Friday, January 23, 2009

Bandiera tot in de dood


Echte clubmannen worden in Italië bandiera’s genoemd. Paolo Maldini (AC Milan) is er zo een, Alessandro Del Piero (Juventus) natuurlijk en Francesco Totti (AS Roma) ook. Vroeger had je Gigi Riva, een soort Kakà avant la lettre die meerdere malen nee zei tegen de bergen met geld van Milan en Juventus omdat hij liever bij provincieclubje Cagliari bleef. Voor minder pecunia, maar meer geluk. ‘Het is in Sardinië zo lekker scheuren langs de kust, met één hand aan het stuur en in de andere een sigaret, terwijl de zon aan de horizon in zee zakt. Kan in Turijn niet’, vertelde de huidige teammanager van de squadra azzurra me ooit tijdens een trainingskamp van de nationale ploeg. Vaak groeien boegbeelden op in de eigen jeugd, zijn ze van onbesproken gedrag en vanwege hun trouw de absolute afgoden van de curva. Een wat vergeten held is Agostino Di Bartolomei, aanvoerder van AS Roma toen Totti nog in de luiers zat. Di Bartolomei leerde voetballen in de straten van Tor Marancia, in één van de armste volksbuurten van Rome, waar gezinnen met soms meer dan tien kinderen werden opeengepakt in piepkleine appartementen, aangevreten door de betonrot. In die misère zocht een piepjonge Di Bartolomei troost bij de bal. Het straatschoffie maakte furore in de jeugd van AS Roma en zou later uitgroeien tot een legendarische libero, die met de neus in de wind en de blik op oneindig zijn manschappen aanvoeren kon. Di Bartolomei was een tikkeltje aan de trage kant, maar lostte dat gebrek op met inzicht. Met mooie lange ballen op links en op rechts kon hij het spel dirigeren dat het een lieve lust was en lepelde geregeld een vrije trap of een penalty erin. En dan zongen de fans: ‘Ohooo Agostino. Ago, Ago, Ago…Agostino gol!’ Di Bartolomei was een kei van een voetballer, bovenal een heer. Een goedgemanierde jongeman met een melancholieke blik in de ogen en een strakke scheiding in het gitzwarte haar. Ze noemden hem Il capitano buono (de goede aanvoerder). Ruzies met de scheidsrechter ging hij het liefst uit de weg, maar mocht hij eens verhaal gaan halen dan gebeurde dat met de handen op de rug. Het was de pacifist in Di Bartolomei die niet agressief wilde overkomen. Hij wilde een consigliere (raadgever) zijn. Met Di Bartolomei als aanvoerder in een team vol vedetten en met de Braziliaan Falcão en Pietro Vierchowod voor zich, beleefde AS Roma begin jaren tachtig gouden jaren, met het scudetto in 1983 als absoluut hoogtepunt. Het was voor Di Bartolomei een jongensdroom die in vervulling ging. Het jaar erop ging het mis. Tijdens de finale van de Champions League tegen Liverpool werd in het eigen Olympisch stadion nota bene, verloren na het nemen van penalty’s. Het bleek achteraf zijn laatste wedstrijd voor AS Roma te zijn geweest. Die zomer werd de Romeinse zoon tegen zijn zin verkocht aan AC Milan omdat Roma de clubkas wilde spekken. De voetballer vatte die actie op als hoogverraad. Hij zou de klap nimmer te boven komen. Na een paar jaar in dienst van Milan, Cesena en Salernitana, zei Di Bartolomei in 199o vaarwel tegen het voetbal en trok zich terug in zijn villa in San Marco di Castellabate. De voormalige voetballer hoopte op een baantje als jeugdtrainer bij AS Roma, maar het telefoontje kwam nooit. Toen ook het opzetten van een voetbalschool daarna mislukte, werd de ellende Di Bartolomei teveel. Op 30 mei 1994, precies tien jaar na de verloren finale in de Champions League, pakte il capitano buono zijn Smith & Wesson erbij en joeg zich op het terras van zijn villa een kogel door het hart. ‘Ik voel me opgesloten in een donker hol’, schreef hij in zijn afscheidsbrief. Na zijn dood werd er in Rome een straat naar hem vernoemd en in zijn woonplaats draagt de voetbalschool alsnog zijn naam. Voor Di Bartolomei kwam het eerbetoon te laat. Voor de fans van AS Roma blijft hij een bandiera, ook na zijn dood. ‘Ze hebben je je club afgepakt, maar niet je curva’, aldus de tekst op een spandoek.Het mooiste Italiaanse voetballied ooit geschreven, la leva calcistica della classe '68, werd volgens sommigen aan Di Bartolomei opgedragen. Klik op de onderstaande link. Om weemoedig van te worden.

