpartij, omdat hij jonge spelers beschermt, begeleidt en beter maakt (Jovetic, Montolivo), omdat gevallen sterren onder zijn vleugels hun oude glorie weten te hervinden (Mutu, Gilardino). Zelfs Christian Vieri herontdekte zichzelf aan de oevers van de Arno. En het enige dat Prandelli deed was de speler zélf tot dat inzicht laten komen. Bobogol die in Milaan rondreed in Porsche's en Ferrari's en bekend stond vanwege zijn flamboyante playboy-gedrag, ging in Toscane op het platteland bij zijn moeder wonen en pakte dagelijks de trein in plaats van de sportwagen naar de training. Soms is het leven beter eenvoudig. Prandelli is een opvallende normaliteit in een steeds meer op drift gerakende en schreeuwerige Serie A, waarin orakel Mourinho de maat bepaalt. Het was voor de jury van de premio Giacinto Facchetti reden om de jaarlijkse sportiviteitsprijs deze week aan Cesare Prandelli toe te kennen. Gianfelice Facchetti, zoon van de Inter-icoon die in 2006 aan kanker overleed, noemde hem tijdens de prijsuitreiking il bello dello sport. En met die aanduiding kan zelfs Mourinho het alleen maar eens zijn.

Sarti grabbelaar


De nachtmerrie begon op de laatste speeldag van het seizoen 1966/67. Het was een warme zomerdag in juni en koploper Inter ging op bezoek bij Mantova. Nu nog even winnen en de prosecco kon worden ontkurkt. Voor de nummer twee op de ranglijst, Juventus, restte weinig hoop. La Grande Inter van Helenio Herrera was fabelachtig sterk tijdens die dagen, té sterk. De ploeg won scudetti en coppa’s bij de vleet en het hoort nog steeds bij de opvoeding van iedere Inter-fan om de namen van de kampioenen uit het hoofd te leren: Sarti, Burgnich, Facchetti, Bedin, Guarneri, Picchi, Jaïr, Mazzola, Domenghini, Suarez en Corso. Mazzola, Jaïr en Corso waren échte wereldsterren, maar doelman Sarti in zekere zin toch ook. Giuliano Sarti was niet zomaar een keeper, hij was De Keeper. Met afstand de beste Italiaanse doelman van de jaren vijftig en zestig die met Fiorentina en Internazionale bergen prijzen won. Een ijskonijn die nog kon meevoetballen ook. Zijn ontdekker Fulvio Bernardini zei over Sarti dat hij de doelman van de toekomst was en Herrera vond hem zelfs revolutionair. Sarti deed tussen de palen vooral wat hij moest doen; ballen tegenhouden en als de wedstrijd het toeliet stak hij een sigaretje op. Gewoon, uit verveling. Dan gingen er minuten voorbij zonder dat hij een bal te verwerken kreeg en dan stond er altijd wel iemand in de buurt met een rokertje. ‘Toe, geef me eens een hijs’, zei Sarti dan. ‘Als je maar opschiet’, antwoordden de fans. Talrijk waren zijn reddingen en toch, vraag op straat een willekeurige Italiaan wie Giuliano Sarti ook al weer was en het antwoord zal zijn: ‘Die van die papera (blunder)’. Allemaal de schuld van Beniamino Di Giacomo, de spits van Mantova. Daar kwam in het stadio Danilo Martelli de bal aangefladderd, hoog door de lucht, maar zeker niet onhoudbaar. Sarti zag zich de voetbal in gedachten al eenvoudigjes naar Giacinto Facchetti werpen, maar liet het leer in werkelijkheid knullig door de vingers glippen. 1-0 voor Mantova. En dat bleef het ook. Maar wat nog veel erger was; Juventus kampioen. De Interfans hebben Sarti zijn papera nooit echt vergeven. ‘Ik graaide gewoon mis’, zei de gepensioneerde doelman toen ik hem eens trof in een kunstgalerie in Florence. Het viel me op dat hij hele verfijnde, bijna vrouwelijke handen had en vroeg me af of een stel kolenschoppen die dag zouden hebben geholpen. ‘Nee’, zei Sarti en lachtte. Hij nam een slok. In de achtergrond hingen prachtige tekeneningen van de spelers die Fiorentina het eerste scudetto bezorgden. Het portret van Sarti hing er ook, een stoere jonge doelman op een stoel. Er werd volop geapplaudisseerd voor il grande campione maar een enkeling begon natuurlijk weer over Mantova. Ik dacht dat Sarti er gek van werd. Het is het trieste lot van een doelman wiens naam vooral in het geheugen van de voetbalfan is gebeiteld vanwege een fatale fout. De reddingen worden vergeten. Hoe zullen de fans van AC Milan zich doelman Dida over veertig jaar herinneren? Als de held van Manchester of als Didastro, de doelman met de ontelbare blunders achter zijn naam?