Deze column werd eerder gepubliceerd in het AD. De auteur van pastasport schrijft elke vrijdag over sport in Italië voor AD Sportwereld. www.sportwereld.nl

http://www.youtube.com/watch?v=iryYvsWF0R4

Friday, January 16, 2009

Lentini en Kaka


Een kluster sjeiks ging deze week op bezoek in Milaan. Ze kochten wat winkels leeg in de chique winkelstraat Via Monte Napoleone en gaven daarna een cheque van 110 miljoen euro af op het hoofdkantoor van AC Milan. Voor Kaká, van Manchester City. Zelfs Silvio Berlusconi raakte van dat absurde bedrag wat van slag. De clubeigenaar zei te hopen dat Kaká blijft, maar verleende de oliebaronnen wel toestemming om met de speler te gaan praten. Kaká, die in Milaan voetbalt voor 9 miljoen euro per jaar, kan in Engeland 15 miljoen euro gaan verdienen. Het is de sjeiks menens. De Braziliaan, door Milan ooit opgevist voor een schijntje (8 miljoen euro), zei deze week dat van een transfer (nog) geen sprake is en dat hij het liefst oud wil worden bij AC Milan, net zoals aanvoerder Paolo Maldini. Maar in Engeland weten ze het zeker. Kaká komt. Mocht de deal doorgaan, dan wordt de Braziliaan de duurst betaalde speler allertijden. Dat was de Italiaan Gianluigi Lentini ooit ook. De fans van Torino zagen in de frivole buitenspeler met het lange wapperende haar de gedroomde opvolger van Gigi Meroni, zo goed als Lentini voetballen kon. Aan de linkerflank van het veld, slalommend langs tegenstanders, dribbelend tot in het oneindige. Lentini was een buitenspeler van het ouderwetse soort. Onvoorspelbaar, razendsnel aan de bal en met vuur in zijn sloffen. Hij kon passen, crossen én scoren. Als Lentini het op zijn heupen kreeg, dan spaarde je maar. Juve, Milan, Inter en al die anderen. Hij was de lieveling van de últra’s op de Curva Maratona in het Olympisch stadion in Turijn, waar het hart fel klopt voor granata. En voor jongens uit de eigen jeugd. Gigi Lentini kwam ook nog eens uit de regio. Wat wilde je nog meer? Begin jaren negentig wist Lentini de wereld aan zijn voeten. Geadoreerd door fans, vrouwen en kinderen. En door Silvio Berlusconi. De baas van Milan telde tijdens de zomer van 1992 liefst 18 miljard lire neer voor ‘de nieuwe Donadoni ‘ en schoof nog eens 10 miljard zwart onder tafel. 18 miljard lire (ruim 9 miljoen euro) voor een voetballer was ongehoord in die tijd. Men sprak er schande van. De paus ook. ‘Het is een beleding tegen de waardigheid van werk’, aldus het Vaticaan. In Turijn gingen woedende fans de straat op. Ze demonstreerden tegen voorzitter Borsano van Torino, staken de boel in brand, vernielden bushokjes, winkelruiten en elkaar. Tijdens de rellen raakten tientallen tifosi gewond, bovenal Lentini zelf die tijdens een rondje winkelen in de Via Roma bijna werd gelyncht door een hysterische menigte. En toch ging ‘ie. Naar Milaan. Niet dat de transfer hem veel glans en glorie op zou leveren. In het eerste seizoen ging het nog wel. Lentini speelde en scoorde, onder andere uit een omhaal tegen Napoli, maar daarna parkeerde hij zijn knalgele Porsche Carrera 3600 met 2oo kilometer per uur tegen de vangrail op de autostrada van Turijn naar Milaan. De voetballer was volgens het roddelcircuit op de weg terug van een avontuurtje met Rita, de vrouw van Totò Schillaci, toen hij ter hoogte van Villanova d' Asti vreselijk hard uit de bocht vloog. De voetballer brak armen en benen en lag zelfs een paar dagen in coma maar bracht het er levend vanaf. Volgens de doktoren zou het allemaal heus weer goedkomen met Lentini, maar ‘Easy Rider’ haalde nadien nooit meer zijn oude niveau. Als vermogend man maar met een illusie armer, keerde de verloren zoon in het seizoen 1998/99 terug op het oude nest in Turijn. Daar wachtte ik hem ooit op na afloop van de training, samen met een cameraploeg van Sportpaleis de Jong. Tegen zijn zin maar volgens afspraak met de club, vleide ‘s wereld duurste voetballer allertijden (of wat daar nog van over was) zich in blote bast en handdoek op de massagetafel van Wilfried de Jong. Die stelde vragen in zijn beste Italiaans, maar kreeg de hersenpan van Lentini niet gelicht. Het is inmiddels tien jaar geleden dat het interview in Hilversum in de prullenbak werd gekwakt, maar Lentini (in maart 40) voetbalt nog steeds. Samen met Diego Fuser is hij de ster in het elftal van Saviglianese, een provincieclub uit Piemonte. Ver weg van de het grove geld en de glamour van de Serie A heeft Easy Rider zijn voetbalgeluk hervonden. Laat het een wijze les zijn voor Kaká.

Matti

Ik trof K. ‘s ochtends vroeg aan op de marmeren keukenvloer. Volledig knock-out, in een doorschijnend niemendalletje, met haar vlezige billen in de lucht en overal lege flessen wodka om zich heen. Uitgelopen mascara en twee blonde paardenstaartjes in verwelkte toestand bovenop haar hoofd. Tijdens de zomer van 2003 was K. mijn legendarische Finse huisgenote in Florence. Ze was blond, big, beautiful en hield van een flinke borrel. Net zoals de meeste Finnen trouwens. En net als Matti Nykänen, de al even legendarische skischansspringer uit het land van Kerstman en sauna. Hij was misschien niet het slimste jongetje van de klas, maar Matti kon vliegen als de beste. Hoger en verder dan iedereen. Dat zagen de skischansspringscouts ook wel toen ze hem voor het eerst naar beneden zagen zoeven. De pas 9-jarige werd subiet op een regime van drieduizend sprongen per jaar gezet. Omhoog, omlaag, vallen, opstaan en nog een keer. Tien jaar later zaten miljoenen fans aan de buis gekluisterd toen de jongeling zich tijdens de WK van 1982 in Oslo van de grote schans naar beneden stortte. In dichte mist hing Matti hoog in de lucht. De kijkers thuis zagen geen bal maar onderin beeld gaf de teller de hoogste score aan. ‘Het heeft stijl en het springt ver….de naam is Nykänen, de wereldtitel is van Finland!!!’, tetterde de commentator in blinde euforie in zijn micro. Matti Nykänen was in één klap een mythe. Als skischansspringen in Finland religie is, dan was Nykänen de onbetwiste profeet. Tijdens de jaren tachtig won hij 5 Olympische medailles (waarvan 4 keer goud) en werd 9 keer wereldkampioen. Niet dat zijn afdalingen altijd perfect waren, maar Nykänen kon nu eenmaal geweldig afzetten en vliegen. De kenners meenden dat Nykänen’s uitzonderlijke vliegkunst ‘m mede in zijn brede schouders zat. Hij zou zijn bovenlichaam als een soort zeiltje gebruiken. Hoe dan ook reeg Nykänen halverwege de jaren tachtig de successen aaneen. Of ‘ie nou dronken was of niet. Het was in diezelfde periode dat de Fin naast de schans steeds vaker negatief in het nieuws kwam. Vanwege alcoholmisbruik of het molesteren van zijn eerste (van in totaal vijf) echtgenotes. In 1986 werd Nykänen voor het eerst opgepakt in verband met het bietsen van sigaretten en bier uit een kiosk. Het was het begin van het einde. Een stevige drankverslaving zou zijn carrière uiteindelijk doen knakken. In een laatste poging zijn loopbaan te redden stortte Nykänen zich tijdens de WK van 1991 in Val Di Fiemme voor de laatste keer van de grote schans. De Fin werd 50ste, zijn slechtste prestatie ooit. Een wanhopige depressie en verschillende zelfmoordpogingen later, zat de levende legende eind jaren negentig ook financieel aan de grond. Getild door gewiekste zakenmannen en ex-echtgenotes verkocht hij zijn eremetaal en bekers en werd stripdanser in een nachtclub. Hij poseerde naakt voor allerlei pornoblaadjes en trad op als matige vertolker van Finse schlagers. From hero to zero. In 2004 ging de voormalige skispringer in dronken toestand de oom van Mervi Tapola, eega nummer vier, met een mes te lijf. De oom overleefde maar Nykänen werd voor twee jaar in het gevang gegooid. En toch is hij in Finland een held voor altijd. Echt waar. Al was het maar vanwege sommige van zijn bijna Cruyffiaanse uitspraken, maar dan in het Fins natuurlijk. Zoals: ‘Morgen is altijd de toekomst’. En: ‘Bestaan is de beste tijd uit een mensenleven’. Toen hem ooit werd gevraagd waar hij zoal aan denkt bovenop de schans, antwoordde Nykänen in zijn beste Engels: ‘Well, I think about pussy, but I'm up here, so I better go down quickly’. Deze week stuurde Kata vanuit Finland een verlate nieuwjaarswens. Op televisie flitsten mannen op lange latten door de lucht tijdens het traditionele vierschansentoernooi. Waar zou de als brave huisvader bekend staande Wolfgang Loitzl aan hebben gedacht, vlak voor zijn winnende jump? Aan zijn vrouw en kinderen? Aan pussy? Of misschien aan Matti Nykänen?

Thursday, January 08, 2009

Haar

Ik had laatst twee wielrenners op bezoek. Ze kwamen de vuile was afgeven. Zweethemdjes, sokken, windjacks en een paar modieuze onderbroeken van B. Borg en C. Klein. Hun Miele bleek stuk, dus zette ik de mijne aan. Op veertig graden. Daarna dronken we koffie aan de keukentafel. De wielrenners zaten er keurig opgeblonken bij na een middagje hard trainen. Met hippe schoenen van Gucci (‘Maar die van Dior Homme zijn ook heel mooi. Wat draag jij eigenlijk?’), trendy nylon donsjacks en het fris gewassen haar mooi in model. We kwamen over het scheren van lichaamshaar te spreken. Over met het scheermes langs oksels, benen, borst, buik, ballen en God weet wat nog meer. Back, sack, crack zoals de Engelsen zeggen. Geen haar schijnt óók heel trendy te zijn. De jongens legden uit: ‘Het is hygiënischer. Je voelt je schoner na het douchen’. En: ‘Armen zonder haar zien er toch gewoon mooier uit?’ Een zachtroze in plaats van een bruine poeperd blijkbaar ook. Daarom laten steeds meer mensen hun gat bleken, een trend die overwaaide uit de wereld van de porno-industrie. Nou ben ik de conservatiefste niet, maar ik kreeg ineens ontzettende heimwee naar de jaren zeventig toen schaam- en okselhaar nog welig mocht tieren en verlangde terug naar het opkrullende borsthaar van Tom Selleck en naar alle andere mannen met big hair, baard en/of snor. ‘Let it blossom, let it grow’, zong Eric Clapton in de seventies. Het was ver voor de tijd van de metroseksueel David Beckham. Je was van nature kaal en anders niet. Van roze voetbalschoenen had nog nooit iemand gehoord. In Nederland had Barry Hulshoff veel haar. Die kon er zo barbaars uit zien dat het tegenstanders in de spelerstunnel al dun door de broek liep. Kijk, en daar had je dus wat aan. Buiten de landsgrenzen liepen ook beroemde beh(b)aarden rond. Zoals de politiek-geëngageerde Paul Breitner uit Duitsland en de Braziliaan Socrates, die met hun hairdo ook een soort links-politiek statement maakten. Dat deed de Italiaan Paolo Sollier ook, toen hij voor aanvang van een duel tegen Juventus zijn gebalde rechtervuist de lucht in stak, met FIAT-baas Gianni Agnelli hoog en droog op de eretribune, in die tijd hét symbool van rechts en kapitalistisch Italië. In het Olympisch stadion van Rome herhaalde de spits van Perugia dat gebaar en provoceerde daarmee het extreemrechtse deel van de aanhang van SS Lazio. Sollier was halverwege de jaren zeventig behalve voetballer ook student rechten en politieke wetenschappen aan de Universiteit van Perugia. Hij stond bekend als communist. Ze noemden hem Mao, Ho Chi Min of de linkerhand van God. Sollier was aanvallende middenbelder van Perugia dat halverwege de jaren zeventig voor het eerst in de geschiedenis van de club promotie naar de Serie A afdwong. Vooral dankzij een hecht collectief, dankzij spelers die solidair waren aan elkaar. Dat was een mooi socialistisch principe. Het dieprode shirt van Perugia stond hem goed. Zijn lange haar, baard en dito snor trouwens ook. Hij was het type voetballer voor wie uiterlijkheden niet bestonden. Laat staan Gucci en Dolce & Gabbana. ‘Het feit dat je goed tegen een bal kunt trappen en dat je op zondagmiddag anderhalf uur lang voor Superman mag spelen, zegt mij niets. En het wil zeker niet zeggen dat je beter of meer waard bent dan een ander’, aldus Sollier die om die reden weigerde handtekening uit te delen. De rebel was een van de weinige voetballers die voor zijn mening durfde uit te komen, die het stadion gebruikte om in te voetballen en om in opstand te komen tegen de arrogantie van de macht. Hij verhief zijn stem en hoopte op een betere toekomst. Ik hoop voor 2009 op meer mannen zoals Sollier, op de terugkeer van de baard en snor, op mannen met haar op hun ballen. Proost. Op een gezond 2009.

Moord op de EIger


Ik pakte de verrekijker erbij en zocht naar drie zwarte puntjes die zich langzaam voortbewogen richting de top van de Eiger. Glaasje Rivella Light erbij en een bord met rösti voor mijn neus. Er cirkelde een arend hoog in de lucht. Of misschien was het een ander soort roofvogel, op zoek naar een hapje. Een havik of een buizerd. Kon ook. Op de parkeerplaats naast het restaurant werd de ene na de andere groep toeristen uit een bus geladen. Vooral veel Japanners die vanuit het land van de rijzende zon naar de Zwisterse Alpen waren gekomen om een foto te knippen van de drie zwaargewichten Eiger, Jungfrau en Mönch. Het was augustus. De zon scheen fel in de Grindelwaldvallei. Terwijl de rest zich hogerop begaf, genoot ik op een terras van de zon. Ik koester geen fascinatie voor bergen, alhoewel het uitzicht op de noordwand van de Eiger indrukwekkend was. Ik moest aan Clint Eastwood denken, die in de actiefilm The Eiger Sanction (1975) een huurmoordenaar speelt die een bergbeklimmer om zeep moet helpen. Geweldige beelden van een jonge Eastwood, verticaal tegen de Eiger aangeplakt, die met een verbeten grimas op het gelaat jacht maakt op zijn prooi. De Eiger is onder bergbeklimmers legendarisch gelijk Eastwood. De puntige en steile noordwand staat bekend als een van de meest gevaarlijke klims van Europa en wordt ook wel de Moordwand genoemd. Sinds 1935 lieten zestig klimmers op de Eiger het leven. Ze kukelden in het 1828 meter diepe ravijn, werden geraakt door rondvliegende rotsblokken, gleden in spleten, kwamen onder lawines terecht of vroren dood. Dat laatste overkwam de Italiaan Stefano Longhi. Zijn dood is een klassieke whodunnit. Dat zit zo: Tijdens de zomer van 1957 ondernam de jonge Italiaanse alpinist een expeditie naar de top van de Eiger. Zijn maatje Claudio Corti, de spin van Olginate genoemd, was er ook bij. Volle goede moed gingen de twee op pad. De omstandigheden waren ideaal, totdat Longhi een paar honderd meter onder de top uitgleed over een richel en de diepte inschoot. Bungelend aan zijn veiligheidskoord, hing de Italiaan daarna boven de afgrond. En wat Corti ook deed, hij kreeg zijn vriend niet naar boven gehesen. Hij besloot hulp te gaan halen, ondanks de ongeschreven regel onder alpinisten dat je in de bergen alleen de doden alleen achterlaat. ‘Schiet wel op’, schreeuwde Longhi. ‘Ciao! Houd moed’, brulde Conti terug. Dat klonk opgewekt, maar kort daarna sloeg het weer om en werd Conti uitgeschakeld door rondvliegende rotsblokken. Twee Duitse alpinisten vonden Conti uiteindelijk terug. Meer dood dan levend. Op zoek naar hulp, lieten ook zij de twee Italianen achter op de Eiger. De ene in een wapperend tentje, de ander bungelend aan een touw. Claudio Corti zou uiteindelijk als enige gered worden. Voor Longhi kwam de hulp te laat. Zijn levenloze lichaam hing twee jaar lang boven het ravijn, voordat Zwisterse hulpverleners het stoffelijk overschot uiteindelijk wisten te bergen. Van de Duiters Franz Mayer en Gunther Nothdurft ontbrak jarenlang ieder spoor. De Italiaanse overlevende, tachtig inmiddels, weigerde lange tijd over zijn dramatische avontuur te praten maar publiceerde onlangs een boek. In ‘Gevange van de Eiger’ probeert de alpinist na ruim vijftig jaar af te rekenen met alle vooroordelen die tegen hem bestaan. De Italiaan werd een persona non grata binnen de wereld van het alpinisme. Door Heinrich Harrer werd hij zelfs als moordenaar afgeschilderd. Volgens de man die in 1938 als eerste de top van de Eiger bereikte, had de klimmer zijn collega nooit alleen achter mogen laten. Dat was volgens Harrer een lafhartige daad van Corti om zichzelf in veiligheid te kunnen brengen. En wie weet had hij de twee Duitsers ook wel om zeep geholpen, om in hun tentje te kunnen schuilen, beweerde Harrer. Corti heeft de beschuldigingen altijd ontkend en alhoewel zijn gelijk gedeeltelijk werd bewezen toen de bevroren lichamen van de Duitsers uiteindelijk werden teruggevonden onder een lading sneeuw, blijven de vooroordelen bestaan. Corti is een gevange van zijn eigen verleden. Hij zal ermee moeten leren leven. Hij leeft nog. Longhi al lang niet meer.